ECLI:NL:GHSHE:2024:2500

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
20-002320-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van valse sleutels door meerdere verenigde personen met schadevergoedingsmaatregelen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1996, was betrokken bij een serie diefstallen en oplichtingen waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd. De verdachte had in totaal 26 zaken gepleegd waarbij hij bankpassen van kwetsbare ouderen had afhandig gemaakt door zich voor te doen als bankmedewerker. De slachtoffers werden telefonisch benaderd en onder druk gezet om hun pincodes en bankpassen af te geven. Het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte in deze zaken vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en de herkenning door verbalisanten. De rechtbank had eerder schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan verschillende benadeelde partijen, waarvan de vorderingen in hoger beroep zijn beoordeeld. Het hof heeft de straf van 52 maanden gevangenisstraf bevestigd en de schadevergoedingsmaatregelen herzien, waarbij de verdachte verplicht werd om een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002320-23

Uitspraak : 29 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 augustus 2023, in de strafzaak met parketnummer
02-292583-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
thans verblijvende in [detentieadres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • ‘medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd’(
  • ‘medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’ (
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 52 maanden met aftrek van voorarrest.
De vordering van de [benadeelde partij 1] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 82.147,63, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2023 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overige is de vordering afgewezen.
De vordering van de [benadeelde partij 2] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De [benadeelde partij 3] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De [benadeelde partij 4] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering van de [benadeelde partij 5] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.820,- (bestaande uit materiële schade van € 1.320,- en immateriële schade van € 500,-), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van [benadeelde partij 6] is afgewezen.
De vordering van de [benadeelde partij 7] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 8.076,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De vordering van de [benadeelde partij 8] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de [benadeelde partij 9] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.950,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De vordering van de [benadeelde partij 10] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De vordering van de [benadeelde partij 11] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 5.157,18,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De [benadeelde partij 12] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Daarbij heeft de rechtbank tevens met betrekking tot iedere vordering van een benadeelde partij een beslissing over de (ten behoeve van de tenuitvoerlegging gemaakte en nog te maken) kosten genomen.
Tot slot zijn de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft de benadeelde partij Hoekstra in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft niet kenbaar gemaakt de vordering in hoger beroep te willen handhaven. Derhalve is deze vordering thans niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde. Daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met dien verstande dat de bewijsmiddelen en de bewijsoverweging worden aangevuld, met verbetering van de kwalificatie van feit 2 en met uitzondering van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel inzake de [benadeelde partij 1] en de beslissing op het beslag.
Aanvulling bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid zal het hof de bewijsmiddelen in zijn geheel weergeven in de bijlage.
Aanvulling bewijsoverweging
Ten behoeve van de leesbaarheid zal het hof de bewijsoverweging hieronder in zijn geheel weergeven.
De rechtbank heeft in het vonnis onder 4.3.2 ‘De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs’ de volgende redengevende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen opgenomen (pagina’s 2 – 69). Het hof neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Het hof geeft daarom hierna dat oordeel van de rechtbank integraal cursief weer en waar het hof op onderdelen komt tot een aanvulling, wijziging of verbetering, zal het hof dit in niet gecursiveerde tekst aangeven dan wel de door het hof verwijderde tekst zichtbaar doorhalen.
Modus operandi
In de tweede helft van 2022 werd bij de politiedoor het hele land
meerdere malen aangifte gedaan van soortgelijkezaken van
oplichting en diefstal gepleegd in de periode van 4 augustus 2022 tot en met 9 november 2022. Uit de verschillende aangiftes kwam naar voren dat de dader(
s)
een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen of aankopen te doen. De aangevers van deze feiten waren steeds (kwetsbare) ouderen, variërend in de leeftijd van 71 tot en met 87 jaar.ZijDe slachtoffers
werden allen gebeldop de vaste lijn
door iemand die zich voordeed als medewerk(st)
er van de [benadeelde partij 1] met een verhaal over een verdachte transactie (naar het buitenland) of een ander probleem met de bankrekeninginhoudende dat er op dat moment anderen bezig waren met het hacken van
zoals datde bankrekeninggehackt zou zijn of dat erof het plegen van
fraude met de rekeningwas gepleegddan wel dat dit kort voor het telefoontje was gebeurd
. De aangevers moestenveelal
hun pincodeafgevendoorgeven aan de medewerk(st)er aan de telefoon
en hun bankpas in een envelop stoppen waarna deze door een koerier bij de aangevers thuis werd opgehaald. Omhet
vertrouwenvan de slachtoffers
te wekken werder
door de bankmedewerk(st)
er in het telefoongesprek een code genoemd die de koerier moest doorgevenom te verifiëren dat de persoon aan de deur ook echt de door de beller gestuurde medewerker van de [benadeelde partij 1] was. In één enkel geval heeft aangever ook de Readomreader van de [benadeelde partij 1] moeten afgeven aan de koerier
. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen werden vervolgens aankopen gedaan en geldopnames verricht.
Het samenwerkingsverband bestond bij de tenlastegelegde feiten uit ten minste driepersonen: een beller, een koerier en een pinner. De rol van de beller was de slachtoffers zodanig bang maken dat zij ertoe overgingen hun pincode te verstrekken en bereid waren hun bankpas af te geven aan de koerier.Bij twijfel aan de zijde van aangever vertelde de beller dat de aangevers niet verzekerd waren voor enige schade als ze niet de juiste gegevens zouden doorgeven en hun pas zouden laten ophalen. De koerier kwam bij de aangevers aan de deur terwijl de aangevers op dat moment nog aan de telefoon waren met de medewerk(st)er van de [benadeelde partij 1] . Doordat de aangevers een dergelijke lange tijd aan de telefoon waren met de medewerk(st)er van de bank, werd voorkomen dat de aangevers enig argwaan kregen en zelf gingen bellen met de bank alvorens gepind was met de verkregen bankpas.
De pinner was vervolgens degene diemet de afhandig gemaakte bankpas,
verschillende pintransacties, afwisselend kleine en grote bedragen,met de bankpasverrichtte.Daarbij is het opvallend dat de pinner vaak voorafgaande aan het verkrijgen van grote bedragen door het gebruik van de pinpas eerst met de pinpas voor een klein bedrag pint in een supermarkt of andere winkel in de buurt. Wanneer dit lukte werden er grotere pintransacties gedaan.
Betrokkenheid verdachte
De v
erdachte heeft ter zittingin eerste aanleg en in hoger beroep
erkend in elf zaken betrokken te zijn geweest als de pinner. Hij heeft hierover verklaard dat hij via een groepsapp de opdracht kreeg om naar een bepaalde locatie te gaan. Op deze locatie werd aan verdachte de bankpas overhandigd, zodat hij met de bankpas kon gaan pinnen.Via de telefoon kreeg de verdachte instructies over het pinnen en soms verkreeg hij op deze wijze ook de pincode van de overhandigde pinpassen.
Op grond van de op dit punt bekennende verklaring vande
verdachte en de aangiftes van [benadeelde partij 2] , [aangever 1] , [aangever 2] , [benadeelde partij 3] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] (namens [betrokkene 1] ) en [aangever 9] (namens [betrokkene 2] ), achthet hof met
de rechtbank wettig en overtuigend bewezen datde
verdachte in die elf zaken de persoon is geweest die met de bankpassen van aangevers de bedragen zoalsten laste gelegdbewezenverklaard
heeft gepind.
In de andere vijftien zaken heeft verdachte ontkend op enigerlei wijze betrokken te zijn geweest.Het hof overweegt evenals de
rechtbankoverweegtover deze vijftien zaken als volgt.
Betrouwbaarheid van de herkenning door [verbalisant 1]
Gelet op het door de verdediging gevoerde verweer dienthet hof met
de rechtbank allereerst te beoordelen of de herkenning van verdachte door [verbalisant 1] op de camerabeelden van diverse pintransacties voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken. [verbalisant 1] herkent verdachte namelijk in alle zaken als pinner. Bij de beoordeling van de betrokkenheid van verdachte bij de aan hem tenlastegelegde feiten is zijn proces-verbaal van herkenning dus van cruciaal belang.
Het hof overweegt met
de rechtbankoverweegtdat bij de beoordeling van herkenningen steeds voorop staat dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet (volledig) rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden. Bij een herkenning spelen verschillende elementen een rol, waarbij steeds sprake is van een 'holistisch' proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Het is niet altijd mogelijk of noodzakelijk de precieze kenmerken te omschrijven waaraan men een bekende herkent. Dat maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de beelden te wensen overlaat of dat de verdachte daarop maar zeer ten dele te zien valt, niet behoeft te betekenen dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is. Tot slot kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere, meer objectieve, bewijsmiddelen aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
Net als d
e rechtbank heefthet hof
geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van verdachte door [verbalisant 1] . Uit zijn proces-verbaal blijkt dat hij de bewegende camerabeelden heeft bekeken.De bewegende beelden zijn, naar de rechtbank heeft vastgesteld, van goede kwaliteit.De rechtbank heeft vastgesteld dat de beelden van goede kwaliteit zijn. Het hof is daarnaast van oordeel dat de in het dossier bevindende stills van de bewegende beelden van zodanige kwaliteit zijn dat h
ieropzijnspecifieke, onderscheidende persoonskenmerkenzijn
waar te nemen. De herkenning van [verbalisant 1] is ook niet alleen gebaseerd op algemene kenmerken. In tegendeel, hij relateert duidelijk welke specifieke en onderscheidende kenmerken maken dat de man die op de camerabeelden te zien is, verdachte is, zoals de vorm van zijn neus, mond, voorhoofd, de littekens op de rechterwang en op de rechterzijde van het hoofd, zijn haar, beginnende snor en sik. Daar komt bij dat de verbalisant verhoren van verdachte heeft afgenomen waardoor hij beter in staat is geweest om verdachte op de beelden te herkennen.Het hof acht met d
e rechtbankachtde herkenningen van [verbalisant 1]dan ookbetrouwbaar, zodat zij het verweer vande verdediging
de raadsvrouwverwerpt.Daar komt bij dat in enkele zaken ook andere verbalisanten de verdachte hebben herkend als de persoon die op de beelden staat. Daarnaast zijn ook de zonnebril, die de verdachte heeft gekocht met het geld van een van de aangevers en welke hij droeg bij zijn aanhouding, herkend op de beelden van de pinner alsmede dat er diverse onder de verdachte inbeslaggenomen kledingstukken worden herkend op de camerabeelden.
Inbeslaggenomen telefoons
Bij de aanhouding vande
verdachte op 9 november 2022 is onder hem de telefoon met [imei-nummer 1]in beslag genomen. Op 17 januari 2023 is in de woning waarverdachte met zijn vriendin en kind en andere familieleden woondeonder in een wasmand in een tasje waarin ook de autosleutel van de auto waar verdachte in reed
een telefoon(iPhone)
met [imei-nummer 2] in beslag genomen.Tevens is op zolder van de woning een doosje van de Apple IPhone 11 Pro aangetroffen. Op de onderkant van het doosje stond als Imei-nummer vermeld [imei-nummer 2] .
Uit de processen-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] valt af te leiden dat de genoemde telefoons vaakgezamenlijk dan wel alleen
aanstralen op de locaties en rond de tijdstippen van de pintransacties. Door de verdediging is aangevoerd dat deze telefoons niet vande
verdachte zijn en/ofdat de
verdachte niet de enige was die gebruik maakte van de telefoons.
Het hof stelt met d
e rechtbanksteltvast dat uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 4 januari 2023 blijkt dat verdachte de telefoon met [imei-nummer 1] bij zich had en gebruikte toen hij bij de [winkel 1] werd aangehouden op 9 november 2022. Volgens het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 9 november 2022 heeft verdachte die dag zijn telefoon – wat gelet op de bij het dossier gevoegde foto en het feit dat die dag maar één telefoon onder verdachte in beslag is genomen, de telefoon met [imei-nummer 1] is geweest – voor haar ontgrendeld om zijn bellijst te tonen. Verdachte heeft daar gesproken over `mijn telefoon en heeft gezegd "In mijn foto's staan wel privé dingen. Het kan wel als ik meekijk zodat ik zeker weet dat je niet verder in mijn mobiel gaat kijken."Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de berichten die op 9 november 2022 zijn verstuurd met de telefoon met [imei-nummer 1] heeft verzonden. Na zijn aanhouding heeft de verdachte namelijk bericht dat hij ‘gehelmd’ oftewel gepakt was. Gelet op het vorenstaande gaat het hof er van uit dat de telefoon met [imei-nummer 1] ook voor 9 november 2022 in gebruik was bij de verdachte.
Ten aanzien van de andere telefoon met [imei-nummer 2] gaat het hof er met d
e rechtbankgaat er ookvan uit dat deze
telefoonmet [imei-nummer 2]door verdachte werd gebruikt. Deze telefoon is immers in de woning van onder meer verdachte aangetroffen onder in de wasmand in een tasje waarin ook de autosleutel van de auto zat waar verdachte in reed. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 9 november 2022 gezegd dat zijn [telefoonnummer] is. Dat nummer bevond zich van 17 augustus 2022 tot en met 9 november 2022 in de telefoon met [imei-nummer 2] . Die telefoon is vermoedelijk na 9 november 2022 niet meer gebruikt, gelet op het feit dat de telecomprovider slechts historische verkeersgegevens heeft verstrekt tot en met 9 november 2022.Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat de telefoon weliswaar van zijn broer was, maar dat hij gebruik maakte van de telefoon die in de wasmand was aangetroffen.
Overigens bevond het door verdachte genoemde [telefoonnummer] zich vroeger in de telefoon met [imei-nummer 1] , die hiervoor al is genoemd.
Gelet op het voorgaande achtde rechtbankhet hof
de latere verklaring van verdachte dat de genoemdetelefoon
smet [imei-nummer 1]
niet van hemzijnis (het hof begrijpt: niet bij hem in gebruik) of ook door anderen werden gebruikt niet geloofwaardig. Verdachte heeft deze verklaring bovendien op geen enkele wijze onderbouwd en ook het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten.Het hof gaat er met d
e rechtbankgaat er dan ookvan uit dat beide telefoons van verdachte zijn en dat alleen verdachte deze telefoons gebruikte.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande en op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen achthet hof met
de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte niet alleen in de elf door hem erkende zaken, maar ook in de andere vijftien zaken de persoon is geweest die met de bankpassen van aangevers heeft gepind. Ook in die zaken wordt verdachte namelijk door [verbalisant 1] op de beelden van de pintransacties herkend. Bovendien straalt in dertien zaken in ieder geval één en in sommige gevallen beide telefoons van verdachte aan op een zendmast in de plaats en omstreeks het tijdstip dat de pintransacties hebben plaatsgevonden.In een aantal van de zaken wordt zelfs met het Applepay account van de verdachte gepind op locaties dicht in de buurt van de pintransacties.
Dit was ook steeds het geval in de zaken die door verdachte zijn erkend. Daarbij komt dat de werkwijze bij deze vijftien zaken overeenkomt met de werkwijze bij de elf door verdachte erkende zaken.
Voor zover er op één dag meerdere pintransacties met de bankpassen zijn verricht, waarbijniet van alle pintransacties beelden zijn, overweegthet hof met
de rechtbank als volgt. Gelet op het feit datverdachtekort voor en/of kort na de pintransacties waarvan geen beelden zijneen of beide telefoons aanstralen in de nabijheid van de pintransacties danwel dat in de buurt van de betreffende pintransacties betaald is met de Applepay van de verdachte, de verdachte
degene is geweest die met de bankpassen heeft gepind.Dit te meer nu
er in al de 26 zaken sprake is van dezelfde werkwijze — namelijk het afwisselend pinnen van grote en kleine bedragenhetgeen ook is terug te vinden in de chatberichten van 19 oktober 2022 en 9 november 2022
— en uit het dossier niet is gebleken dat iemand anders op enig moment met de bankpassen van aangevers heeft gepind,is het aannemelijk dat verdachte ook die pintransacties heeft verricht of in elk geval iemand die (ook) bij de feiten betrokken was.
Voor wat betreft de zaak van [aangever 10] , waar in het geheel geen beelden van depintransacties zijn, ziethet hof met
de rechtbank voldoende bewijs in de aangifte, de beelden van de koerier, de herkenning van verdachte door [verbalisant 1] als zijnde de koerier en het feit dat een van de telefoons van verdachte een zendmast in Drunen aanstraalt om 16:16 uur terwijl de pas omstreeks 16:15 uur bij aangever in Drunen is opgehaald en er om 16:26 uur geld is opgenomen bij een geldautomaat in Drunen. De andere telefoon van verdachte straalt om 16.38 uur ook een zendmast in Drunen aan en om 17.02 en 17.09 uur een zendmast in Waalwijk, waar om 16.56 en 17.04 uur geld is opgenomen bij een geldautomaat. Ook in deze zaak is sprake van exact zelfde modus operandi, zodathet hof met
de rechtbank ervan uitgaat datofverdachteof iemand met wie hij nauw en bewust samenwerkte,heeft gepind met de bankpas van aangever, zodat ook deze pintransacties aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Met de rechtbank merkthet hofdaarbij ten overvloede op dat niet hoeft komen vast te staan dat verdachte alle transacties heeft verricht aangezien aan hem medeplegen ten laste is gelegd.
Voor wat betreft de pintransacties bij [winkel 2] in de zaak van [aangever 11]overweegthet hof met
de rechtbank als volgt. Er is in deze zaak op 4 oktober 2022 om 14:00 uur gepind bij een geldautomaat in Asperen, terwijl om 14:16 uur de eerstepintransactie is verricht bij [winkel 2] . Het is feitelijk onmogelijk om inzestien minuten van Asperen naar Amsterdam te rijden aangezien dit volgens Google Maps53 minuten rijden is. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat voor de betalingen gebruik is
gemaakt van een SumUp, een mobiel betaalhulpmiddel waarvoor per definitie geldt dat dezeniet aan een locatie is gekoppeld maar aan een bankrekening van de ontvanger van debetaling. De SumUp kan daarom overal zijn gebruikt.
Tijdens de doorzoeking van de woning op de [adres] op dinsdag 17 januari 2023 ziet de verbalisant dat er voor de woning een witte Mercedes-Benz kenteken [kenteken] staat. In het rechterportier van de auto wordt een SumUp apparaat aangetroffen.
Ook deze pintransacties worden dus aan verdachte toegerekend.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in alle 26zaken de persoon is geweest die met de bankpassen van aangevers de bedragen zoals tenlaste gelegd heeft gepind.
Juridische kwalificatie
Het hof is met d
e rechtbank is van oordeel dat verdachte zich met deze gedragingen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstaldoor een of meer verenigde personen
door middel van een valse sleutel. Deze wijze van oplichting en diefstal, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als bankmedewerkers om zodoende de beschikking te krijgen over bankpassen en pincodes en daarmee te pinnen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Verdachte heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en had daarin zijn eigen taak,namelijkbestaande uit het in ieder geval
pinnen van de geldbedragen, hetgeen ook cruciaal was voor het voltooien van de oplichting. Onder andere de korte tijd tussen het ophalen van de bankpassen van aangevers en het pinnen van de geldbedragen wijst erop dat verdachte in nauw contact stond met de mededaders en nauw met hen samenwerkte.Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de verdachte in ieder geval in de zaak van [aangever 10] de ophaler van de bankpas is geweest hetgeen een cruciale rol is in het voltooien van de oplichting en de diefstal in vereniging. Het hof kan niet uitsluiten dat de verdachte in de andere zaken ook niet de koerier is geweest, nu het door de aangevers gegeven signalement van de koerier veelal algemeen van aard is en de verdachte in het merendeel van deze signalementen past. Daar komt bij dat er berichten zijn aangetroffen op de telefoon die de verdachte bij zich had ten tijde van de aanhouding inhoudende “dat ze ook nog de pas van de andere man kunnen halen” (dossierpagina 790, 9-11-2022 12:18:18)
Er was dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Voor wat betreft het verweer dat verdachte geen opzet heeft gehad op de diefstal en de oplichting omdat hij meende te pinnenvoor een vriend van een vriendmet passen van katvangers
, overweegtde rechtbankhet hof
tot slot als volgt. Verdachte heeft niet één keer met een bankpas die niet van hem was pintransacties verricht, maar met 28 verschillende bankpassen, op locaties door heel Nederland, vaak meerdere keren per week. De bankpassen stonden op naam van personen die onbekenden van verdachte waren. Met de bankpassen heeft verdachte veelvuldig kleine en grote bedragen gepind en ook dure spullen gekocht, waaronder voor duizenden euro's aan zonnebrillen op hetzelfde moment.Voorts is hiervoor overwogen dat de verdachte in ieder geval in de zaak [aangever 10] de pas bij aangeefster heeft opgehaald en hij op dat moment dus wist wie de eigenaar was van de pas, waardoor het verhaal van de verdachte geen begin van aannemelijkheid heeft. Daarnaast is het de verdachte die ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij wist dat er wat achter zat en heeft hij zelf de term “katvangers” gebruikt. De term “katvanger” is bij uitstek de aanduiding van een persoon die wordt ingezet bij het voorkomen van ontdekking van criminele activiteiten
.Uit d
eze omstandigheden leidthet hof met
de rechtbank opzet af. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Eindconclusie
Het hof acht met d
e rechtbankachtbeide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
In het overige dat door de verdediging naar voren is gebracht valt geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt te ontwaren, zodat dit geen bespreking behoeft.
Verbetering kwalificatie ten aanzien van feit 2
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
De strafoplegging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verzocht om ten aanzien van de op te leggen straf aansluiting te zoeken bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor fraudezaken. Het hof overweegt daaromtrent dat uit de toelichting van de oriëntatiepunten fraude blijkt dat het gaat om fraude in algemene zin en dat dit niet van toepassing is voor het in casu bewezenverklaarde artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf passend en geboden is en neemt de motivering van de rechtbank daarvoor over.
Hetgeen ter terechtzitting is gebleken met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hetgeen daarover door de verdediging en de verdachte nog naar voren is gebracht maakt dat niet anders.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde partij 1]
Door de verdediging is bepleit om ten aanzien van de [benadeelde partij 1] geen schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen nu dit in de praktijk zal neerkomen op een extra straf voor de verdachte.
Het hof heeft gezien dat de rechtbank ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel van de [benadeelde partij 1] de gijzeling bij niet betaling heeft bepaalt op 440 dagen. Het totaal van alle schadevergoedingsmaatregelen mag ingevolge de wet niet meer bedragen dan 365 dagen. Gelet op het feit dat er reeds aan de verdachte 7 schadevergoedingsmaatregelen zijn opgelegd met een totaal aan 222 dagen gijzeling bij niet betaling, zal het hof de gijzeling bij niet betaling van de schade ten aanzien van de [benadeelde partij 1] bepalen op 143 dagen.
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beslag
De onder de verdachte in beslaggenomen zonnebril, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is die door middel van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 2 scanners van de [bank] en 4 scanners van de [benadeelde partij 1] , zal het hof de teruggave gelasten.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op het beslag en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de [benadeelde partij 1] en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK zonnebril (omschrijving: G2525434, goed, merk Cartier);
gelast de teruggaveaan de ABN AMRO van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2 STK elektronica (omschrijving: G_753109 ABN AMRO scanner, groen, merk: [bank] ;
gelast de teruggaveaan de [benadeelde partij 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
4 STK elektronica (omschrijving: G_753238, Rabo scanner, wit/blauw, merk: [benadeelde partij 1] ;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 82.147,63 (tweeëntachtigduizend honderdzevenenveertig euro en drieënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 143 (honderddrieënveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeven van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, zulks met inachtneming van het vore overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 29 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.