ECLI:NL:GHSHE:2024:251

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.333.706_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in een geschil over een standplaats op een camping

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter in een geschil tussen [appellante] en Camping [X] B.V. Het hof behandelt een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter, waarin [appellante] is veroordeeld om een standplaats op de camping te ontruimen en een bedrag van € 6.688,68 te betalen aan Camping [X]. De kantonrechter had de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat [appellante] in hoger beroep aanvecht. Het hof heeft de procedure gevolgd en op 30 januari 2024 een arrest gewezen.

In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de standplaatsovereenkomst ontbonden en [appellante] veroordeeld tot ontruiming van de standplaats, met een dwangsom en betaling van kosten. [appellante] heeft in hoger beroep een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingediend, stellende dat de executie een noodtoestand zou veroorzaken en dat het vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellante] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van de kantonrechter wordt afgeweken.

Het hof heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen en heeft de incidentele vordering afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak staat op de rol voor dagbepaling van de mondelinge behandeling na aanbrengen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.333.706/01
arrest van 30 januari 2024
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen
Camping [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Camping [X] ,
advocaat: mr. L.J.P.E. Donckers-Corten te Breda,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 12 december 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 10437937 \ CV EXPL 23-1136 gewezen vonnis van 27 september 2023.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep tevens incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv;
  • de antwoordmemorie in het incident tot schorsing ex artikel 351 Rv;
  • het tussenarrest van 12 december 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast op 20 februari 2024 om 9.30 uur. Deze mondelinge behandeling is ambtshalve aangehouden.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

6.De beoordeling

In het incident
6.1.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter – samengevat en voor zover in het incident van belang – de standplaatsovereenkomst tussen partijen betreffende de standplaats [nummer] en gelegen op de Camping ’[X] ontbonden en [appellante] veroordeeld:
1. om de standplaats te ontruimen op straffe van een dwangsom; en
2. tot betaling aan Camping ’[X] een bedrag van € 6.688,68 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. in de proceskosten.
De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
6.2.
[appellante] is van het bestreden vonnis in hoger beroep gegaan en heeft in de dagvaarding in hoger beroep een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeworpen.
Camping ‘[X] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in het incident.
Op de standpunten van partijen zal het hof in het hiernavolgende ingaan.
6.3.
Bij de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging (artikel 351 Rv) heeft op grond van HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 het volgende te gelden.
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
6.4.
De kantonrechter heeft de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren gemotiveerd. De incidentele vordering zal daarom worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor onder 6.3 onder (c) weergegeven maatstaf.
6.5.
[appellante] stelt in dit incident dat executie een noodtoestand doet ontstaan en dat de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring in het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Zij voert hiertoe aan dat het vonnis feitelijk niet kan worden uitgevoerd. De stacaravan is inmiddels verkocht, maar het is voor haar niet mogelijk om deze van de standplaats te verwijderen. De stacaravan staat muurvast en kan niet worden verplaatst. Ook is het niet mogelijk om de stacaravan van de camping te transporteren. De weggetjes op de camping en toegangsweg naar de standplaats zijn niet breed genoeg om de stacaravan te vervoeren. Daarnaast kan er geen grijpkraan bij de stacaravan komen, wat noodzakelijk is om de stacaravan te verplaatsen.
6.6.
Het hof is van oordeel dat [appellante] geen, althans onvoldoende, feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die zich na de beslissing van de kantonrechter hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat thans wordt afgeweken van de gemotiveerde beslissing van de kantonrechter om het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat de stacaravan is verkocht, is door Camping ’[X] gemotiveerd betwist, terwijl [appellante] haar stelling niet heeft onderbouwd. De stelling dat de stacaravan niet kan worden getransporteerd omdat de wegen te smal zouden zijn, is eveneens niet onderbouwd door [appellante] en is door Camping ’[X] betwist. Camping ’[X] wijst verder op een mogelijkheid om de caravan via een weiland achter de camping te kunnen afvoeren of dat de caravan afgebroken wordt, indien hij niet verplaatst kan worden.
De kantonrechter heeft [appellante] veroordeeld om de standplaats te ontruimen. Het is dan aan [appellante] om te bezien op welke wijze zij dit doet, door afbraak of transport. Haar stellingen dat het voor haar niet mogelijk is om uitvoering te geven aan het vonnis, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Bovendien is tijdens de zitting bij de kantonrechter ook gesproken over het verwijderen van de caravan. Dit heeft de kantonrechter meegenomen in de afweging van de belangen.
6.7.
Uit het voorgaande volgt dat van een noodtoestand aan de kant van [appellante] onvoldoende gebleken is. Ook is niet gebleken dat het vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof geen gronden aanwezig acht om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis ex artikel 351 Rv te schorsen. Deze incidentele vordering dient dan ook te worden afgewezen.
6.8.
De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
6.9.
De zaak staat vandaag op de rol voor dagbepaling mondelinge behandeling na aanbrengen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst af de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak op de rol van vandaag staat voor dagbepaling mondelinge behandeling na aanbrengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, E.H. Schulten en B.E.L.J.C. Verbunt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 januari 2024.
griffier rolraadsheer