Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de heer [gemachtigde van het bestuur] namens [appellante ] als gemachtigde van het bestuur, bijgestaan door mr. Taheri-Bhajan;
- mr. Elzinga (digitaal aanwezig) namens [verweerster] en
- de curator.
- de aanvullende stukken (stukken eerste aanleg) ingediend namens [appellante ] , ingekomen ter griffie van dit hof op 16 juli 2024;
- de brief van de curator van 16 juli 2024 met bijlagen (nr. 1 t/m 3), ingekomen ter griffie van dit hof op 16 juli 2024 en
- de aanvullende gronden met producties (nr. 3 t/m 8) ingediend namens [appellante ] , ingekomen ter griffie van dit hof op 16 juli 2024.
3.De beoordeling
De curator heeft in zijn openbaar verslag van 16 juli 2024 (bijlage bij zijn brief) onder het kopje 7.2. (
depot jaarrekeningen) opgemerkt dat de jaarrekening 2022 niet tijdig is gedeponeerd.
De faillissementskosten bedragen thans € 13.009,52 inclusief btw. Aldus steeds de curator op 16 juli 2024.
Grief ‘b’ zal hierna worden beoordeeld, namelijk in het kader van de beoordeling van de toestand van de boedel ‘ex nunc’.
Dit blijkt uit de door de curator overgelegde lijst van voorlopig erkende preferente en concurrente schuldvorderingen. [appellante ] heeft deze vorderingen naar het oordeel van het hof onvoldoende betwist en meent ten onrechte dat de enkele betwisting of het gestelde ontbreken van ingebrekestellingen ertoe zou moeten leiden dat deze vorderingen niet zouden mogen worden meegewogen.
Door [appellante ] zijn ook geen stukken overgelegd - ook niet na de mondelinge behandeling - waaruit blijkt dat [appellante ] daadwerkelijk in overleg is met de belastingdienst en waaruit blijkt dat de belastingdienst voornemens is correcties door te voeren ten aanzien van zowel de loonheffing, als de aanslagen motorrijtuigenbelasting en vennootschapsbelasting (zie de door de curator overgelegde lijst van preferente crediteuren). Ten aanzien van de laatste twee belastingen heeft [appellante ] geen argumenten aangevoerd waarom deze niet verschuldigd zouden zijn.
Wat betreft de vordering van de Duitse curator stelt [appellante ] dat zij de facturen van deze leverancier tijdig heeft voldaan en zij verwijst daarvoor naar de - naar zeggen van [appellante ] - ‘voor betaald’ door deze leverancier ondertekende facturen (productie 4).
Het hof kan echter niet vaststellen dat de handtekeningen afkomstig zijn van de leverancier. Daarnaast is het aan het hof niet gebleken dat [appellante ] , nadat duidelijk was dat de Duitse curator de vordering toch heeft ingediend bij de curator, contact heeft gezocht met de Duitse curator over de door [appellante ] betwiste vordering en de subsidiair gestelde verjaring.
Het is voor het hof onvoldoende duidelijk dat deze vordering door [appellante ] volledig is betaald dan wel, indien niet het geval, is verjaard.
Van de zijde van de curator is evenmin duidelijkheid geboden op dit punt, ook niet na de mondelinge behandeling.
Tenslotte is er nog de vordering van [bedrijf 2] ter grootte van € 231.743,08 waarvoor in ieder geval [appellante ] hoofdelijk aansprakelijk is en welke vordering - blijkens eigen opgave van [appellante ] - nog steeds bestaat, zij het thans met ‘zekerheidstelling’.
[appellante ] heeft geen activa en de activiteiten zijn gestaakt, aldus haar eigen stellingen.
allecrediteuren – die eventueel ook met financiële hulp van een derde kan worden nagekomen – hetgeen wel is vereist om tot een vernietiging van het faillissement te komen.
Dat de ING is betaald, de leasemaatschappij wordt betaald en de faillissementskosten zeker zijn gesteld, doet niet af aan het oordeel van het hof dat [appellante ] thans (nog steeds) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Evenmin doet daaraan af de door de curator voorshands uitgesproken verwachting dat de door hem genoemde crediteuren – anders dan de Belastingdienst en de Duitse curator – beter af zouden zijn bij vernietiging van het faillissement.
Het op dit moment ontbreken van actief laat de toestand van opgehouden te betalen tenslotte ook onverlet, dit nog los van hetgeen de curator heeft geconstateerd aangaande het niet tijdig deponeren van de jaarrekening 2022 en de daaraan verbonden vermoedens van bestuurdersaansprakelijkheid en los van zijn nadere onderzoeken als in zijn openbaar verslag aangegeven.