ECLI:NL:GHSHE:2024:250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.331.283_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over schending zorgplicht huurder door verhuurder

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de verhuurder, Stichting Thuisvester, tegen de huurder, [appellant], wegens een vermeende schending van de zorgplicht voor de gehuurde woning en tuin. De verhuurder stelt dat de huurder zijn verplichtingen als goed huurder niet nakomt, wat heeft geleid tot ernstige vervuiling van de woning en de tuin. De zaak is gestart met een dagvaarding op 10 augustus 2023, na een eerdere uitspraak van de kantonrechter op 14 juli 2023, waarin de verhuurder was gemachtigd om opruim- en schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren op kosten van de huurder. De huurder heeft in hoger beroep vijf grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen. Het hof bevestigt dat de huurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat de verhuurder recht heeft op de gevorderde maatregelen. De huurder wordt veroordeeld om de noodzakelijke werkzaamheden te gedogen en zijn medewerking te verlenen, met een maximum van € 2.500,-- aan kosten. Indien de huurder niet vrijwillig meewerkt, kan hij tijdelijk uit de woning worden ontruimd voor de duur van de werkzaamheden, met een maximum van 14 dagen. Het hof bekrachtigt de eerdere uitspraak van de kantonrechter, met enkele aanpassingen, en veroordeelt de huurder in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.331.283/01
arrest van 30 januari 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M. Özgül te Breda,
tegen
Stichting Thuisvester,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: Thuisvester,
advocaat: mr. M.C.E. Wirken te Oosterhout,
op het bij dagvaardingsexploot van 10 augustus 2023 ingeleide hoger beroep van het kortgedingvonnis van de kantonrechter als voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juli 2023 tussen [appellant] als gedaagde en Thuisvester als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak 10443763 \ VV EXPL 23-35)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellant] met grieven en producties en de conclusie van eis;
- de memorie van antwoord van Thuisvester;
- de mondelinge behandeling, waarbij:
o [appellant] in persoon is verschenen en voor Thuisvester haar woonconsulente [persoon A] (hierna: [persoon A] ) is verschenen;
o de advocaten van partijen de zaak hebben toegelicht, mr. Wirken aan de hand van een overgelegde pleitnota.
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
Dit kort geding gaat voornamelijk over een aan de huurder verweten schending van de zorgplicht voor de gehuurde woning en tuin, op basis waarvan de verhuurder voor rekening van de huurder de nodig geachte opruim- en schoonmaakwerkzaamheden wil (doen) verrichten.
Uitgangspunten en feiten
3.2
Voor zover [appellant] blijkens
grief 2 (deels)de feitenvaststelling door de kantonrechter onjuist acht, kan dat onbesproken blijven. Het hof onderzoekt de relevante feiten zelf en zal zo nodig -onder de feitenvaststelling of in het kader van de beoordeling- aanvullende feiten vaststellen.
3.3
Als gesteld en niet (voldoende) betwist, vormen de volgende feiten voor het hof het uitgangspunt.
a. Bij huurovereenkomst heeft (de rechtsvoorganger van) Thuisvester de woning [adres] met aanhorigheden te [woonplaats] (hierna: woning) met ingang van 1 juli 1997 aan [appellant] verhuurd. Daarop zijn de Algemene Voorwaarden voor zelfstandige woonruimte d.d. 24 november 1994 van toepassing.
Om de woning schoon en opgeruimd te houden, is aan [appellant] sinds de zomer van 2018 voor een half jaar een aantal uren per week geïndiceerde huishoudhulp geboden. Toen dat was afgelopen, is Thuisvester huisbezoeken gaan afleggen.
Al bij het eerste huisbezoek op 14 januari 2019 werd vervuiling in de woning vastgesteld: dozen, zakken en losse spullen lagen op vloeren, in doorgangen en op trappen in de slecht onderhouden woning; de niet goed onderhouden tuin stond vol met spullen.
Na dit huisbezoek heeft Thuisvester met diverse professionele hulporganisaties [appellant] hulp geboden om de situatie in en rond de woning te verbeteren en bij brief van 15 januari 2019 aan [appellant] geschreven:
“(…)Afspraken
Tijdens ons gesprek hebben wij onderstaande afspraken met u gemaakt: U gaat de bovenverdieping de komende week zelfstandig opruimen en schoonmaken. Over een maand hebben wij opnieuw met u een afspraak om de situatie te evalueren.
Algemene huurvoorwaarden
(…) U bent verplicht zich te houden aan de Algemene Voorwaarden die op deze huurovereenkomst van toepassing zijn, waaronder artikel 7.8: "Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt, in de ruimste zin van het woord, door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden, die vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden."
Consequenties
Indien u zich niet houdt aan de gemaakte afspraken en de woning niet schoon en opgeruimd beheerd zal Thuisvester uw dossier overdragen aan een jurist met als doel een procedure tot woningontruiming te gaan starten.
Ik ga ervanuit dat dit uiteraard niet nodig zal zijn en dat u uw medewerking zal verlenen om de woning op te ruimen, schoon te maken en schoon te houden.
Op 11 februari 2019 om 8.30 uur kom ik bij u langs om te beoordelen of u de gemaakte afspraken bent nagekomen. (…)”
Op 11 februari 2019 hebben Thuisvester en hulporganisaties de situatie in en rond de woning met [appellant] besproken en is afgesproken dat de GGD met Thuisvester en Thebe Thuiszorg een huisbezoek zullen brengen, dat de GGZ een professioneel hulpverlener zal inzetten en dat Actief Zorg tot en met 24 februari 2019 vier uren per week huishoudelijke hulp zal bieden.
Bij een huisbezoek op 18 februari 2019 hebben Thuisvester en de GGD met [appellant] afspraken gemaakt. Bij brief van 26 februari 2019 heeft Thuisvester daarover aan [appellant] geschreven:
“(…) Wij spraken af dat u zelf aan de slag gaat met hulp van [persoon B][hof: [persoon B] , Thebe Thuiszorg]
om uw spullen uit te zoeken en op te ruimen. U gaat beoordelen wat u nog kan gebruiken en wat u weg kan doen. Doel is dat u uw woning opruimt en schoonmaakt. Ook uw tuin en de schuur horen hierbij. U verwacht dat dit eind april klaar zal zijn.
U zal uw slaapkamer aanpakken, de badkamer en de zolder zodat deze weer beter begaanbaar zijn en zodat u de zolder kan betreden. Uw tuin en de schuur dienen tevens opgeruimd te worden. Alle spullen die u niet meer kan gebruiken of niet meer nodig heeft zal u uit de woning en tuin verwijderen.
Over 4 weken zal ik u opnieuw bezoeken om te bekijken wat de stand van zaken is. Het betreft hier een tussenafspraak.
(…)
Huisbezoek
Op 25 maart 2019 kom ik om 10.00 uur bij u langs om te controleren of u de gemaakte afspraken bent nagekomen. (…)”
In mei 2019 heeft Thuisvester een container laten komen voor het afvoeren van afval en spullen uit de woning.
Na een huisbezoek op 24 juni 2019 heeft Thuisvester op diezelfde dag nog aan [appellant] geschreven:
“(…) De reden van dit bezoek is dat er nog steeds sprake is van vervuiling. Dit kunnen wij niet langer tolereren. In deze brief bevestig ik de afspraken die wij tijdens dit gesprek met u gemaakt hebben.
Afspraken
In onze eerdere gesprekken hebben wij met u de afspraak gemaakt dat u als eerste uw slaapkamer zou opruimen en dat u de tuin zou aanpakken. Deze afspraken bent u niet nagekomen. Thuisvester sprak met u af dat u de slaapkamer over een week klaar heeft en dat u daarna een begin gaat maken aan de tuin, In elk geval met de dode boom. Verder dient er nog meer snoeiwerk gedaan te worden.
Ingebrekestelling
(…) U bent verplicht zich te houden aan de Algemene huurvoorwaarden die op deze huurovereenkomst van toepassing zijn, waaronder artikel 7, lid 7.1: huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals een goed huurder betaamt. Hieronder valt ook het tuinonderhoud. U blijft in gebreke als goed huurder.
Controle
Op 8 juli 2019 kom ik wederom bij u langs voor een controle. Indien u de gemaakte afspraken niet bent nagekomen bent u in verzuim. (…)”
Na een huisbezoek op 11 mei 2020 heeft Thuisvester op diezelfde dag nog aan [appellant] geschreven:
“(…) De reden van dit bezoek is om te beoordelen welke snoeiwerkzaamheden in uw tuin noodzakelijk zijn. In deze brief bevestig ik wat wij tijdens dit gesprek met u hebben besproken.
Snoeiwerk
Tijdens ons gesprek hebben wij onderstaande met elkaar besproken.
De grote boom en de dode boom zijn noodzakelijk om te kappen. De heg die u deelt met uw buren is niet groen meer en heeft grote dikke takken. Het advies is om deze ook te verwijderen. Overige planten en struiken dienen terug gesnoeid te worden. Thuisvester wil deze werkzaamheden laten uitvoeren en deze kosten zal Thuisvester betalen.
Afscheiding buren
Na het verwijderen van de heg met uw buren adviseren wij u om een schutting te laten plaatsen, deze is onderhoudsvriendelijk. (…)”
i. Medio 2020 heeft een hovenier in opdracht van Thuisvester de achtertuin opgeschoond, tuinonderhoud gepleegd en een (nieuwe) erfafscheiding geplaatst.
Medio 2021 heeft de huismeester van Thuisvester een gat in de deur van de woning gedicht tegen mogelijk ongedierte.
Na een huisbezoek op 17 januari 2022 waarbij Thuisvester nog diezelfde datum de gemaakte afspraken schriftelijk aan [appellant] heeft bevestigd, heeft Thuisvester huisbezoeken schriftelijk bevestigd op 7 maart 2022, 4 april 2022, 23 mei 2022 en 20 juni 2022.
Blijkens een daarvan opgemaakt verslag heeft woonconsulente [persoon A] huisbezoeken aan [appellant] gebracht op 13 december 2021, 7 februari 2022, 7 maart 2022, 18 mei 2022, 23 mei 2022, 20 juni 2022, 11 juli 2022, 22 augustus 2022, 26 september 2022, 19 december 2022, 30 januari 2023 en 6 maart 2023.
Na laatstgenoemd huisbezoek op 6 maart 2023 heeft Thuisvester op diezelfde dag nog aan [appellant] geschreven:
“(…) De reden van dit bezoek is dat nog steeds sprake is van een zeer vervuilde woning. Dit wordt de laatste weken alleen maar erger.
Op 8 februari 2023 heeft u via [persoon C] een offerte gekregen van € 4.201,73 voor het geheel leeghalen van uw woning. Tijdens ons gesprek op 6 maart 2023 heeft u aangegeven geen gebruik te willen maken van de offerte.
(…) Helaas wordt de situatie alleen maar erger. Dit kunnen wij niet langer tolereren.
Ingebrekestelling
(…) U bent verplicht zich te houden aan de Algemene huurvoorwaarden die op deze huurovereenkomst van toepassing zijn, waaronder artikel 7, lid 7.1: huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals een goed huurder betaamt. Hieronder valt ook het tuinonderhoud. U blijft in gebreke als goed huurder.
Juridische procedure
Op 6 maart 2023 heb ik u aangegeven dat Thuisvester het dossier over gaat dragen aan de advocaat. Deze start een juridische procedure met als doel een machtiging te halen om de woning leeg te laten halen. De kosten hiervan maar ook de kosten van de juridische procedure komen voor uw rekening.
U zult binnenkort bericht via onze advocaat ontvangen.
Uiteraard bent u tot het uitbrengen van de dagvaarding nog in de gelegenheid om de offerte die is uitgebracht door de firma [X] nog te accepteren en deze uit te laten voeren. Alleen dan kunt u de juridische procedure nog voorkomen. Thuisvester gaat niet langer akkoord met uitstel of afstel. (…)”
De huishoudelijke hulp vanuit de WMO is begin 2023 gestopt. Sinds maart 2023 heeft [appellant] een door hemzelf ingeschakelde huishoudelijke hulp.
Bij brief van 22 maart 2023 heeft de gemachtigde van Thuisvester geschreven:
“(…)Hoe nu verder?
Cliënte heeft al herhaaldelijk hulp aangeboden het gehuurde te laten schoonmaken. Om dit goed en doelmatig te kunnen doen, dient dit professioneel te worden gedaan, waarvan de kosten reeds met u gedeeld zijn. U wenst hieraan niet mee te werken, maar werkt gelijktijdig ook niet op andere manieren mee aan het oplossen van de vervuilde situatie. De ernst van de situatie neemt alleen maar toe.
Gerechtelijke procedure en verhinderdata
Cliënte heeft reeds aangekondigd de zaak aan ondergetekende over te dragen. Zij heeft mij daarbij opdracht gegeven om zo nodig een gerechtelijke (spoed)procedure bij de rechtbank (…) te starten waarin onder meer de medewerking aan het schoonmaken van de woning wordt afgedwongen. (…)”
De gemachtigde van [appellant] heeft daarop bij brief van 30 maart 2023
geantwoord:
“(…)Vermeende gebrek
(…) Client betwist ten eerste dat er sprake is van een vervuilde woning. Client heeft over de jaren onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd en laten uitvoeren. Ook heeft hij een (zelf ingeschakelde) huishoudelijk medewerker in dienst, alsmede heeft hij diverse werkzaamheden op de planning staan. Hij zal hiervoor derden inschakelen.
Client heeft uw cliente op de hoogte gebracht van het feit dat hij zowel op 12, als 13 november 2022 is aangereden. (…)
(…) Client is zeer ontdaan door uw brief. Uw cliente, als professionele woningbouwbedrijf, dient rekening te houden met de situatie van client. Dit blijkt echter niet uit uw brief.
Gebreken en redelijke termijn
Client betwist en ontkent dat er sprake zijn van enige gebreken zijdens hem als huurder. Indien er volgens u wel gebreken zijn, dan verzoek ik u om deze gebreken, al dan niet aan de hand van een overzicht en onderbouwd met bewijsstukken, aan mij kenbaar te maken. Ook verzoek ik u om client een redelijke termijn te geven voor het 'herstellen' van deze vermeende gebreken. (…)”
Op 5 juni 2023 heeft Thuisvester nogmaals een huisbezoek gebracht aan [appellant] .
Op 4 juli 2023 hebben woonconsulente [persoon A] en de gemachtigden van partijen een bezoek gebracht aan de woning van [appellant] . Toen gemaakte foto’s van woning en tuin zijn op 5 juli 2023 van de zijde van Thuisvester in het geding gebracht.
3.4
In dit met de dagvaarding van 23 mei 2023 ingeleide geding heeft Thuisvester gevorderd dat de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
Thuisvester zal machtigen tot het voor rekening van [appellant] (doen) verrichten van de nodige inspectie-, opruim- en schoonmaakwerkzaamheden in en rond de woning met aanhorigheden zodat deze een verzorgde indruk maakt en [appellant] zal veroordelen om de daaraan verbonden kosten aan Thuisvester te voldoen;
[appellant] zal veroordelen om de dringende werkzaamheden onder i te gedogen en daaraan zijn medewerking te verlenen;
[appellant] zal veroordelen om bij niet vrijwillige voldoening aan ii de woning tijdelijk voor de duur van de werkzaamheden te ontruimen;
[appellant] zal veroordelen in de proces- en nakosten.
3.5.1
In het beroepen vonnis van 14 juli 2023 heeft de kantonrechter twee rechtsoverwegingen als 4.10 genummerd. Het hof zal hierna de eerste aanduiden als rov. 4.10a, de tweede als rov. 4.10b.
3.5.2
In het beroepen vonnis heeft de kantonrechter overwogen, kort samengevat:
  • dat sprake is van voldoende spoedeisend belang (rov. 4.5);
  • dat voorshands oordelend [appellant] tekort is geschoten door als slecht huurder de woning aanmerkelijk te (laten) vervuilen en de voor- en achtertuin te (laten) verwaarlozen, terwijl de belangen van Thuisvester om een opgeruimde, (brand)veilige en hygiënische situatie te creëren zodanig zwaarder wegen dan die van [appellant] , dat aannemelijk is dat de gevorderde machtiging in een bodemprocedure zal worden toegewezen (rov. 4.7-4.10a);
  • dat vordering i niet toewijsbaar is ten aanzien van de gevorderde machtiging om de voor- en achtertuin te (laten) onderhouden (rov 4.10b);
  • dat de veroordeling tot betaling van de opruim- en schoonmaakkosten aan Thuisvester zal worden gemaximeerd tot € 2.500,-- (rov. 4.11) en ook de overige nevenvorderingen toewijsbaar zijn (rov. 4.12).
3.5.3
De kantonrechter heeft bij het beroepen vonnis uiteindelijk, kort gezegd:
I. Thuisvester gemachtigd tot het voor rekening van [appellant] (doen) verrichten van de nodige opruimwerkzaamheden in de voor- en achtertuin en de nodige inspectie-, opruim- en schoonmaakwerkzaamheden in de woning zodat deze een verzorgde indruk maken en [appellant] veroordeeld om de daaraan verbonden kosten tot een maximum van € 2.500,-- aan Thuisvester te voldoen;
II. [appellant] veroordeeld om de werkzaamheden onder I te gedogen en daaraan zijn medewerking te verlenen;
III. [appellant] veroordeeld om bij niet vrijwillige voldoening aan II de woning tijdelijk voor de duur van de werkzaamheden te ontruimen;
IV. [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
3.6
In dit met de dagvaarding van 10 augustus 2023 ingeleide hoger beroep formuleert [appellant] vijf grieven, maar nummert de vijfde grief (niet 5, maar) 6. [appellant] concludeert dat het hof uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
  • primair: het beroepen vonnis zal vernietigen en de vorderingen uit de eerste aanleg (alsnog) zal afwijzen;
  • subsidiair: hem een lange(re) termijn tot en met 31 december 2023 zal verlenen voor het verrichten van de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden;
  • Thuisvester zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
3.7
Thuisvester weerspreekt de grieven en concludeert dat het hof, samengevat:
  • het beroepen vonnis zal bekrachtigen;
  • de vorderingen in beroep van [appellant] zal afwijzen;
  • [appellant] zal veroordelen in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
Rechtsstrijd in hoger beroep
3.8
Met de in beroep geformuleerde vorderingen en grieven liggen aan het hof ter beslissing voor de bij het beroepen vonnis op vordering van Thuisvester uitgesproken veroordelingen I, II, III en IV. Bij gebreke van daartegen door Thuisvester ingesteld (incidenteel) hoger beroep is het door de kantonrechter afgewezen deel van die aan Thuisvester toegewezen vorderingen in beroep niet (meer) aan de orde. Hieronder valt bijvoorbeeld de nadrukkelijke afwijzing van vordering i om Thuisvester te machtigen tot het voor rekening van [appellant] (doen) onderhouden van de tuin, omdat dit een onbeperkte machtiging zou opleveren om de voor- en achtertuin telkens op kosten van [appellant] door een hovenier te laten onderhouden (beroepen vonnis rov. 4.10b) en de afwijzing van de vordering om de aan voormelde (in rov. 3.5.3 achter I omschreven) werkzaamheden verbonden kosten te voldoen voor zover die een bedrag van € 2.500,-- te boven gaan, in welk bedrag Thuisvester, zoals zij in hoger beroep te kennen gaf, zich kan vinden.
3.9
Met
grief 1klaagt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte spoedeisend belang voor Thuisvester bij de in kort geding gevorderde voorzieningen heeft aangenomen.
Deze grief kan nergens toe leiden en onbesproken blijven, omdat het hof het voor kort geding vereiste spoedeisend belang bij de vorderingen zelf en naar de actuele toestand dient te onderzoeken.
3.10.1
Het hof oordeelt het voor beoordeling in kort geding vereiste
spoedeisend belangbij de door Thuisvester gevorderde voorzieningen op dit moment nog steeds aanwezig. Dat spoedeisend belang volgt al uit de aard van de verlangde voorzieningen, nu Thuisvester bescherming inroept tegen een voortdurende en verslechterende vervuiling in en rond haar woning met het daardoor aanwezige risico voor de brandveiligheid, leefbaarheid, hygiëne, gezondheid en overlast voor [appellant] en de omwonenden. Dit geldt temeer nu op de mondelinge behandeling is gebleken dat de op vordering van Thuisvester door de kantonrechter uitgesproken veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard, nog niet ten uitvoer zijn gelegd en Thuisvester zegt voor een verdere verslechtering van de situatie te vrezen, omdat zij sinds het beroepen vonnis niet in staat is gesteld om de situatie binnen in de woning op te nemen, zij bij uitwendige inspectie een verslechtering meent waar te nemen, alle hulporganisaties rond [appellant] zich inmiddels hebben teruggetrokken en [appellant] nu wel beweert dat de situatie inmiddels op orde is, maar [appellant] die bewering geenszins staaft en op geen enkele wijze aannemelijk maakt.
3.10.2
Of dit alles terecht is en de vorderingen van Thuisvester in kort geding toewijsbaar zullen blijken, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.
3.11
De
grieven 2 (overigens), 3, 4 en 6lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Met deze grieven legt [appellant] de op vordering van Thuisvester uitgesproken
veroordelingen I, II, III en IVin volle omvang aan het hof voor.
3.12
In dit kort geding dient het hof te oordelen op basis van alle omstandigheden van het geval, naar de actuele toestand en een afweging van de belangen van partijen, mede in het licht van de aard van de zaak, een voorlopige beoordeling van de zaak en actuele feiten en omstandigheden.
3.13.1
Wat betreft de op vordering van Thuisvester uitgesproken
veroordeling Iom Thuisvester te machtigen tot het voor maximaal € 2.500,-- ten laste van [appellant] (doen) verrichten van de nodige werkzaamheden,
veroordeling IIdat [appellant] de werkzaamheden moet gedogen en daaraan moet meewerken en
veroordeling IIIdat [appellant] bij niet vrijwillige medewerking de woning tijdelijk voor de duur van de werkzaamheden moet ontruimen, legt Thuisvester hieraan onder meer ten grondslag dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting om zich als goed huurder te gedragen.
3.13.2
Thuisvester stelt daartoe naar de kern genomen het volgende.
Als goed huurder rust op [appellant] een zorgplicht voor de woning en tuin, maar [appellant] komt die niet na waardoor deze ernstig zijn vervuild. Ondanks jarenlange huisbezoeken, gemaakte afspraken en geboden hulp is de situatie alleen maar verslechterd. De woning staat vol met dozen en tassen en ligt bezaaid met losse spullen op de vloer, doorgangen en de trap. De woning wordt slechts schoongemaakt, is niet hygiënisch, er zijn muizenkeutels aangetroffen en er hangt een penetrante lucht, zodanig dat zelfs de huishoudelijke hulpen niet meer willen komen. De voor- en achtertuin worden verwaarloosd en liggen bezaaid met spullen, afval en andere voorwerpen en er groeit onkruid. Van dit alles zijn foto’s ingebracht. Thuisvester maakt zich zorgen om de gezondheid en veiligheid van [appellant] en omwonenden en acht de stapels papier in de woning vanwege de sigaren rokende [appellant] een gevaar voor de brandveiligheid. Thuisvester heeft nog geen belang bij beëindiging van de huurovereenkomst, maar wel groot belang bij de gevorderde voorzieningen of ordemaatregelen.
Thuisvester heeft [appellant] met het kort geding willen bewegen om zelf de opruim- en schoonmaakwerkzaamheden ter hand te nemen, maar de bij [appellant] bewerkstelligde beweging en verbetering is onvoldoende. [appellant] blijkt daartoe simpelweg niet staat en kan evenmin het verzochte plan van aanpak overleggen. Sinds het beroepen vonnis laat [appellant] Thuisvester zelfs niet meer toe en [appellant] heeft geen recentere foto’s dan die van 4 juli 2023 ingebracht. Of de situatie na het beroepen vonnis is verbeterd, zoals [appellant] beweert, kan dan ook niet worden vastgesteld.
3.14
[appellant] voert daartegen in de kern het navolgende verweer.
Thuisvester geeft een onjuist beeld van de werkelijkheid. Er is geen sprake van slecht huurderschap en de woning is niet meer vervuild, brandgevaarlijk of ontoegankelijk voor hulpverleners en er is geen ongedierte of overlast voor de buren.
De door Thuisvester ingebrachte foto’s zijn gemaakt op 30 januari 2023, toen de woning in een wanordelijke staat verkeerde. Dat kwam vooral door lichamelijke klachten van [appellant] als gevolg van twee ongevallen in november 2022 en door personeelstekorten waardoor geen WMO-huishoudelijke hulp beschikbaar was. [appellant] is destijds niet in verzuim gesteld, hem is toen geen redelijke hersteltermijn aangezegd.
Sinds maart 2023 is de situatie aanzienlijk verbeterd doordat [appellant] zelf een Oekraïnse huishoudelijke hulp heeft ingeschakeld voor twee dagen in de week, die de woning opruimt en schoonmaakt. [appellant] had zelf werkzaamheden aan de woning ingepland, maar heeft na het beroepen vonnis ook nog oogletsel opgelopen waardoor hij zelf opnieuw niet veel lichamelijke inspanning mag verrichten. [appellant] heeft inmiddels wel het grofvuil laten ophalen, zelf een tuinman ingeschakeld en brandblussers geïnstalleerd en de hulp ingeschakeld van Verisure. Met hulp van anderen -waaronder de eigenaar van een kringloopbedrijf- heeft [appellant] de woning inmiddels verder weten op te ruimen en hygiënisch weten te krijgen, is de achtertuin onderhouden en zal ook de voortuin onkruidvrij worden gemaakt als hem daarvoor de nodige tijd wordt gegund.
De uitgesproken veroordelingen zijn bovendien te onbepaald, geven Thuisvester teveel beoordelingsruimte en zijn niet beperkt in duur, zodat [appellant] mogelijk lang gedwongen elders moet verblijven.
3.15
Het hof stelt als uitgangspunt voorop dat de huurder verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW) en om op zijn kosten de kleine herstellingen te verrichten (artikel 7:217 BW), waartoe onder meer zijn aangewezen:
- het vastzetten en vastschroeven van loszittende onderdelen van de woonruimte zoals bijvoorbeeld loszittende trapleuningen;
- het onderhouden en vervangen van onderdelen van technische installaties binnen het woonruimtegedeelte;
- het onderhoud aan tuinen, erven, erfafscheidingen, waaronder het regelmatig maaien van het gras, verwijderen van onkruid, snoeien, vervangen van doodgegane beplanting en vervangen en rechthouden van kapotte (delen van) houten erfafscheidingen;
- het schoonhouden van het woonruimtegedeelte van het gehuurde en van de gemeenschappelijke ruimten;
- het bestrijden van ongedierte;
- het regelmatig verwijderen van zwerfvuil;
zoals dat door de gemiddeld handige huurder zonder al te veel kosten en specialistische kennis kan worden verricht (artikel 1 onder c resp. i, l, p, r en t van het Besluit kleine herstellingen (hierna: Besluit)).
Als goed huurder dient [appellant] onder meer ook zorg te dragen voor het op zijn kosten verrichten van de hiervoor bedoelde kleine herstellingen en te waken voor schade of ernstige vervuiling aan of rond de woning en voor schade en overlast aan de directe omgeving, (rechten en belangen van) verhuurder Thuisvester of omwonenden alsmede maatregelen te treffen ter voorkoming van dergelijke (dreigende) overlast of schade.
3.16.1
Voorshands heeft Thuisvester het aan [appellant] verweten slecht huurderschap voldoende met feiten onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Het hof overweegt daartoe als volgt.
3.16.2
Thuisvester heeft al bij inleidende dagvaarding foto’s ingebracht van de situatie in en rond de woning in de periode van december 2021 tot en met maart 2023, waarop zichtbaar is dat er in vrijwel alle ruimtes door de hele woning heen op allerhande meubels, kasten en vloeren en in de tuin allerlei spullen verspreid lagen. Zoals op de foto’s van maart 2023 zichtbaar is, lag(en) er toen bijvoorbeeld:
- in de keuken op het aanrecht heel veel vaat en etenswaren en op de vloer zakken of tassen;
- in de woonkamer allerhande spullen, waaronder heel veel stapels papieren, waardoor de eettafel niet eens meer zichtbaar -laat staan bruikbaar- was, de salontafel slechts deels bruikbaar was en lagen naast al die spullen en papieren deels opgerookte sigaren in een doosje;
- door de hele woning heen op vrijwel alle meubels, kasten en vloeren heel veel spullen verspreid, waardoor de verschillende ruimtes niet goed toegankelijk meer waren.
Ook erkent [appellant] dat er toen op de trap muizenkeutels lagen en betwist hij de eerdere constatering zijdens Thuisvester van de aanwezigheid van muizenkeutels in de woning niet, althans niet voldoende.
3.16.3
Blijkens door [appellant] in juni 2023 ingebrachte foto’s en door Thuisvester ingebrachte foto’s van juni 2023 was de situatie in de woning en tuin toen weliswaar iets verbeterd, maar blijkens op 4 juli 2023 in het bijzijn van beide partijen gemaakte foto’s betrof dit slechts een beperkte verbetering en beperkte die zich tot de benedenverdieping van de woning en de achtertuin. Zo lag(en) er toen bijvoorbeeld:
- in de keuken op het aanrecht nog steeds vaat en etenswaren, maar stonden er op de vloer minder spullen en zag het er opgeruimder uit;
- in de woonkamer nog steeds zoveel spullen op de eettafel dat deze wel zichtbaar doch als zodanig niet bruikbaar was, lagen er verder minder spullen, tassen en papieren maar was de salontafel nog steeds slechts deels bruikbaar en lag er op allerlei plekken nog steeds van alles;
- boven overal zo veel spullen, dat de doorgangen naar de slaapkamer en naar de werkkamer en ook de trap naar de zolder werden belemmerd en dat deze ruimtes niet op een normale wijze toegankelijk waren;
- op zolder een grote hoeveelheid hoog opgestapelde spullen, dozen en zakken;
en was de voortuin inmiddels overwoekerd met onkruid.
Het hof acht aannemelijk dat deze situatie risico’s in het leven roept voor de gezondheid en veiligheid van [appellant] en van omwonenden, alsmede risico’s voor de gehuurde woning.
3.16.4
Voor zover [appellant] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep die op de foto’s duidelijk waarneembare ernstige vervuiling en verwaarlozing ontkent en/of aanvoert dat de situatie dankzij door hem of in zijn opdracht uitgevoerd opruim- of schoonmaakwerk tussen maart en juli 2023 zodanig was verbeterd dat er op 4 juli 2023 geen sprake meer was van slecht huurderschap, kan het hof [appellant] daarin niet volgen. Die stellingnames en houding van [appellant] duiden er op dat [appellant] de ernst van de vervuiling en verwaarlozing niet onderkent en niet echt bereid of in staat is om daar serieus verandering in aan te (doen) brengen. [appellant] heeft voorts bij de mondelinge behandeling verklaard dat Thuisvester de ernst van de situatie schromelijk overdrijft. Ook dit wijst er op dat [appellant] de ernst van de situatie niet onderkent of niet wil onderkennen. Het hof ziet in zoverre een bevestiging en bestendiging van de omstandigheid dat [appellant] al jarenlang -ondanks vele huisbezoeken, gemaakte afspraken en geboden hulp door zowel Thuisvester als verschillende maatschappelijke hulpverleningsorganisaties- niet bereid of niet in staat is om de voortdurende ernstige vervuiling en verwaarlozing zelf aan te (doen) pakken en dringende opruim- en schoonmaakwerkzaamheden te (doen) verrichten. Voor zover [appellant] zich beroept op hem sinds november 2022 als fietser overkomen aanrijdingen en door losgekomen elastiek ontstaan oogletsel met als gevolg dat hij zelf weinig of geen lichamelijke inspanningen (meer) mag verrichten, biedt dat hiervoor onvoldoende rechtvaardiging, komt dat in de gegeven situatie voor zijn risico en levert dat voor [appellant] geen overmacht op.
Dit alles maakt dat het hof weinig gewicht toekent aan de (op de mondelinge behandeling gedane) kale bewering van [appellant] dat de situatie sinds het beroepen vonnis is verbeterd en dat hij hangende dit beroep zelf al de noodzakelijke werkzaamheden heeft verricht of doen verrichten. [appellant] staaft die gesuggereerde activiteiten of verbeteringen ook op geen enkele wijze en brengt zelfs geen enkele foto in het geding van de situatie na 4 juli 2023.
3.17
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat Thuisvester het aan [appellant] verweten slecht huurderschap voldoende met feiten heeft onderbouwd en de noodzaak voor de verlangde aanpak daarvan aannemelijk heeft gemaakt. Voor zover [appellant] meent dat Thuisvester hem eerst in gebreke had moeten stellen met een redelijke hersteltermijn om (alsnog) na te komen, gaat dat verweer niet op; met de niet-naleving van deze verplichting, die bij voortduring op [appellant] als huurder rustte en rust, geraakte [appellant] van rechtswege in verzuim (zonder dat hij daarvoor eerst in gebreke gesteld hoefde te worden). Bovendien bood Thuisvester hem herhaalde malen (over een lange periode van inmiddels vele jaren) de mogelijkheid om alsnog te voldoen aan de verplichtingen die op hem rusten als goed huurder. Nu [appellant] als goed huurder verplicht is om op zijn kosten woning en tuin behoorlijk schoon te houden en opgeruimd te houden en kleine herstellingen te (doen) verrichten, zal (naar de verwachting van het hof als het tot een bodemzaak komt) de bodemrechter [appellant] daartoe op vordering van Thuisvester veroordelen. Voor zover [appellant] belooft dit zo nodig alsnog zelf te zullen (laten) doen, staat dit daaraan dan niet in de weg. Het weinig voortvarende optreden van [appellant] in het verleden, biedt overigens weinig hoop dat [appellant] de noodzakelijke werkzaamheden nu wel op korte termijn zal (laten) verrichten. Dat Thuisvester voldoende belang heeft bij de vordering tot nakoming, zal de bodemrechter in beginsel veronderstellen en voor toewijzing van een dergelijke nakomingsvordering is geen ingebrekestelling vereist. Bij gebreke van een voor de nakoming bepaalde tijd, is de verbintenis immers meteen opeisbaar en kan deze meteen worden nagekomen of opgeëist.
3.18
Wat de belangenafweging betreft, weegt voor het hof in dit kort geding zwaar dat de bodemrechter naar verwachting zal oordelen dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting om zich als goed huurder te gedragen en vergelijkbare vorderingen zal toewijzen. Het hof erkent en weegt verder mee het door Thuisvester gevreesde risico op een (door de voortdurende vervuiling en verwaarlozing van en rond haar woning veroorzaakte) onhygiënische, ongezonde, onveilige en overlastgevende situatie voor [appellant] en omwonenden. Dit laat evenwel onverlet dat de door [appellant] ingeroepen belangen het hof tot enkele -hierna te noemen- aanpassingen ten gunste van [appellant] brengen.
3.19.1
Met betrekking tot
veroordeling Iom Thuisvester te machtigen tot het voor maximaal € 2.500,-- ten laste van [appellant] (doen) verrichten van de nodige werkzaamheden, stelt het hof voor de duidelijkheid vast dat de bedoelde opruimwerkzaamheden ook kunnen omvatten: het weggooien van spullen. Blijkens hun standpunten hebben beide partijen dit ook zo begrepen. Thuisvester heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toegezegd dat zij eerst een lijst zal maken van de spullen die zij uit de woning wil verwijderen en dat zij dan [appellant] nog een gelegenheid zal geven om gemotiveerd aan te geven welke spullen van die lijst voor hem van persoonlijke aard zijn en naar zijn mening dus niet verwijderd mogen worden. Van [appellant] wordt op dit punt een redelijke en realistische reactie verwacht.
3.19.2
Het hof ziet geen aanleiding voor een door [appellant] geopperde termijnstelling om de bedoelde werkzaamheden alsnog eerst zelf te kunnen (doen) verrichten. Het hof verwijst naar wat hiervoor al is overwogen. Bovendien verlangt [appellant] in hoger beroep zelf subsidiair een nadere termijn tot en met 31 december 2023 en heeft hij op de mondelinge behandeling aangegeven in januari 2024 nog spullen via een container te zullen (laten) afvoeren. Nu dit arrest eerst op 30 januari 2024 wordt uitgesproken, heeft [appellant] geen belang bij de in hoger beroep subsidiair gevorderde nadere termijnstelling en al voldoende tijd en gelegenheid gehad om de bedoelde werkzaamheden eerst zelf naar behoren te kunnen (doen) verrichten.
3.19.3
In het licht van de partijen bekende offerte van februari 2023 ten bedrage van
€ 4.201,73 voor te verrichten werkzaamheden, oordeelt het hof het maximaal in rekening te brengen bedrag van € 2.500,-- niet te hoog. Voor zover [appellant] meent die werkzaamheden ook zelf te kunnen (laten) doen, verwijst het hof naar wat hiervoor al is overwogen en voegt daaraan in dit verband nog toe dat [appellant] voor in zijn opdracht te verrichten werkzaamheden ook iets zal moeten betalen. Voor zover [appellant] aangeeft die € 2.500,-- niet te zullen kunnen voldoen, staaft en onderbouwt [appellant] dit verder niet. Bovendien ontslaat of bevrijdt eventuele betalingsonmacht [appellant] nog niet van een verplichting tot betalen.
3.2
Ten aanzien van
veroordeling IIdat [appellant] de werkzaamheden moet gedogen en daaraan moet meewerken, overweegt het hof voor de duidelijkheid dat de bedoelde medewerking niet meebrengt dat [appellant] daarbij fysieke krachtinspanningen dient te verrichten.
3.21
Met betrekking tot
veroordeling IIIdat [appellant] bij niet vrijwillige medewerking de woning tijdelijk voor de duur van de werkzaamheden moet ontruimen, is namens Thuisvester op de mondelinge behandeling verklaard dat de werkzaamheden hooguit enkele dagen zullen duren en dat [appellant] tijdens die werkzaamheden de woning waarschijnlijk niet zal hoeven verlaten, maar dat - als dit in de optiek van Thuisvester toch noodzakelijk mocht blijken - [appellant] een tijdelijke verblijfplaats bij familie, kennissen of elders zal moeten zoeken. Het hof acht dit - als [appellant] uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden door een gebrek aan medewerking blokkeert - inderdaad noodzakelijk
.Mede in het licht van [appellant] ’s grondrecht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en woning, ziet het hof hierin aanleiding om de bij veroordeling III uitgesproken tijdelijke ontruiming te beperken tot maximaal 14 dagen, waarbij ontruiming pas mag plaatsvinden als [appellant] een termijn van eveneens 14 dagen heeft gekregen om vervangende woonruimte te vinden; ter verkrijging waarvan [appellant] zich zelf naar behoren zal dienen in te spannen.
3.22
[appellant] komt ook op tegen de op vordering van Thuisvester uitgesproken
veroordeling IVvan [appellant] in de proceskosten. In het licht van de voornoemde beslissingen heeft de kantonrechter [appellant] evenwel terecht als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de eerste aanleg veroordeeld.
3.23
Partijen bieden bewijs aan, maar het beperkte kader van dit kort geding leent zich niet voor (nader) feitenonderzoek en bewijslevering. Het hof passeert reeds daarom de gedane bewijsaanbiedingen.
Slotsom
3.24
Alles bij elkaar concludeert het hof dat de grieven geen doel treffen en dat het beroep er enkel toe leidt dat het hof de bij veroordeling III uitgesproken tijdelijke ontruiming zal beperken tot maximaal 14 dagen, waarbij ontruiming pas mag plaatsvinden nadat Thuisverster aan [appellant] een termijn van 14 dagen heeft gegeven om tijdelijke vervangende woonruimte te vinden. Het hof zal veroordeling III in zoverre aanpassen en het beroepen vonnis voor het overige bekrachtigen. Wat [appellant] verder nog aanvoert, bevat geen concrete feiten die het hof anders doen beslissen.
Het hof zal [appellant] als de in beroep overwegend in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van het hoger beroep veroordelen, inclusief de daartoe behorende nakosten, en ook de verlangde wettelijke rente daarover toewijzen.
Het hof zal als volgt beslissen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het beroepen vonnis van 14 juli 2023 voor zover dat aan het hof voorligt, behoudens voor zover daarbij is beslist:
veroordeelt [appellant] , wanneer hij niet vrijwillig aan de onder II opgenomen veroordeling voldoet, om binnen drie (3) dagen na betekening van dit vonnis, de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , met al het zijne en de personen die zijdens [appellant] in voormelde woning verblijven, tijdelijk voor de duur van de noodzakelijke werkzaamheden, te ontruimen; een en ander ter uitsluitende beoordeling van Thuisvester;
vernietigt het beroepen vonnis alleen in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] , wanneer hij niet vrijwillig aan de onder II opgenomen veroordeling voldoet, om binnen drie (3) dagen na betekening van deze uitspraak, de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , met al het zijne en de personen die zijdens [appellant] in voormelde woning verblijven, tijdelijk voor de duur van maximaal veertien (14) dagen, te ontruimen, maar pas nadat Thuisverster aan [appellant] een termijn van 14 dagen heeft gegeven om tijdelijke vervangende woonruimte te vinden;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van dit hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Thuisvester op € 783,-- aan griffierecht en op € 2.366,-- aan salaris advocaat,
en voor nakosten: € 173,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en bij niet tijdige voldoening na betekening te vermeerderen met € 90,-- aan salaris en de explootkosten van betekening,
te vermeerderen met de wettelijke rente over al deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving heeft voldaan;
wijst het meer of anders in beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, I.B.N. Keizer en J. den Hoed en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 januari 2024.
griffier rolraadsheer