ECLI:NL:GHSHE:2024:2506

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
20-002429-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met verbreking van een trailer met vaartuig

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van diefstal met verbreking van een trailer met daarop een vaartuig, gepleegd op 26 juni 2021 te Bruinisse. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten de trailer met de boot heeft weggenomen door middel van het doorknippen van een staalkabel, waarmee de trailer aan de jachthaven was bevestigd. De verdachte had een dagpas aangeschaft onder een valse naam en was betrokken bij de uitvoering van de diefstal. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en bewijsmateriaal, waaronder camerabeelden, als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de diefstal met verbreking. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002429-23
Uitspraak : 31 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 23 augustus 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-280340-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsvoering en met uitzondering van de straf, en de verdachte - in zoverre opnieuw rechtdoende - zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is primair bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is (partiële) vrijspraak van de aan hem tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid ‘braak’ bepleit. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2021 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een boot en/of trailer, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juni 2021 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen een boot en trailer, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2021167080, gesloten d.d. 18 november 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 80). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2021 met bijlagen (dossierpagina’s 4-16), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Op zaterdag 26 juni 2021 in de middag heb ik mijn boottrailer, merk Ohlmeier, met daarop een Zodiac Projet 350 TC Speedboot, nog op de parkeerplaats van [locatie] , gevestigd [adres 2] zien staan. De trailer en boot waren met staalkabel bevestigd aan een houten raamwerk aldaar op de parkeerplaats. Op zondag 27 juni 2021, rond 13.00 uur kwam ik erachter dat men mijn trailer met daarop genoemde speedboot had weggenomen. Om op de parkeerplaats te komen met een auto heeft men een toegangspas nodig.
De speedboot is van het merk Zodiac, type Projet 350 TC, kleur wit, voorzien van het
Duitse registratienummer [registratienummer] ,
(p. 6) Bijlage goederen
Voertuig : Aanhanger
Kenteken : [kenteken 1]
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 juni 2021 (dossierpagina’s 19-20), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben jachthavenmeester van de [locatie] , gevestigd [adres 2]
. Vandaag, 27 juni 2021, werd ik door de heer [benadeelde] , op de hoogte gesteld dat men zijn trailer met daarop zijn rubberboot vanaf de parkeerplaats had weggenomen. De trailer had op de achterste parkeerplaats gestaan bij zeilschool Aquavitesse. De trailer was met een ketting aan het hek bevestigd. Nadat ik van de diefstal op de hoogte ben gebracht ben ik op de camerabeelden gaan kijken.
Op deze camerabeelden was te zien dat de trailer met boot werd losgeknipt en dat de trailer vervolgens werd aangekoppeld aan een Peugeot. Te zien was dat er 2 mannen bij stonden die, nadat de trailer was aangekoppeld, terugliepen terwijl de Peugeot wegreed. Dus men was minimaal met drie personen. Vervolgens is te zien dat de Peugeot met daarachter de trailer de [adres 2] verlaat. Achter deze Peugeot rijdt een grijze Volvo.
Vervolgens ben ik de camerabeelden verder gaan bekijken en zie ik dat de grijze Volvo en de Peugeot vlak voor de diefstal samen gearriveerd zijn. Vervolgens zie ik op de camerabeelden dat er uit de grijze Volvo twee mannen stappen waarbij een gekleed is in een blauw gestreept shirt. Deze man is hier op het havenmeesterskantoor geweest om tijdelijke toegangspas te kopen. Deze man heeft aangegeven Verhoeven te heten en heeft de kosten van de botenhelling contant betaald. De pas heeft hij niet meer ingeleverd.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2021 met bijlagen, bestaande uit stills van camerabeelden (dossierpagina’s 21-39), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op woensdag 30 juni 2021 heb ik de door de jachthavenmeester ter beschikking gestelde camerabeelden bekeken. Ik zag daarbij het volgende:
Op zaterdag 26 juni 2021 omstreeks 17.47 uur komen via [adres 2] 2 personenauto's aanrijden, welke langs de entree rijden, en klaarblijkelijk verderop op de [adres 2] gaan staan. Ik zie dat de voorste auto een lichtgekleurde Volvo betreft voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Als bestuurder is zichtbaar een manspersoon, blank, met geblokte bovenkleding, vermoedelijk overhemd. De auto welke achter deze Volvo rijdt betreft een Peugeot 306, voorzien van het kenteken [kenteken 3] . In deze auto zitten 2 mannen, de bestuurder heeft een gezet postuur, draagt vermoedelijk een licht geblokt overhemd. De bijrijder betreft een man met getint uiterlijk. Deze draagt donkere bovenkleding met lichtkleurige tekst.
Vervolgens is te zien dat op zaterdag 26 juni 2021 om 17.50 uur beide bovenstaande voertuigen worden geparkeerd op de achterste (openbare)parkeerplaats, tegenover de zeilschool Aquavitesse. De manspersoon, vermoedelijk de bestuurder van de Peugeot, gekleed in lichte bovenkleding en korte broek, blijft bij de auto's staan, en de man met getint uiterlijk en de vermoedelijke bestuurder van de Volvo, gaan lopend de parkeerplaats van de [locatie] op en lopen naar de verder gelegen parkeerplaats waar een aantal trailers met bootjes en auto's staan. De man met korte broek loopt even later de parkeerplaats van de jachthaven op maar sluit niet aan bij de 2 eerder genoemde mannen. De 3 mannen ontmoeten elkaar weer op de parkeerplaats en lopen met z'n drieën terug naar de geparkeerd staande auto's. Bij de auto's blijven ze een poosje staan praten en omstreeks 17.56 uur rijdt de genoemde Volvo weg van de parkeerplaats en blijft de Peugeot op de parkeerplaats staan. De man met de lichte bovenkleding blijft bij de Peugeot staan.
Hierna is te zien dat op zaterdag 26 juni 2021 omstreeks 17.57 uur de grijze Volvo, met daarin de blanke man met geblokt blauw overhemd en de getinte persoon met donkere bovenkleding, bij de ingang van de jachthaven parkeren en uit de auto stappen om vervolgens het terrein van de jachthaven op te lopen. Hierbij is duidelijk te zien dat de man met getint uiterlijk een grote tatoeage in de nek heeft met daarop een tekst.
Even hierna op zaterdag 26 juni om 18.29 uur komt de eerder genoemde Peugeot bij poort 5 aan. en Te zien is dat de bestuurder, met lichte bovenkleding, met een pas het hek opent en het terrein oprijdt. Als passagier zit dan de getinte persoon met zwarte bovenkleding naast hem. Vervolgens is te zien dat de Peugeot de parkeerplaats met daarop de boottrailers komt opgereden. Op de deze parkeerplaats komt de persoon met lichtblauw overhemd aanlopen en stopt de Peugeot voor de trailer met boot. Hierna wordt de kofferbak geopend door de persoon met blauw overhemd en de persoon met zwarte kleding is inmiddels ook uitgestapt. De bestuurder van de Peugeot stapt ook uit. Te zien is dat de persoon met zwarte bovenkleding de trailer met boot aan de Peugeot koppelt.
De man met lichtblauw overhemd loopt naar de achterkant van de parkeerplaats en de persoon met de zwarte kleding wacht tot de Peugeot met trailer wegrijdt en loopt ook naar de achterkant van de parkeerplaats. Te zien is dat de Peugeot dezelfde weg terug rijdt en dat hij omstreeks 18.32 uur het terrein via de poort verlaat.
Vervolgens is te zien dat op zaterdag 26 juni 2021, omstreeks 18.34 uur, de grijze Volvo langs de entree rijdt om vervolgens via de [adres 2] weg te rijden. Achter de grijze Volvo komt de eerder genoemde Peugeot met boottrailer aangereden. Het kenteken van de boottrailer [kenteken 1] en registratienummer [registratienummer] van de boot is goed af te lezen. Ook deze rijden via de [adres 2] weg.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2021 (dossierpagina 47), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik kreeg telefonisch contact met collega [verbalisant 4] , werkzaam bij de Teamrecherche Oosterscheldebekken. Collega [verbalisant 4] deelde mij mede dat men bezig met een onderzoek naar een gestolen boot. In dit onderzoek waren camerabeelden van personen die bij deze diefstal mogelijk waren betrokken.
Ik heb deze camerabeelden (
het hof begrijpt: de camerabeelden die worden beschreven in bewijsmiddel 3) bekeken en zag dat ik een van deze personen herkende als zijnde de mij ambtshalve bekende [verdachte] , wonende te [adres 1] .
Ik heb dit ook direct aan collega [verbalisant 4] medegedeeld, dit betrof het beeld van de persoon in een blauw wit geruite blouse en hij droeg een zonnebril met gekleurd glas.
Ik ben als wijkagent werkzaam in de wijk Groenewoud. De [adres 1] valt in deze wijk. Ik heb al diverse malen met [verdachte] te maken gehad in het verleden.
Ik herken [verdachte] aan zijn postuur en dikke neus, verder heeft [verdachte] op zowel zijn rechter als linkerarm tatoeages staan.
5.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 oktober 2022 (dossierpagina’s 58-63), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(
pagina 60)
V: Jij bent zaterdagmiddag 26 juni 2021, gezien op de [locatie] .
A: Daar kom ik al 28 jaar.
V: Met wie was je daar die dag?
A: Ik ben er (
het hof begrijpt in de [locatie] op 26 juni 2021) geweest met twee andere jongens genaamd [getuige 2] die andere ken ik niet, dat was een oudere man, die was er ook bij.
Ze waren met een oudere goudkleurige Peugeot.
V: Op de beelden zie je goed dat er een Peugeot en een Volvo aan komen rijden. Welke auto reed jij?
A: Ik reed in de Volvo. Ik zat alleen
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van de raadsheer-commissaris in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 29 mei 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
U houdt mij voor dat het vandaag gaat om een incident dat heeft plaatsgevonden op 26 juni
2021 in Bruinisse. U vraagt mij of ik nog weet wie dat waren. De ene heette [verdachte] . De andere meneer kende ik niet bij naam. Het was een Poolse meneer. De heer [verdachte] zat achter in mijn auto in de kofferbak. Die heeft daar iets uitgepakt. Hij heeft de boot opengemaakt. De heer [verdachte] heeft ook een in- en uitrij kaart gekocht. Een dagkaart. U vraagt mij waarom ik dat zeg. De heer [verdachte] had mij uitgelegd dat hij een dagkaart ging halen om in en uit te rijden. Dat moet je doen bij dat kantoortje. De terugweg, toen we terug gingen het dorp uit, toen heeft [verdachte] die boot met trailer gekoppeld aan de auto van [verdachte] . Ik heb meegeholpen om de trailer aan te koppelen, met beide heren. Ik stond aan de voorkant van de boot en daar tilde ik de trailer van de boot mee op, om hem aan te koppelen aan de auto.
7.
De verklaring van de verdachte, afgelegd terechtzitting van dit hof op 17 juli 2024, voor zover inhoudende:
Op 26 juni 2021 ben ik in de [locatie] aanwezig geweest. Ik ben met [getuige 2]
(het hof begrijpt: [getuige 2]) en een Pool met mijn Volvo meegereden naar Bruinisse. Het kan zo zijn dat ik iets uit de kofferbak van de Peugeot van [getuige 2] heb gehaald in de jachthaven. Het kan goed zijn dat ik de man ben die op de beelden te zien is als man met een lange broek. Het kan goed zijn dat ik een van de drie personen ben die op de beelden te zien is. Ik heb gezien dat de boot achter aan de Peugeot werd gekoppeld.
8.
De eigen waarneming van dit hof, gedaan ter terechtzitting van 17 juli 2024 van de bewegende beelden van de trailerparkeerplaats van [locatie] , met de bestandsnaam ‘Boot aankoppelen en vertrekken’ (Video File 287.254 kB) en linksboven in beeld de datum 26 juni 2021 en het tijdstip dat begint vanaf 18:30:06 uur, inhoudende:
Er komt achter in beeld een auto aanrijden, dat blijkt dé Peugeot te zijn. Er komt een persoon vanuit de verte in de richting van de Peugeot aanlopen.Dit is een man met een lange broek. Er stapt een persoon uit de bijrijderskant van de Peugeot. Deze persoon dirigeert de Peugeot met de achterzijde naar achteren, naar de trailers met boten die links staan.. De persoon die kwam aanlopen opent de kofferbak van de Peugeot en pakt daar met twee handen iets uit. Deze persoon loopt vervolgens richting de achterkant van de trailers, naar het hekwerk toe, en deze persoon komt enige tijd later weer teruglopen naar de kofferbak van de Peugeoten legt iets in de kofferbak en sluit de kofferbak. Ondertussen zijn er bewegingen ter hoogte van de trekhaak, waarbij een persoon in gebukte houding bezig is aan de achterzijde van de Peugeot. De man met de lange broek die kwam aanlopen, loopt weer weg van de Peugeot uit de richting van waar hij kwam. De persoon die aan de bijrijderszijde van de Peugeot uitstapte, opent het bijrijdersportier, maar sluit dit ook weer zonder in te stappen en deze persoon loopt achter de man met de lange broek aan. De Peugeot met daaraan gekoppeld een trailer met daarop -naar achteraf blijkt- de weggnomen boot rijdt dan weg van de trailer en rijdt achter een andere auto aan door de openstaande poort het terrein af. De Peugeotheeft het terrein aldus verlaten zonder pas aan te bieden.
9.
De eigen waarneming van dit hof van dit hof van de bovenste foto, genaamd ‘Foto tijdens diefstal boot, herkenning [verdachte] , [geboortedag] 1963)’ (dossierpagina 43), inhoudende:
Op deze foto is een door de politie als de verdachte [verdachte] herkende blanke man waarneembaar, die de volgende bovenkleding draagt: een lichtblauw met donkerblauw geblokt dan wel verticaal gestreept overhemd met korte mouwen, ook wel shirt genoemd, en de volgende onderkleding: een donkere (zwarte of donkerblauwe) lange broek.
Bewijsoverwegingen
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft primair aangevoerd dat de verdachte zich op het standpunt stelt dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met braak/verbreking. De door de verdachte afgelegde verklaring is ook niet strijdig met het dossier. De raadsman heeft te kennen gegeven dat hij de verdachte weliswaar niet heeft herkend op de ter terechtzitting getoonde beelden van de parkeerplaats van de [locatie] , maar dat hij ervan uitgaat dat het de verdachte is die op die beelden waar te nemen is (naar het hof begrijpt: de man met de lange broek). De verdachte heeft zich daarbij evenwel niet schuldig gemaakt aan de hem verweten diefstal. Met betrekking tot de verklaring van getuige [getuige 1] is aangevoerd dat [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris wat ‘minder stellig’ was dan bij de politie en dat de herkenning van verdachte door [getuige 1] ‘gespecificeerd noch gedetailleerd’ was. Camerabeelden van het afgiftemoment van de dagpas ontbreken. De verklaring van [getuige 2] ten overstaan van de raadsheer-commissaris ‘strookt niet’ met zijn verklaring bij de politie. Het lijkt er volgens de raadsman op dat de inmiddels afgestrafte [getuige 2] nu de schuld in verdachtes schoenen wil schuiven. De raadsman stelt dat er twijfel bestaat over enige betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en heeft aan dit alles de conclusie verbonden dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Door de raadsman is subsidiair bepleit dat vrijspraak moet volgen van de tenlastegelegde braak, nu daarvan uit het dossier noch uit de beelden -behoudens een in de aangifte vermeld vermoeden- voldoende blijkt.
Oordeel hof
Uit het verweer van de raadsman dat betrekking heeft op [getuige 1] en [getuige 2] ontwaart het hof dat dit verweer kennelijk is gevoerd met de bedoeling om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de genoemde getuigen te bestrijden. Hoewel het verweer van de raadsman niet aan de daartoe te stellen vereisten voldoet, overweegt het hof dat het geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 1] noch aan die van [getuige 2] en van de juistheid van die verklaringen uitgaat. De verklaringen vinden daarnaast steun in de overige bewijsmiddelen.
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat de verdachte op 26 juni 2021 samen met de medeverdachten [getuige 2] en een niet nader bekend geworden (Poolse) man naar de jachthaven, in concreto naar een parkeerplaats van die jachthaven, in Bruinisse is gegaan. De verdachte reed in een Volvo en hij droeg een lange broek en (licht)blauwe geblokte/gestreepte bovenkleding met korte mouwen. [getuige 2] bevond zich als bijrijder in een Peugeot en [getuige 2] droeg geheel zwarte boven- en onderkleding. De derde (Poolse) man was de bestuurder van de Peugeot en deze man droeg als enige een korte broek. Op de beelden valt waar te nemen dat op enig moment de Peugeot - met daarin [getuige 2] als bijrijder en de derde (Poolse) man als bestuurder– bij de trailer met boot komt aanrijden, te voet gevolgd door een, man die gekleed was in een lange broek en een lichtblauw overhemd.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij als jachtmeester van dienst in Bruinisse op 26 juni 2021 een dagpas voor de jachthaven heeft verkocht aan een man die zich voordeed als Verhoeven, uit de Volvo stapte en gekleed was in een blauw gestreept shirt.
De man, die aan kwam lopen bij de Peugeot toen deze zich positioneerde voor de trailer met boot, en de man die wordt omschreven door [getuige 1] die bij hem een dagpas kocht, betreft naar het oordeel van het hof steeds dezelfde man. Deze man is door meerdere verbalisanten, waaronder [verbalisant 3] - die de camerabeelden heeft beschreven -, herkend als de verdachte. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat het goed kan zijn dat hij de man is die te zien is op de beelden.
Aangever heeft verklaard dat zijn trailer met daarop zijn boot met een staalkabel bevestigd was aan een houten raamwerk op de jachthavenplaats te Bruinisse. Het hof heeft op de beelden waargenomen dat het de verdachte was die met twee handen een voorwerp uit de kofferbakbak van de Peugeot haalde en daarmee naar de achterkant van de trailer loopt richting het aanwezige hekwerk alwaar de staalkabel zich zou moeten hebben bevonden, waarna hij even later terugkomt, een voorwerp in de auto legt en de trailer met boot gekoppeld wordt aan de Peugeot, die vervolgens ermee wegrijdt. Alleen de verdachte en geen van de overige twee aanwezige mannen is naar de achterzijde van de trailer gelopen, alvorens de trailer aan de Peugeot werd gekoppeld. Ook de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een voorwerp uit de kofferbak van [getuige 2] – die in een Peugeot reed – heeft gehaald.
Uit al het vorenstaande leidt het hof af dat de trailer met daarop de boot met een staalkabel was bevestigd en op die wijze was beveiligd en dat het de verdachte is geweest die de staalkabel met een voorwerp -afkomstig uit de kofferbak van de Peugeot- heeft doorgeknipt, hetgeen dient te leiden tot de bewezenverklaring van diefstal met verbreking. Het verweer van de raadsman vindt zijn weerlegging in het vorenstaande.
Anders dan de politierechter overweegt het hof dat er van ‘braak’ geen sprake is, doch van ‘verbreking’, nu er met het doorknippen van de staalkabel teneinde de boot met trailer weg te nemen sprake is van een ‘verbrekende’ handeling.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij medeplegen is van belang dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3356,
NJ2010/193). Met betrekking tot het medeplegen dient uit de bewijsvoering te volgen dat er zodanig bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte onder een valse naam een dagpas heeft aangeschaft voor de [locatie] . Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 juni 2021 samen met twee anderen arriveert op de [locatie] . De verdachte reed in een Volvo en de anderen in een Peugeot. Vastgesteld is dat de verdachte ter plaatse komt gelopen als de Peugeot in de richting van de trailer met boot wordt gedirigeerd, de verdachte vervolgens de kofferbak opent en met een voorwerp uit die kofferbak van de Peugeot de stalen kabel waarmee de boot vast zat, heeft verbroken. Uit het vervolg leidt het hof af dat de verdachte daarna het voorwerp dat hij uit de kofferbak had gepakt en waarmee hij de stalen kabel heeft verbroken weer teruglegt in de kofferbak en door de mannen de trailer met boot aan de Peugeot wordt gekoppeld. Daarop rijdt Peugeot met de weggenomen trailer met boot weg van het jachthaventerrein.
Gelet op het voorgaande hebben de drie verdachten nauw en bewust samengewerkt bij het plegen van de diefstal met verbreking. Ze hebben alle drie een bijdrage van voldoende gewicht geleverd, welke bijdrage de bewezenverklaring van medeplegen rechtvaardigt. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van diefstal met verbreking, gepleegd in vereniging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van een trailer met daarop een vaartuig. Teneinde deze diefstal te verwezenlijken is de staalkabel waarmee de trailer met boot bevestigd zat doorgeknipt door de verdachte. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, waarmee te kennen wordt gegeven dat er niets wordt aangetrokken van het eigendomsrecht. Daarnaast kosten diefstallen slachtoffers ervan niet alleen geld - door de schade - maar ook tijd. Zo gaat tijd gemoeid met het doen van aangifte en wellicht zelfs met het treffen van schadebeperkende maatregelen, terwijl het nog maar de vraag is of het gestolen goed nog wordt teruggevonden en zo ja, in welke staat. En ook het vergoed krijgen van eventuele schade zal ongewis zijn en vergt doorgaans de nodige tijd, nog daargelaten of na ommekomst van al die tijd een vergoeding zal volgen. Het hof acht het te meer kwalijk dat de verdachte de diefstal op brutale wijze heeft gepleegd, door overdag in de haven van Bruinisse een vaartuig te stelen.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte d.d. 10 juni 2024, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit, welke veroordeling hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk feit. Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt eveneens dat het in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht neergelegde taakstrafverbod van toepassing is.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd is, noch met de door de politierechter opgelegde straf, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, onvoldoende tot uitdrukking komt. Daarnaast weegt het hof de eerdere onherroepelijke veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit in strafverzwarende zin mee.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij een diefstal van een voertuig (in geparkeerde toestand door braak/verbreking) in het geval van recidive uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Het hof ziet geen aanleiding in onderhavige zaak daarvan af te wijken.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter, zonder nadere concrete motivering, overwogen dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden. Anders dan de politierechter overweegt het hof dat de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg niet is geschonden. De verdachte is op 31 oktober 2022 aangehouden en verhoord als verdachte, welke handeling heeft te gelden als startpunt van de redelijke termijn van berechting. Op 23 augustus 2023 wees de politierechter vonnis en is de zaak in eerste aanleg afgedaan binnen de daartoe toepasselijke termijn van 2 jaren.
Op 31 augustus 2023 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof wijst heden, 31 juli 2024, arrest zodat ook deze fase van berechting binnen de daartoe toepasselijke termijn van 2 jaren is gebleven en de redelijke termijn in geen stadium van het geding is geschonden.
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 31 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.