Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak 10443763 \ VV EXPL 23-35)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
grief 2 (deels)de feitenvaststelling door de kantonrechter onjuist acht, kan dat onbesproken blijven. Het hof onderzoekt de relevante feiten zelf en zal zo nodig -onder de feitenvaststelling of in het kader van de beoordeling- aanvullende feiten vaststellen.
om uw spullen uit te zoeken en op te ruimen. U gaat beoordelen wat u nog kan gebruiken en wat u weg kan doen. Doel is dat u uw woning opruimt en schoonmaakt. Ook uw tuin en de schuur horen hierbij. U verwacht dat dit eind april klaar zal zijn.
- dat sprake is van voldoende spoedeisend belang (rov. 4.5);
- dat voorshands oordelend [appellant] tekort is geschoten door als slecht huurder de woning aanmerkelijk te (laten) vervuilen en de voor- en achtertuin te (laten) verwaarlozen, terwijl de belangen van Thuisvester om een opgeruimde, (brand)veilige en hygiënische situatie te creëren zodanig zwaarder wegen dan die van [appellant] , dat aannemelijk is dat de gevorderde machtiging in een bodemprocedure zal worden toegewezen (rov. 4.7-4.10a);
- dat vordering i niet toewijsbaar is ten aanzien van de gevorderde machtiging om de voor- en achtertuin te (laten) onderhouden (rov 4.10b);
- dat de veroordeling tot betaling van de opruim- en schoonmaakkosten aan Thuisvester zal worden gemaximeerd tot € 2.500,-- (rov. 4.11) en ook de overige nevenvorderingen toewijsbaar zijn (rov. 4.12).
- primair: het beroepen vonnis zal vernietigen en de vorderingen uit de eerste aanleg (alsnog) zal afwijzen;
- subsidiair: hem een lange(re) termijn tot en met 31 december 2023 zal verlenen voor het verrichten van de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden;
- Thuisvester zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
- het beroepen vonnis zal bekrachtigen;
- de vorderingen in beroep van [appellant] zal afwijzen;
- [appellant] zal veroordelen in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
grief 1klaagt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte spoedeisend belang voor Thuisvester bij de in kort geding gevorderde voorzieningen heeft aangenomen.
spoedeisend belangbij de door Thuisvester gevorderde voorzieningen op dit moment nog steeds aanwezig. Dat spoedeisend belang volgt al uit de aard van de verlangde voorzieningen, nu Thuisvester bescherming inroept tegen een voortdurende en verslechterende vervuiling in en rond haar woning met het daardoor aanwezige risico voor de brandveiligheid, leefbaarheid, hygiëne, gezondheid en overlast voor [appellant] en de omwonenden. Dit geldt temeer nu op de mondelinge behandeling is gebleken dat de op vordering van Thuisvester door de kantonrechter uitgesproken veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard, nog niet ten uitvoer zijn gelegd en Thuisvester zegt voor een verdere verslechtering van de situatie te vrezen, omdat zij sinds het beroepen vonnis niet in staat is gesteld om de situatie binnen in de woning op te nemen, zij bij uitwendige inspectie een verslechtering meent waar te nemen, alle hulporganisaties rond [appellant] zich inmiddels hebben teruggetrokken en [appellant] nu wel beweert dat de situatie inmiddels op orde is, maar [appellant] die bewering geenszins staaft en op geen enkele wijze aannemelijk maakt.
grieven 2 (overigens), 3, 4 en 6lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Met deze grieven legt [appellant] de op vordering van Thuisvester uitgesproken
veroordelingen I, II, III en IVin volle omvang aan het hof voor.
veroordeling Iom Thuisvester te machtigen tot het voor maximaal € 2.500,-- ten laste van [appellant] (doen) verrichten van de nodige werkzaamheden,
veroordeling IIdat [appellant] de werkzaamheden moet gedogen en daaraan moet meewerken en
veroordeling IIIdat [appellant] bij niet vrijwillige medewerking de woning tijdelijk voor de duur van de werkzaamheden moet ontruimen, legt Thuisvester hieraan onder meer ten grondslag dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting om zich als goed huurder te gedragen.
veroordeling Iom Thuisvester te machtigen tot het voor maximaal € 2.500,-- ten laste van [appellant] (doen) verrichten van de nodige werkzaamheden, stelt het hof voor de duidelijkheid vast dat de bedoelde opruimwerkzaamheden ook kunnen omvatten: het weggooien van spullen. Blijkens hun standpunten hebben beide partijen dit ook zo begrepen. Thuisvester heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toegezegd dat zij eerst een lijst zal maken van de spullen die zij uit de woning wil verwijderen en dat zij dan [appellant] nog een gelegenheid zal geven om gemotiveerd aan te geven welke spullen van die lijst voor hem van persoonlijke aard zijn en naar zijn mening dus niet verwijderd mogen worden. Van [appellant] wordt op dit punt een redelijke en realistische reactie verwacht.
veroordeling IIdat [appellant] de werkzaamheden moet gedogen en daaraan moet meewerken, overweegt het hof voor de duidelijkheid dat de bedoelde medewerking niet meebrengt dat [appellant] daarbij fysieke krachtinspanningen dient te verrichten.
veroordeling IIIdat [appellant] bij niet vrijwillige medewerking de woning tijdelijk voor de duur van de werkzaamheden moet ontruimen, is namens Thuisvester op de mondelinge behandeling verklaard dat de werkzaamheden hooguit enkele dagen zullen duren en dat [appellant] tijdens die werkzaamheden de woning waarschijnlijk niet zal hoeven verlaten, maar dat - als dit in de optiek van Thuisvester toch noodzakelijk mocht blijken - [appellant] een tijdelijke verblijfplaats bij familie, kennissen of elders zal moeten zoeken. Het hof acht dit - als [appellant] uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden door een gebrek aan medewerking blokkeert - inderdaad noodzakelijk
.Mede in het licht van [appellant] ’s grondrecht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en woning, ziet het hof hierin aanleiding om de bij veroordeling III uitgesproken tijdelijke ontruiming te beperken tot maximaal 14 dagen, waarbij ontruiming pas mag plaatsvinden als [appellant] een termijn van eveneens 14 dagen heeft gekregen om vervangende woonruimte te vinden; ter verkrijging waarvan [appellant] zich zelf naar behoren zal dienen in te spannen.
veroordeling IVvan [appellant] in de proceskosten. In het licht van de voornoemde beslissingen heeft de kantonrechter [appellant] evenwel terecht als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de eerste aanleg veroordeeld.