ECLI:NL:GHSHE:2024:2480

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
20-000282-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake seksueel misbruik van minderjarige door stiefvader

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte, geboren op 1981, was veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten minderjarig was. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van handelingen die bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat onder de twaalf jaar was, en het plegen van ontuchtige handelingen met een kind onder de zestien jaar. De rechtbank had eerder de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot immateriële schadevergoeding en de vordering tot vergoeding van materiële schade afgewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede ondersteund door forensisch bewijs in de vorm van DNA-sporen die overeenkwamen met de verdachte. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding van € 10.000,00. De vordering van de andere benadeelde partij werd afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000282-22
Uitspraak : 4 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-088625-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1981,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van het:
  • (feit 1) met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
  • (feit 2) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd,
tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Verder is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk in de vordering verklaard en de vordering tot vergoeding van de materiële schade is afgewezen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot immateriële schadevergoeding en is de vordering tot vergoeding van de materiële schade afgewezen. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 9 januari 2023 medegedeeld dat de benadeelde partij haar vordering in hoger beroep niet handhaaft, zodat deze vordering in hoger beroep niet aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft – overeenkomstig de vordering ter terechtzitting van 9 januari 2023 – gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren – telkens in de periode 1 juni 2019 tot en met 2 oktober 2020 – en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 15.000,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van gijzeling indien verhaal niet mogelijk blijkt en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Door de raadsman van de verdachte is bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangegeven dat hij persisteert bij zijn standpunt ter terechtzitting van 9 januari 2023, inhoudende primair het verzoek de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren en subsidiair het verzoek om de vordering te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering. Tevens voegt het hof artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht toe aan de toepasselijke wetsartikelen.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Echt, registratienummer PL2379-2020159352, gesloten d.d. 29 maart 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 156), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 oktober 2020 (pg. 56-59), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
V: Als wat ben jij werkzaam bij de basisschool [school] in [plaats] ?
A: Als groepsleerkracht van [groep]
V: Wat is [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] ) voor een meisje?
A: Actief tijdens de lessen maar wel rustig. Ze doet wat je aan haar vraagt. Ze heeft
nauwelijks tot nooit ruzie op school. Ze praat nooit door de lessen heen. Ze is een
keurig meisje in de klas en altijd beleefd.
(…)
V: Vertel eens wat er gebeurd is?
A: Op 2 oktober 2020 (…) kwamen twee meisjes uit de klas naar mij toe en zeiden: “ [slachtoffer 1] vertelt dingen, ze gebruikt woorden die niet gebruikt mogen worden op school.” Ik ben toen met één van de meisjes naar de gang gegaan en heb één op één met haar gesproken en vroeg aan haar: “Waar heeft [slachtoffer 1] het dan over in jullie groepje?” Het meisje zei toen: “Dat [slachtoffer 1] seks heeft met haar vader.”. Daarna heb ik het andere meisje één op één op de gang genomen en die zei hetzelfde. Het waren drie meisjes die dat hebben gehoord van [slachtoffer 1] . Toen heb ik [slachtoffer 1] meegenomen de gang op en één op één met haar gesproken.
Ik vroeg aan [slachtoffer 1] : “Je hebt het net in het groepje ergens over gehad weet je wat ik bedoel?” [slachtoffer 1] zei toen: “Ja, ik denk over seks”. Ik vroeg wat er dan gezegd was. (…) [slachtoffer 1] zei toen: “Dat ik seks heb met mijn vader”. Ik zei toen: “Klopt dat [slachtoffer 1] ?”. [slachtoffer 1] antwoordde toen: “Ja.” Ik zei toen: “Hoe bedoel je dat?” [slachtoffer 1] zei toen: “Dan zijn we naakt en dan komt hij met zijn plasser tegen mijn plasser aan.” Ik vroeg: “Bedoel je daaronder” en daarbij wreef ik met mijn hand over mijn onderbuik in de richting van mijn geslachtsdeel. [slachtoffer 1] zei toen: “Ja.”
(…)
Ik vroeg aan [slachtoffer 1] wat ze daarvan vond. [slachtoffer 1] zei: “Soms niet fijn als ik dat niet wil, maar dan doet hij het toch. (…) Ik vind het ook niet fijn als het water eruit komt.” (…) Ik heb toen gevraagd of ze vandaag bij mama of bij papa was. Toen zei [slachtoffer 1] : “Nee mijn stiefvader doet dat.” Ik vroeg toen: Wanneer gebeurt dat dan?” [slachtoffer 1] zei dat als mama weg is als ze bijvoorbeeld bij iemand op bezoek is.”
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 november 2020 (pg. 6-11), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
V: Waarvan doe je aangifte?
A: Van vermoeden van seksueel misbruik van een minderjarige.
V: Om wie gaat het?
A: Dat is [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] .
V: Namens wie doe je aangifte?
A: Namens Bureau Jeugdzorg Limburg Zuid, kantoor Heerlen.
V: Als wat ben jij werkzaam bij bureau jeugdzorg?
A: Als gecertificeerd professional, ik voer de ondertoezichtstelling van [slachtoffer 1] uit.
Ik werk hier sinds april 2020.
(…)
V: Wie heeft het gezag over [slachtoffer 1] ?
A: Vader en moeder, dat zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft nu een relatie met [verdachte] .
(…)
V: Vertel eens, sinds wanneer weet jij van het vermoedelijke misbruik?
A: [slachtoffer 1] heeft op 2 oktober 2020 op school verteld dat zij seksueel misbruikt zou worden door haar stiefvader, [verdachte] . De basisschool ' [school] ' in [plaats] heeft
dat gemeld bij Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft BJZ benaderd.
(…)
V: Wat had ze gezegd?
A: Dat [verdachte] met zijn piemel over haar buik wrijft, dat ze het vies vindt als er water uit de piemel komt, dat het gebeurt als mama er niet is en dat het pijn doet. Dat heb ik van de leerkracht van de school gehoord, de IB-er. De directeur van de school heet [betrokkene 1] . [betrokkene 1] heeft in ons bijzijn met moeder gebeld en gezegd wat [slachtoffer 1] had verteld op school.
(…)
A: (… ) In oktober 2019 was al eerder een melding bij ons gedaan. De reclassering van [verdachte] was erbij betrokken. Dat komt omdat [slachtoffer 1] uitspraken heeft gedaan tegenover de moeder van [verdachte] . [verdachte] heeft dat samen met [slachtoffer 2] gemeld bij de reclassering. Reclassering heeft dat aan ons terug gekoppeld.
(…)
V: Sinds wanneer is [slachtoffer 2] samen met [verdachte] ?
A: Dat zal sinds februari, maart 2019 zijn.
(…)
(p. 9)
(…)
Daarom is [slachtoffer 1] in oktober 2020 uit huis geplaatst.
3.
Het proces-verbaal van studioverhoor op 12 november 2020 (pg. 19-54), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] :
Verslag verbatim studioverhoor
(p. 26)
V: Nou, hee, [slachtoffer 1] , uhm, nou zijn wij hier omdat jij iets aan mij komt vertellen. Wat kom jij mij vertellen?
G: Dat ik en [verdachte] (zoals verstaan) samen hebben gesekst.
V: Dat jij en [verdachte] hebben gesekst. Vertel mee daar eens alles over.
G: Uhm. Ikke was samen met [verdachte]
(het hof begrijpt in het navolgende telkens: verdachte [verdachte] )… (…) Alleen thuis (…) En mijn moeder en mijn broer waren samen aan het kienen (…) En ik en [verdachte] waren filmpjes aan het kijken en aan het snoepen (…) En op een gegeven moment zei hij van: doe eventjes je broek en onderbroek omlaag (…) En ik had het gedaan. (…) En toen zag ik dat hij ook zijn broek en onderbroek naar onderen dee (deed) (…) En toen zag ik zijn uh, pieteman (…) En toen dee (deed) hij dat tegen mijn pruim aan (…) En toen ging ik, ging het steeds verder gebeuren. En de dag daarna…. De eerste keer dat we dat deden. Gingen we eigenlijk naar zijn schoonmoeder (…)
(p. 27)
G: En daar heb ik het tegen de oma gezegd. Toen sinds die dag ging het erger worden. Want toen begon hij ook te duwen en met zijn mond aan mijn pruimpje likken. (…) Maar ik vond het wel lekker. Maar als hij dat deed duwen dan vond ik het nie (niet) echt zo lekker.
(p. 32)
V: Hee, en [slachtoffer 1] , nou vertelde jij mij dat uh, je kwam praten over het seksen met [verdachte] . En dat uh, hij zijn pieterman tegen jouw pruim aan deed. Wat is dat, jouw pruim?
G: Dat is de plek waar mannen zijn piele zitten. Alleen korter.
V: Alleen korter. En wat kun je met een pruim?
G: Plassen.
V: Plassen. Begrijp ik wat je bedoelt. Hee, en een pieterman, wat is dat?
G: Dat is eigenlijk een piele.
V: Hmhm. En wat kun je met een piele?
G: Plassen en zo rondslingeren.
(…)
V: [slachtoffer 1] , dat [verdachte] met zijn pieterman tegen jouw pruim aankwam. Is dat één keer gebeurd of is dat vaker gebeurd?
G: Vaker.
V: Vaker gebeurd. En waar is dat gebeurd?
G: Alleen maar in het huis.
V: In het huis. En in welk huis?
G: Waar ik eigenlijk woonde.
V: En waar is dat huis dan?
G: [adres 2]
(het hof begrijpt: [adres 2] ).
(p. 33)
V: [adres 2] . Oké. En waar in dat huis gebeurde dat dan?
G: Op de keukenvloer.
V: Hmhm. Keukenvloer. En is…
G: Op mijn bed.
V: Op jouw bed.
G: En op mama’s en [verdachte] zijn bed.
V: Hmhm.
G: En op de bank.
V: Op op de bank. En uhm, je vertelde ook dat zij, dat uh, hij met zijn mond aan jouw pruimpje ging likken.
G: Ja.
V: Is dat één keer gebeurd of is dat vaker gebeurd?
G: Dat is ook vaker gebeurd.
V: Ook vaker. En waar is dat dan gebeurd?
G: (lange stilte) Op bed en op de bank.
V: Op bed en op de bank. Oké. En nou hoorde ik jou ook zeggen volgens mij, en als ik het verkeerd zeg moet je mij verbeteren. Uhm, dat het erger ging worden en dat het wat duwen werd.
G: Ja.
V: Is dat één keer gebeurd of vaker gebeurd?
G: Vaker.
V: Vaker.
(…)
G: Het was gestopt when
(het hof begrijpt: toen)ik het tegen de klas had gezegd.
(…)
(p. 34)
G: En de kinderen hadden het tegen de juf gezegd.
(…)
G: Juf [getuige 1] .
V: Juf [getuige 1] . En wat heb je tegen juf [getuige 1] verteld dan?
G: Wat ik tegen zo had gezegd.
V: En wat had je dan gezegd?
G: Dat, ikke en mijn stiefvader hadden gesekst.
V: Oké. Dan begrijp ik wat je hebt gezegd. En [slachtoffer 1] , nou begrijp ik ook dat [verdachte] zijn pieterman tegen jouw pruim aan heeft gedaan.
(p. 35)
G: Ja.
(…)
V: Dan wil ik je vragen om alles te vertellen over die eerste dag dat [verdachte] met zijn pieterman tegen jouw pruim aan ging. Vertel daar eens alles over.
G: Ikke… Mijn moeder was heel laat gaan kienen (…) En we gingen… En ik en [verdachte] waren alleen thuis. (…) En we hadden, we hadden toen uh, toen hadden een televisie zender opgezet van Netflix (…) En uhm, ik… Toen zei hij da (dat). Wat je al had opgeschreven. (…) Dat hij zei van: doe je broek en onderbroek omlaag. (…) Ik zat in mijn pyjama, dus dat was heel makkelijk. (…) Ik lag naast hem dus ik kon hem duidelijk horen. (…) En nou toen zei hij dat. (…) Dus ik bedachte oké. Ik moet niet weigeren, want dat mag niet bij mijn ouders. Ik mag niet weigeren. Maar ik wist nie (niet) wat hij ging doen. En, en toen dat ik: ik heb het woordje seks weleens gehoord. Ik denk dat hij dat wil gaan doen.
(p. 36)
G:Maar ik vraag me dat nie (niet) af. En toen, en toen pas merkte ik dat hij het wel ging doen. (…) En ik dacht: nou, voor deze ene keer. De dag daarna gingen we naar zijn schoonmoeder. (…) En toen we eraan kwamen had ik het meteen gezegd. (…) Mijn stiefvader was een beetje boos. (…) Dat ik het had gezegd. Want dat mocht nie (niet). (…) Want dat moest geheim blijven. (…) Dat had hij tegen mij gezegd.
V: En wie had dat tegen jou gezegd?
G: [verdachte] .
V: En wat had [verdachte] dan precies gezegd?
G: Van shhht, niet, niet aan mama zeggen. Dat moet geheim blijven.
(….)
V: Hee, dan gaan we even een stapje terug. Want je zegt: ik was in mijn pyjama en we lagen naast elkaar. En waar lagen jullie dan naast elkaar?
G: Op de bank.
V: Op de bank. En dan liggen je naast elkaar en dan zegt [verdachte] . Doe je broekje, onderbroekje naar beneden.
G: Ja.
(…)
V: Oké. En toen jij je onderbroek en broek omlaag had, vertel eens verder. Wat gebeurde er dan?
(p. 37)
G: Toen was dat hij zei, toen ik de broek naar ondere dee (deed) en zijn onderbroek naar ondere dee (deed) (…) Uh, toen pas zag ik dat hij een pielie had. (…) En, en dat hij wou gaan seksen. (…) Ikke moest op mijn rug gaan liggen. (…) Mijn benen wijd uit, uit elkaar. (…) Ikke moest toen…. (lange stilte, zucht) Een beetje je met mijn handen zo (houdt haar handen boven haar hoofd). Want anders kon ik niet goed blijven liggen op mijn plek. (…) En ik dee (deed) ook uh… En ik dee (deed) ook gewoon wat hij dee (deed).
V: O en wat deed hij dan? Vertel daar eens alles over.
G: Mij kusjes geven op mijn borst. (…) En hij dee (deed)… (lange stilte) Als grote mensen doen, zoenen. (…) En toen zei hij: kom we, we gaan naar mijn en je moeder slaapkamer toe. (…) Toen was ik mee gegaan.
(p. 38)
(…)
V: Hee, en toen?
G: Toen, toen waren we eventjes boven aan het seksen. Daarna gingen we weer naar onder.
(…)
V: Oké. En je zegt: toen zijn we boven gaan seksen. En waar zijn jullie boven gaan seksen?
G: In bed.
V: In bed. En in welk bed?
G: In mijn moeders en [verdachte] zijn bed.
(…)
(p. 39)
V: En wie was dat die met zijn mond aan jouw pruimpje ging likken?
G: [verdachte] .
V: [verdachte] . Kun je daar eens over vertellen. Dat [verdachte] met zijn mond jouw pruimpje ging likken.
G: Hij kwam naar mij toe. En, en in een keer deed die zijn mond open en be… En stak zijn tong uit en deed tegen mijn pruim.
(…)
V: Die keer waar jij nu over vertelt dat hij jouw pruimpje likt. Waar was dat?
(p. 40)
G: Op de bank. (…) En in mijn bed.
V: En die keer op de bank, welke bank was dat?
G: Een hoekbank.
V: En in welke woning staat die hoekbank?
(…)
G: [adres 2] .
(…)
(p. 41)
V: Hee en [verdachte] , waar was [verdachte] ?
G: Boven op me (…)
(…)
V: Maar jij zegt: hier kwam zijn piemel?
G: Ja. (…) precies daar tegenaan.
V: En waar tegenaan?
G: Aan mijn pruim. (…) En toen was hij weer aan het duwen en duwen en duwen en duwen en duwen. (…) En hij bleef maar door duwen.
V: O. En waar duwde hij dan mee?
G: Met zijn piemel.
(…)
(p. 42)
G: Het zou geen pijn doen, dat geduw, als ik dat doe. Maar ik dacht, sjies, kan je nie (niet) stoppen?
(…)
V: En uhm, voelde jij nog iets?
G: Alleen pijn.
V: En waar voelde jij pijn?
(…)
G: In mijn pruim. (…) Als hij doet duwen. (…) Dan doet het pijn.
(…)
(p. 44)
G: Als dit zijn piemel is (…) dan komt hier al dat vlees. (…) En als hij erin zit dan komt er allemaal water uit.
V: Komt er allemaal water uit. O.
G: Witte.
V: Oké. Want jij zegt: als hij erin zit. Dan komt er allemaal water uit. Wit?
G: Ja.
V: Maar waar dan? Als die waar in zit?
(…)
G: In mijn pruim.
(…)
(p. 47)
V: Want jij vertelde dat [verdachte] in jouw pruim ging.
G: Ja.
V: Met zijn pielie.
G: Ja.
V: Maar hoe weet je nou dat het in jouw pruim was?
G: Ik voelde dat en [verdachte] voelde dat.
(…)
V: En wat voelde je dan?
G: Dat het dieper en dieper ging.
(…)
V: Je vertelde ook dat er wit water uit kwam.
G: Ja.
V: Waar kwam dat witte water vandaan?
G: Uit zijn pielie.
(…)
V: En waar kwam dat witte water dan terecht?
G: Op de bank.
V: Op de bank. Oké. En waar op de bank kwam dat dan terecht?
G: Dichtbij mijn kont.
V: En toen dat water dan dicht bij je kont kwam. Hoe ging het dan verder?
G: Toen deed hij het snel afdrogen.
G: Met de deken.
(…)
(p. 48)
V: Heb jij wel eens wat bij [verdachte] moeten doen?
G: (…) En van [verdachte] moest ikke uhm… (lange stilte, kijkt omhoog). Moest ik eens, bovenop hem liggen. En dat hij dan zijn pielie dan nog steeds tegen zijn, tegen mijn pruim doet. En dan, maar dan was ikke boven hem. (…) En… Moest ik hem kusjes op de borst geven.
(…) V: Je zegt: ik moest kusjes op zijn borst geven. En hoe wist je dan dat je kusjes op zijn borst moest geven?
G: Want dat ei
(het hof begrijpt: zei)hij.
(…)
V: En als jij dan op [verdachte] zat, uhm, waar waren dan jouw kleren?
G: Mijn t-shirt was gewoon aan. (…) Maar mijn onderbroek en broek waren uit. (…) Want dat moest van hem.
(…)
(p. 49)
V: Want je zegt: het is [verdachte] . En wie is [verdachte] ?
G: Mijn stiefvader.
V: Je stiefvader. En hoe heet [verdachte] verder?
G: [verdachte] .
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 8 januari 2021 (pg. 60-65), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2].( het hof begrijpt: roepnaam [getuige 2]) [getuige 2] :
A: (…) Verder woont [betrokkene 2] bij ons. (…) De vader van [betrokkene 2] is [verdachte] .
(…)
V: Waar kent u [slachtoffer 1] van?
A: Ik ken haar via [verdachte] . [verdachte] ging met [slachtoffer 2]
(het hof begrijpt: [slachtoffer 2] )samenwonen en zo heb ik [slachtoffer 1] leren kennen.
V: Hoe vaak heeft u contact met [slachtoffer 1] ?
A: In het begin kwam ze vaker met [verdachte] als [verdachte] zijn zoon [betrokkene 2] kwam bezoeken en [slachtoffer 2] kwam dan ook mee, dit was in de zomer van 2019.
(…)
A: Ik was met mijn schoonzus in de keuken bij ons. [slachtoffer 1] kwam de keuken binnen en zei: “Je weet niet wat ik heb meegemaakt.” Ik zei: “Wat dan?” [slachtoffer 1] zei: “Ik lag met [verdachte] op de bank en toen hebben we het gedaan we waren aan het proberen met de onderbroek aan en ik vond het lekker.” Ik vroeg: Weet jij wat je zegt? Klopt dat want dat is heel erg?”
[slachtoffer 1] zei: “Ja.” Toen heb ik [verdachte] en [slachtoffer 2] naar binnen geroepen. Ik heb toen tegen [slachtoffer 1] gezegd: “Zeg maar de waarheid je mag altijd de waarheid vertellen en niemand zal boos zijn.” Toen zei [slachtoffer 1] weer hetzelfde dat ze op de bank lagen, dat ze aan “het” doen waren en dat ze het lekker vond. Ik keek [slachtoffer 2] en [verdachte] aan. [verdachte] werd rood.
(…)
V: Hoe noemde [slachtoffer 1] [verdachte] ?
A: Papa [verdachte] .
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2021 (pg. 66-77), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2](het hof begrijpt: roepnaam [slachtoffer 2] )[slachtoffer 2] met bijlage 8 (pg. 89):
Adres: [adres 2]
Postcode plaats: [adres 2]
V: Hoe is uw relatie met [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] )op dit moment?
A: Deze is verbroken op 31 december 2020.
V: Wanneer kreeg jij een relatie met [verdachte] ?
A: 16 maart 2019.
V: Wanneer kwam [verdachte] bij jou wonen?
A: In augustus 2019 kwam [verdachte] bij mij wonen. In augustus is hij ingeschreven en sinds juni/juli verbleef hij al langere periodes bij mij.
V: Wie woonden er allemaal bij jou in huis?
A: [naam]
(het hof begrijpt: de zoon van de getuige), [slachtoffer 1] en [verdachte] .
(…)
V: Heb jij met [verdachte] wel eens seks gehad op de slaapkamer van [slachtoffer 1] ?
A: Nee.
(…)
V: Hoe zit het met [verdachte] zijn seksualiteit?
A: Die was goed tot de beschuldiging kwam en toen niets meer. Dat was op het moment van de beschuldiging. De eerste beschuldiging was op 3 oktober 2019.
V: Vertel eens over de eerste beschuldiging?
A: Ik heb dat opgeschreven. (…) Het eerste gesprek is bij [getuige 2] geweest. Dit is [getuige 2] . Ik heb daarna thuis nog een gesprek gevoerd met [slachtoffer 1] . Dit gesprek heb ik toen op papier gezet en dat mogen jullie voegen bij deze verklaring.
V: Want over wie gaat dit verslag?
A: Over [verdachte] zegt ze.
V: Hoe noemt [slachtoffer 1] [verdachte] ?
A: Het ene moment noemde ze hem [verdachte] en het andere moment “papa”.
V: Zij vertelt dit dan tegen je en welke stappen heb je toen genomen?
A: Wij zijn naar de reclassering van [verdachte] geweest en hebben daar aangegeven wat [slachtoffer 1] had verteld. [slachtoffer 1] had namelijk verteld dat zij seksueel werd misbruikt door [verdachte] .
(…)
A: Ik ben augustus 2019 gaan kienen. (…) [verdachte] was toen thuis met [slachtoffer 1] . (…) Het kienen was op 16 augustus 2019.
O: Opmerking verbalisanten. GET laat ons een geschreven blaadje zien en zegt hier staat alles op.
V: Ik weet hiervan zei je net. Wat bedoel je daarmee?
A: Ik weet hier inmiddels van, omdat [slachtoffer 1] voordat zij uit huis werd geplaatst deze verhalen heeft verteld.
(…)
V: Hoe komt het dat [slachtoffer 1] er tegenover jou begint?
A: Zij begon opeens en ik dacht laat haar maar praten. Zij is 10 oktober 2020 tegen mij gaan praten.
(…)
V: Wanneer heb je dit alles opgeschreven?
A: Op dezelfde dag toen het door [slachtoffer 1] aan mij was verteld.
O: getuige geeft ons de geschreven blaadjes. Van deze zijn een kopie gemaakt en als
bijlagen (--),8 en (--) bij dit proces-verbaal van verhoor gevoegd.
V: Wanneer heb je dit alles opgeschreven?
A: Op dezelfde dag toen het door [slachtoffer 1] aan mij was verteld.
Anders vergat ik het.
(…)
V: Ik wil even van je weten, wat heeft [slachtoffer 1] verteld over de seksuele handelingen tussen [verdachte] en haar?
A: Zoenen, likken, wrijven met zijn piemel over haar pruim, likken over haar pruim, water over haar heen. Dit heeft zij mij verteld.
(p. 75)
V: Wat heeft [slachtoffer 1] jou nog meer verteld?
A: Ze heeft tussendoor opmerkingen geuit.
- Dat hij zijn piemel tegen haar deed duwen. Ze zei: “Ik wil dat hij zijn piemel tegen mij duwt en dat hij dan doorduwt”;
- Zij wilde oefenen met [verdachte] voor later als ze ouder was en het goed kan. Zij zei: “Ik wil oefenen op [verdachte] , ik wil dat ik het later goed kan”;
- Zij zei: “Ik ben verliefd op [verdachte] ”.
(p. 76)
V: Jij hebt met ons contact gezocht, omdat jij op de slaapkamer iets hebt aangetroffen bij haar bed. Zou je ons kunnen vertellen hoe dat is gegaan?
A: Ik was de slaapkamer van [slachtoffer 1] aan het stofzuigen. Ik zag toen vlekken onder het bed van [slachtoffer 1] op de grond liggen. Ik moest meteen denken aan het verhaal wat [slachtoffer 1] mij verteld had een paar weken voordat zij uit huis geplaatst werd.
V: Wat heeft [slachtoffer 1] jou verteld?
A: Dat [verdachte] de douche had aangezet. Hij vervolgens naar de kamer van [slachtoffer 1] ging waar [slachtoffer 1] op dat moment was. Hij haar vervolgens naar de trap trok. Dit betrof de trap aan haar bed welke er niet meer zat maar wel de opening nog. Verder weet ik het niet meer. Dan zouden jullie moeten kijken naar bijlage 8.

Bijlage 8 (pg. 85) voor zover inhoudende:

“ [verdachte] ging douchen.
Trok aan me bij de plek
waar de ladder zit deed je broek
en onderbroek omlaag, toen zijn broek en
onderbroek omlaag en toen gingen ze sexen
en hij deed likken.(deur half open)
Toen ging [slachtoffer 1] .
(het hof begrijpt: [slachtoffer 1] )slapen
en [verdachte] douchen.”
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2021 (pg. 104), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 1] :
Op 8 januari 2021 omstreeks 16:00 uur belde, via de front office van team Zeden politie Limburg, mevrouw [slachtoffer 2] (19.09.1980), zijnde de moeder van [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] ). Mevrouw [slachtoffer 2] deelde mij, verbalisant [verbalisant 1] , telefonisch mede dat zij vandaag (vrijdag 8 januari 2021) de kamer van [slachtoffer 1] aan het opruimen was. Zij zag toen op de bedrand van het bed van [slachtoffer 1] en op de grond vloeistof/druppels liggen. Mevrouw [slachtoffer 2] moest toen aan iets denken wat [slachtoffer 1] haar eerder had verteld. [slachtoffer 1] had dit verteld voordat [slachtoffer 1] uit huis geplaatst werd. [slachtoffer 1] had haar toen verteld dat: “ [verdachte] de douche had aangezet, haar kamer was opgekomen en gesekst had met haar op het bed, bij het trapje van het bed.” Nu zag mevrouw [slachtoffer 2] bovengenoemde vloeistof/druppels op de kamer [slachtoffer 1] . In juni 2020 is de vloerbedekking op deze kamer gelegd en vervolgens gedweild. Daarna is deze vloer alleen nog gestofzuigd.
Aansluitend vond er telefonisch overleg plaats met het team Forensische Opsporing politie Limburg. Op zaterdag 9 januari 2021 vond er een forensisch onderzoek plaats op de kamer van [slachtoffer 1] in de woning van mevrouw [slachtoffer 2] . Van dit onderzoek werd door de Forensische Opsporing een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Getuige: [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2] ;
Slachtoffer : [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 3] .
7.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] ) d.d. 9 januari 2021 (pg. 105-114), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 2] :
Aanvang onderzoek
Op zaterdag 9 januari 2021 om 08:54 uur kwam ik, voor een forensisch onderzoek aan
op de locatie [adres 2] , binnen de gemeente Heerlen.
Forensisch onderzoek
Omschrijving onderzoekslocatie [1]
De onderzoekslocatie betreft een kinderslaapkamer in de woning op adres [adres 2] . (…) Na binnenkomst op deze kamer bevindt zich direct rechts een halfhoog bed met bijna geheel rondom een verhoogde metalen rand (foto 04 en 05). Op een circa 30 centimeter brede rand bevond zich geen verhoogde metalen rand (foto 6). Aan de onderzijde van de opening, op de rand van de onderzijde van het bed alsmede direct onder deze rand op de vloer gaf mevrouw [getuige 2] aan vlekken te zien (foto 07 tot en met 09).
Bevindingen
Ik zag op de onderzijde van het bed een verticaal naar beneden lopend spoor. Onder dit spoor zag meerdere lichte vlekken. Door mij werd met een forensisch lichtbron deze sporen bekeken. (…) Tijdens dit onderzoek zag ik meerdere sperma verdachte plekken (foto 10 en 11). Een aantal van deze sperma verdachte vlekken werden door mij indicatief getest op sperma. (…) Indicatief waren deze testen positief. Twee andere gelijksoortige sporen werden door mij bemonsterd en inbeslaggenomen (foto 12-AAMP9793NL en foto 13-AAMP9792NL).
Overzicht veiliggestelde sporen
Biologische sporen:
Spoornummer: PL2300-2020159352-69110
SIN: AAMP9792NL
Spooromschrijving: Sperma
Datum/tijd veiligstellen: 9 januari 2021 om 12:11 uur
Plaats veiligstellen: Onder bed
Spoornummer: PL2300-2020159352-69111
SIN: AAMP9793NL
Spooromschrijving: Sperma
Datum/tijd veiligstellen: 9 januari 2021 om 12:12 uur
Plaats veiligstellen: Onder bed
8.
De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute d.d. 12 maart 2021 (pg. 129-132), rapporteur Dr. M. Hidding (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige), voor zover inhoudende:
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1981, SKN [nummer 1] , dient vergeleken te worden met de DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal.
Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Onder bed
Spermafractie
AAMP9792NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte]
Onder bed
Spermafractie
AAMP9793NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte]
Bijlage DNA-profielcluster [nummer 2]
Omschrijving onderzoeksmateriaal: Sperma
SIN/DNA-identiteitszegel: AAMP9793NL#01
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
(…)
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte]
(geboren op [geboortedag 1] 1981).
9.
De verklaring van getuige [slachtoffer 2] ter terechtzitting van dit hof van 5 februari 2024, voor zover inhoudende:
Ik kan mij niet herinneren dat ik na de seks met [verdachte] naar een andere kamer ben gegaan. We hadden alleen seks op mijn eigen slaapkamer of op de bank. Als we op de slaapkamer seks hadden dan ging ik daarna gelijk naar de badkamer om mijzelf schoon te maken en als we op de bank seks hadden dan ging ik eerst naar de wc en dan daarna naar de badkamer. Ik ben niet op andere kamers geweest dan op de wc en in de badkamer voordat ik mijzelf had schoongemaakt.
(…)
Op de slaapkamer van [slachtoffer 1] is begin juli 2020 een nieuwe vloer gelegd. Begin oktober is [slachtoffer 1] uit huis geplaatst. In de tussenliggende periode tussen het leggen van de vloer en de uithuisplaatsing heb ik de vloer niet gestofzuigd. In januari 2021zou [slachtoffer 1] een zitting bij de rechtbank hebben. De dag daarvoor
(het hof begrijpt: 8 januari 2021)ben ik de kamer van [slachtoffer 1] gaan schoonmaken, omdat er een mogelijkheid was dat [slachtoffer 1] na de zitting naar huis zou komen. Toen zag ik de vlekken en dacht ik eraan dat [slachtoffer 1] mij had verteld dat [verdachte] haar heeft misbruikt op haar slaapkamer. Toen ik bij het schoonmaken de vlekken zag, heb ik de politie gebeld.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte ontkent het tenlastegelegde onder 1 en 2 te hebben gepleegd. Voorts heeft de raadsman aangevoerd de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar te achten. Daartoe is gewezen op de situatie van [slachtoffer 1] voordat de verdachte in beeld kwam, waaronder:
- de eerdere aangifte van seksueel misbruik van [slachtoffer 1] ;
- de ondertoezichtstelling en het gedrag van [slachtoffer 1] dat volgens haar vader en moeder grensoverschrijdend was;
de verklaring van getuige [getuige 2] dat de moeder te vrij met [slachtoffer 1] over seks zou praten;
-, de verklaring van de moeder dat de halfbroer van [slachtoffer 1] de volgende zou zijn die zou worden beschuldigd van seksueel misbruik en
- het gegeven dat de moeder een dag nadat er iets gebeurd zou zijn met [slachtoffer 1] in gesprek is gegaan en dat de antwoorden van [slachtoffer 1] op specifieke vragen (zoals welke onderbroek verdachte droeg, wel of geen haar bij geslachtsdeel etc.) niet juist waren volgens de moeder. Gelet op voorgaande acht de raadsman de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar en verzoekt hij het hof om deze niet te gebruiken voor het bewijs.
Indien het hof de verklaring van [slachtoffer 1] wel betrouwbaar acht, dan is het de vraag of voldaan is aan het bewijsminimum. De verklaring dient dan ondersteuning te vinden in ander bewijsmateriaal. Volgens de verdediging is aan die eis niet voldaan. De verklaringen van de getuigen zijn gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 1] . Dit zijn slechts verklaringen van horen zeggen. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer 1] . Het aantreffen van het sperma van de verdachte op de slaapkamer van [slachtoffer 1] onder het bed zegt immers niets over de wijze waarop het daar terecht is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de slaapkamer van [slachtoffer 1] kwam en dat het sperma mogelijk uit zijn vriendin (de moeder van [slachtoffer 1] ) kan zijn gekomen, nadat hij seks met haar heeft gehad. De raadsman heeft derhalve integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . De verklaring van [slachtoffer 1] is naar het oordeel van het hof gedetailleerd en consistent. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [slachtoffer 1] op verschillende momenten en ook spontaan een uitgebreide beschrijving heeft gegeven van de seksuele handelingen, de frequentie en de locaties waar de handelingen hebben plaatsgevonden. Wanneer aan haar verduidelijkingsvragen worden gesteld, antwoordt zij hetzelfde als in de free recall, maar ook overeenkomstig hetgeen zij tegenover haar juf en moeder heeft verklaard.
Verder vindt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteuning in het aangetroffen sperma onder het bed van [slachtoffer 1] , dat met een matchkans van één op één miljard afkomstig is van de verdachte.
Het alternatieve scenario dat hieromtrent door de verdachte naar voren is gebracht, namelijk dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 2] en dat het sperma uit [slachtoffer 2] is gekomen en zo bij het bed van [slachtoffer 1] terecht is gekomen, wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de verklaring van [slachtoffer 2] . Op de terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2024 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij alleen op haar eigen slaapkamer of op de bank seks heeft gehad met de verdachte. Direct na de seks ging zij naar de wc of naar de badkamer om zichzelf schoon te maken. Na de seks is zij – voordat zij zichzelf had schoongemaakt – niet op andere kamers geweest. Eerder heeft [slachtoffer 2] op vragen van de politie op 18 januari 2021 geantwoord dat zij geen seks heeft gehad met de verdachte op de slaapkamer van [slachtoffer 1] . Op de slaapkamer van [slachtoffer 1] is in juli 2020 een nieuwe vloer gelegd en deze is niet meer gestofzuigd of gedweild voor de uithuisplaatsing van [slachtoffer 1] in oktober 2020. Na de uithuisplaatsing van [slachtoffer 1] is [slachtoffer 2] pas in januari 2019 weer op de kamer van [slachtoffer 1] gekomen. Bij het stofzuigen van de kamer zag zij toen de (sperma)vlekken onder het bed van [slachtoffer 1] en heeft zij de politie gebeld. De alternatieve verklaring van de verdachte met betrekking tot het spermaspoor, wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door voornoemde verklaring van [slachtoffer 2] .
Nu het hof de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar acht en deze verklaring steun vindt in de overige bevindingen in het dossier zoals weergegeven in de bewijsmiddelen – met in het bijzonder het aantreffen van het sperma (dat met een matchkans van één op één miljard afkomstig is van de verdachte) op de slaapkamer van [slachtoffer 1] en de verklaring van getuige [getuige 2] – is voldaan aan het bewijsminimum. Het hof verwerpt derhalve het verweer in al zijn onderdelen en acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 4 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De foto’s waarnaar verwezen wordt zijn als bijlage aangehecht aan dit arrest.