ECLI:NL:GHSHE:2024:2478

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
200.343.038_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verhuiszaak en zorgregeling voor minderjarige kinderen na scheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van de kinderen en de zorgregeling na hun scheiding. De moeder, die met haar nieuwe partner wil samenwonen in een andere gemeente, heeft toestemming gevraagd om met haar jongste kind te verhuizen en hem in te schrijven op een nieuwe school. De vader, die het niet eens is met de verhuizing, heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld om de zorgregeling te wijzigen en de kinderen voorlopig aan hem toe te vertrouwen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juli 2024, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De moeder heeft aangevoerd dat de kinderen, die beide gediagnosticeerd zijn met ADHD, gebaat zijn bij de rust van de nieuwe omgeving. De vader heeft echter betwist dat er een spoedeisend belang is en stelt dat de kinderen niet willen verhuizen. Het hof heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is voor de vorderingen van de moeder en dat de zaak zich niet leent voor een kort geding. De vorderingen van de moeder zijn afgewezen en het bestreden vonnis is bekrachtigd. De vader heeft wel een spoedeisend belang bij de nakoming van de zorgregeling, die door de moeder niet is nageleefd. Het hof heeft bepaald dat de zorgregeling moet worden hervat en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de moeder hieraan niet voldoet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.343.038/01
arrest van 30 juli 2024
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep, geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Putmans-de Kok,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep, appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Breeveld,
op het bij exploot van dagvaarding van 24 juni 2024 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen vonnis van 7 juni 2024 tussen de moeder als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en de vader als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te ’s Hertogenbosch,
hierna te noemen: de raad.
Het gaat in deze zaak om beslissingen over de minderjarige kinderen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] ;
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] .

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/403695 /KG ZA 24-210)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 7 juni 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 juni 2024 met producties (1-7);
- de memorie van antwoord in hoger beroep, tevens incidenteel appel
d.d. 2 juli 2024 met producties (1-22);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel d.d. 15 juli 2024;
- de akte wijziging eis van de zijde van de vader d.d. 16 juli 2024.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader via een digitale verbinding, bijgestaan door zijn advocaat;
- M. Koene namens de raad.
2.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben [kind 2] en [kind 1] buiten aanwezigheid van partijen een gesprek gevoerd met de voorzitter in aanwezigheid van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.2.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 1 juli 2011 tot 3 december 2013. Zij zijn de ouders van [kind 1] en [kind 2] .
3.3.
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over beide kinderen. De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.4.
Beide kinderen zijn gediagnosticeerd met ADHD en [kind 1] heeft een vorm van autisme en gaat naar speciaal onderwijs.
3.5.
In artikel 4 van het ouderschapsplan van 2 oktober 2013 is een zorgverdeling overeengekomen waarbij de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag tot en met zaterdag bij de vader verblijven. De overige dagen verblijven de kinderen bij de moeder. Ten aanzien van de zorg voor de kinderen tijdens de schoolvakanties is overeengekomen dat deze in onderling overleg op basis van 50/50 onder de ouders wordt verdeeld. In het ouderschapsplan is verder beschreven dat de vader de mogelijkheid van co-ouderschap wil openhouden voor als de kinderen ouder zijn en hij de mogelijkheden heeft om dit met zijn werktijden te combineren.
De procedure in eerste aanleg
3.6.
In eerste aanleg heeft de moeder gevorderd de vader te veroordelen om binnen drie dagen na het wijzen van het vonnis zijn toestemming te verlenen, dan wel vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om met [kind 2] te verhuizen naar [plaatsnaam] en hem in te schrijven op het [X lyceum] te [plaatsnaam] en de vader te veroordelen in de proceskosten.
3.7.
De vader heeft verweer gevoerd in conventie en verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, dan wel haar vorderingen af te wijzen.
In reconventie heeft de vader gevorderd:
  • de moeder te verbieden om met [kind 2] te verhuizen naar [plaatsnaam] of een ander adres en haar te verbieden [kind 2] in te schrijven op een school in [plaatsnaam] op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • met wijziging van de zorgregeling, zoals opgenomen onder punt 4 van het ouderschapsplan - een voorlopige zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen in de even weken bij de vader zullen verblijven en de oneven weken bij de moeder, op straffe van verbeurte van een dwangsom als de moeder niet meewerkt;
  • vervangende toestemming aan hem te verlenen om [kind 2] in te schrijven op het [X college] in [woonplaats] , althans een andere school in de buurt van [woonplaats] ;
  • indien de moeder alleen verhuist naar haar nieuwe vriend, beide kinderen voorlopig aan de vader toe te vertrouwen;
  • de moeder te veroordelen in de proceskosten.
3.8.
Bij het bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de moeder in conventie afgewezen.
In reconventie heeft de voorzieningenrechter vervangende toestemming verleend aan de vader om [kind 2] in te schrijven op het [X college] en bepaald dat, in het geval de moeder toch verhuist naar [plaatsnaam] , [kind 2] en [kind 1] voorlopig aan de vader worden toevertrouwd en op zijn woonadres worden ingeschreven. De overige vorderingen van de vader in reconventie zijn afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.9.
In de onderhavige procedure vordert de moeder na wijziging van haar eis in hoger beroep om het bestreden vonnis te vernietigen en bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen alsnog geheel toe te wijzen: te weten (vervangende) toestemming voor verhuizing met [kind 2] en inschrijving van hem op het [X lyceum] te [plaatsnaam] , met dien verstande dat de vader eveneens wordt veroordeeld om binnen drie dagen na het wijzen van dit vonnis toestemming te verlenen aan de moeder om met [kind 1] te verhuizen (naar [plaatsnaam] ) en haar eveneens toestemming te verlenen om [kind 1] in te schrijven op Actief college te [plaatsnaam] met veroordeling van de vader in de proceskosten van deze procedure.
3.10.
De vader weerspreekt de vorderingen van de moeder en vordert bij memorie van antwoord het bestreden vonnis te bekrachtigen voor zover het betreft de vervangende toestemming om [kind 2] in te schrijven op het [X college] in [woonplaats] en de voorlopige toevertrouwing aan de vader indien de moeder toch verhuist naar [plaatsnaam] , en de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen in hoger beroep, althans deze af te wijzen met veroordeling van de moeder in de kosten van het geding in beide instanties.
In incidenteel hoger beroep (na wijziging van eis) vordert de vader:
  • Primairte bepalen dat de voorlopige hoofdverblijfplaats van de beide kinderen wordt vastgesteld op het adres van de vader waarbij de moeder gehouden is de kinderen binnen 24 uur na de uitspraak naar de vader te brengen op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat zij dit nalaat, en
    subsidiairte bepalen dat de moeder gehouden is om voorlopig een week op week af regeling na te komen, waarbij de kinderen de even weken bij de moeder verblijven en de oneven weken bij de vader, althans
    meer subsidiairdat de moeder een zorgregeling zoals vastgesteld in het ouderschapsplan dient na te komen, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de moeder dit verbod schendt;
  • te bepalen dat de moeder wordt veroordeeld tot betaling aan de vader van een bedrag van € 1.746,92 althans een nader in goede justitie vast te stellen bedrag, zijnde de kosten die de vader heeft gemaakt voor tickets en verblijf voor de kinderen voor de geplande maar niet door de kinderen genoten vakantie;
  • te bepalen dat de vader voorlopig het eenhoofdig gezag zal uitoefenen, althans te bepalen
dat de raad onderzoek doet of een voorlopige ondertoezichtstelling dient te worden uitgesproken, althans dat er een onderzoek wordt gedaan door de raad naar de ontwikkeling van de kinderen;
- te bepalen dat de moeder wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties, waaronder begrepen een bijdrage in de kosten van rechtskundige bijstand aan de zijde van de vader.
De standpunten
In het principaal en incidenteel hoger beroep
Verhuizing en inschrijving school
3.11.1.
De moeder voert in hoger beroep, samengevat, het volgende aan.
De moeder wil gaan samenwonen bij haar nieuwe partner in [plaatsnaam] .
De verhuisplannen zijn besproken tussen ouders in bijzijn van de kinderen. De vader heeft tijdens dat gesprek ingestemd met de verhuizing van [kind 2] naar [plaatsnaam] en de wijziging van het hoofdverblijf van [kind 1] bij hem, maar heeft zijn toestemming later weer ingetrokken. De moeder mocht echter vertrouwen op de toezegging van de vader in dat gesprek, is stappen gaan zetten voor de overgang van [kind 2] naar de school in [plaatsnaam] en heeft daarom nu spoedeisend belang bij haar vorderingen. [kind 2] en inmiddels ook [kind 1] hebben duidelijk hun wens kenbaar gemaakt met de moeder te willen meeverhuizen.
[kind 2] is voorlopig ingeschreven op het [X lyceum] . [kind 1] is naar een open dag geweest bij het [Y college] . Deze school sluit aan bij zijn behoeften en
wensen. Om ervoor te zorgen dat beide kinderen na de zomervakantie kunnen starten
op het voortgezet onderwijs is het noodzakelijk dat inschrijving van [kind 2] op korte termijn definitief wordt gemaakt en dat [kind 1] ingeschreven wordt op het [Y college] .
3.11.2.
Uit de door de moeder overgelegde verklaring van haar werkgever blijkt dat zij op bepaalde dagen voor haar werk aanwezig moet zijn op de locatie Delft. Dit gaat om meerdere dagen. Ook hierin is een spoedeisend belang gelegen.
3.11.3.
De moeder heeft de verhuizing wel degelijk goed voorbereid. Zij heeft met de vader besproken dat zij bij haar partner zal intrekken. De kinderen zijn daar al vaker geweest en ook de vader weet waar de woning is gelegen. De kinderen willen mee verhuizen en willen niet bij de vader blijven. Beide kinderen zijn gediagnosticeerd met ADHD en zijn gebaat bij rust. De omgeving van [plaatsnaam] heeft veel bossen en natuur en biedt de kinderen de rust die zij zoeken. De moeder kent haar partner sinds december 2023. De duur van een relatie zegt echter niets over de bestendigheid ervan.
De moeder betwist dat op korte termijn therapie wordt gestart voor de kinderen. Zij heeft zich enkel in het verleden georiënteerd om te zien of er hulp was om het contact tussen de kinderen onderling te verbeteren.
3.11.4.
Na de scheiding is de vader een periode niet in beeld geweest. Het contact is er later pas weer gekomen maar is nog altijd niet goed. De kinderen zijn volgens de afgesproken zorgregeling naar de vader gegaan. De moeder erkent dat de kinderen buiten de reguliere zorgregeling om wel eens extra bij de vader hebben verbleven, maar dat is niet structureel. Ze lieten regelmatig weten het niet fijn te vinden bij de vader. Na de uitspraak van de kortgeding rechter hebben ze allebei laten weten dat ze rust wilden. Ze zijn vanaf dat moment niet meer bij de vader geweest. De moeder stimuleert de kinderen om te gaan, maar ze willen zelf niet. Ze zijn daarom ook niet meegegaan met de vader op zomervakantie naar Italië. De moeder verwacht dat als er duidelijkheid is over deze procedure, de kinderen wel weer volgens de regeling bij de vader zullen zijn. Feitelijk verandert er dan dus voor de vader door de verhuizing niet zoveel.
3.12.1.
De vader voert in hoger beroep, samengevat, het volgende aan.
De vader betwist dat de moeder een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en dat een bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Het is sinds maart 2024 al duidelijk dat de vader niet akkoord is met de verhuizing. Het lag op de weg van de moeder om een bodemprocedure te beginnen.
De vader betwist dat er gesprekken zijn geweest over de verhuisplannen waarin tot overeenstemming zou zijn gekomen
.De vader wilde via mediation met de moeder in overleg over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het co-ouderschap, maar de moeder weigert om hieraan mee te werken. De moeder heeft de kinderen gemanipuleerd en hen in een loyaliteitsconflict gebracht. Sinds de uitspraak in eerste aanleg belet zij het contact tussen de vader en de kinderen. Ook heeft de moeder [kind 1] zonder instemming van de vader meegenomen naar een open dag van een nieuwe school in [plaatsnaam] . De vader stelt dat de verklaring van de kinderen die door de moeder in het geding is gebracht niet als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
3.12.2.
Beide kinderen wonen al hun gehele leven in [woonplaats] , gaan daar naar school en hebben daar hun familie en vrienden. De ouders wonen nu op een steenworp afstand van elkaar. Daar komt bij dat de kinderen kwetsbaar zijn en met kind eigen problematiek kampen, ADD en ADHD. [kind 1] wordt op school goed begeleid en zit op speciaal basisonderwijs. Hij heeft baat bij stabiliteit en continuïteit en zekerheid. Verhuizing naar een totaal ander deel van Nederland in een nieuwe gezinssamenstelling op een andere school op 110 kilometer afstand van vader zal enorm ingrijpend zijn en van invloed op zijn ontwikkeling.
Hetzelfde geldt voor [kind 2] . Daarbij zal de verhuizing met de moeder naar [plaatsnaam] het contact tussen de kinderen en de vader in negatieve zin beïnvloeden.
3.12.3.
De vader betwist dat de moeder vanwege een werkplek in Delft verplicht of genoodzaakt is om te verhuizen naar [plaatsnaam] . Rondom [woonplaats] zijn er 23 locaties met [vacatures] . Daarnaast is er nog steeds veel onduidelijkheid over de samenstelling van het nieuwe gezin van de moeder en hoe het contact met de vader zou moeten gaan plaatsvinden. Verder heeft de omgeving [woonplaats] ook voldoende bosgebied en voorzieningen voor kinderen met ADHD. De vader kan in [woonplaats] mede zorgdragen voor therapie en begeleiding van de kinderen. Hij vertrouwt de nieuwe vriend van de moeder niet, omdat hij de kinderen grof heeft uitgescholden en alleen oog lijkt te hebben voor een verhuizing van de moeder naar zijn adres.
Wijziging (voorlopig) hoofdverblijf/verdeling zorg- en opvoedingstaken / dwangsom
3.13.
De vader vordert primair de voorlopige hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, waarbij de moeder gehouden is de kinderen binnen 24 uur na de uitspraak naar de vader te brengen op straffe van een dwangsom. Hij stelt dat de moeder zich schuldig maakt aan het plegen van een strafbaar feit ex artikel 279 Sr nu zij de kinderen onttrekt aan het gezag van de andere ouder. De vader stelt tevens dat de moeder zich niet houdt aan de verplichting van artikel 1:247 lid 3 BW om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. De vader constateert dat de kinderen tegen hem worden opgezet. De vader vreest dat als de hoofdverblijfplaats niet met spoed op zijn adres wordt vastgesteld, de kinderen zullen meeverhuizen naar [plaatsnaam] . De moeder is feitelijk al bezig met verhuizen en alle acties zijn erop gericht om bij haar vriend in [plaatsnaam] te gaan wonen en beide kinderen daar naar school te laten gaan. De kinderen hebben het recht om door beide ouders te worden opgevoed. De vader is meer dan bereid om de kinderen contact te laten hebben met de moeder als zij bij hem het hoofdverblijf hebben.
Subsidiair vordert de vader voorlopig een week op week af regeling vast te stellen, waarbij de kinderen de even weken bij de moeder verblijven en de oneven weken bij de vader, althans nakoming door de moeder van de overeengekomen zorgregeling, op straffe van een dwangsom. De vader stelt dat daar een spoedeisend belang bij is, om ouderverstoting te voorkomen, gelet op wat er sinds de uitspraak aan de hand is.
3.14.
De moeder weerspreekt het door de vader gesteld als volgt.
Zij betwist dat zij de kinderen bij de vader weghoudt. De kinderen geven zelf expliciet aan dat zij op dit moment niet naar hun vader willen. [kind 1] zegt dat de vader hem uithoort over de situatie bij de moeder als hij bij hem is en voelt zich daarbij niet prettig. Om die reden ondervindt [kind 1] , maar ook [kind 2] steeds meer weerstand om naar de vader te gaan. Bovendien bemoeit de huidige partner van de vader zich met de situatie tussen
partijen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat een vordering om de zorgregeling te wijzigen zich niet leent om in kort geding te behandelen. Partijen zijn vanaf 2013 gescheiden en in de afgelopen periode heeft de vader geen enkele poging ondernomen om in een bodemprocedure een wijzigingsverzoek met betrekking tot de zorgregeling in te dienen.
Schadevergoeding kosten vakantie
3.15.
De vader heeft de kinderen ondanks zijn vele verzoeken en de toezeggingen van de moeder niet meegekregen op vakantie naar Italië. De vader stelt de moeder aansprakelijk voor de materiële (kosten verblijf en vliegtickets) en immateriële schade die hij heeft geleden nu hij de vakantie niet met zijn kinderen kan doorbrengen. De vader heeft een spoedeisend belang bij deze vordering aangezien hij de kosten voor de vakantie reeds heeft voldaan en inmiddels in financiële nood verkeert en de moeder heeft laten weten deze niet aan hem te zullen voldoen, aldus de vader.
3.16.
De moeder heeft de voor de vakantie bestemde toestemmingsformulieren ondertekend en de identiteitsbewijzen van de kinderen aan de vader doen toekomen. De kinderen willen niet met de vader op vakantie. Het is de keuze van de vader om vliegtickets te boeken. Die kosten kunnen niet op haar worden verhaald als de kinderen niet mee willen. Niet gebleken is dat de vader in de financiële problemen komt, aldus de moeder.
(Voorlopige) wijziging gezag, raadsonderzoek
3.17.
De vader acht het in het belang van de kinderen dat de moeder het gezag voorlopig niet meer uitoefent, nu zij daar misbruik van maakt, althans dat een ondertoezichtstelling nodig is om haar gezag te beperken. De moeder doet waar zij zin in heeft en schaadt keer op keer de belangen van de kinderen.
3.18.
De moeder is van mening dat onderhavige procedure zich niet leent voor een raadsonderzoek. Het ligt op de weg van de vader om een wijzigingsverzoek voor te leggen aan de rechtbank, zodat in die procedure een raadsonderzoek kan worden bevolen. Er is echter geen enkele aanwijzing van de kinderen niet veilig zouden opgroeien bij de moeder. Het enkele feit dat de vader de moeder verwijt dat de kinderen niet bij hem willen zijn, is geen reden om een raadsonderzoek te gelasten.
3.19.
De raad heeft op de mondelinge behandeling ten aanzien van alle vorderingen het volgende geadviseerd.
Dit is een kort geding procedure en de vorderingen zouden afgewezen moeten worden. Het is niet in het belang van de kinderen om een voorlopige beslissing te nemen met zulke ingrijpende gevolgen, die dan mogelijk in een bodemprocedure weer gewijzigd worden. Het gaat niet alleen over de woonplaats van de kinderen, maar ook over andere scholen, het vriendennetwerk en het contact met opa en oma. Een wisseling kan, maar alleen als ouders het eens zijn en als zij kunnen uitdragen hoe zij als het als ouders gaan doen.
De kinderen zitten met loyaliteiten. Kinderen kunnen dingen zeggen tegen de ouder om die ouder tevreden te houden en gelukkig te zien en tegelijkertijd bij de andere ouder iets anders verklaren. Het is jammer dat er nog geen bodemprocedure is gestart, want dan zou de raad met het oog op die procedure al onderzoek kunnen doen.
Het zou deze ouders sieren als ze hulp zoeken. Omdat er geen procedure bij de rechtbank loopt, is een verwijzing naar het Uniform Hulpaanbod niet mogelijk. Ouders kunnen zich wel voor hulpverlening tot de gemeente wenden. Voor de kinderen is dit nodig.
De motivering van de beslissing
In principaal en incidenteel hoger beroep
3.20.
Het hof dient ambtshalve vast te stellen of sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij wordt voorop gesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 31 mei 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE3437).
In het principaal hoger beroep
3.21.
Het hof is van oordeel dat van een spoedeisend belang bij de vorderingen in het principaal hoger beroep geen sprake is.
De procedure in kort geding is bedoeld voor spoedeisende gevallen waarin de belangen van de betrokkenen vragen om een onmiddellijke voorziening die voorlopig van kracht is totdat de rechter in een bodemzaak een definitieve beslissing heeft gegeven. De kort geding rechter dient er in beginsel voor te waken dat hij met zijn voorlopige voorziening niet vooruitloopt op de definitieve beslissing die in de bodemzaak zal volgen. Dit maakt dat de kort geding rechter terughoudend zal moeten zijn met het geven van vervangende toestemming voor een verhuizing van kinderen. Dit uitgangspunt neemt niet weg dat er bijzondere zwaarwegende omstandigheden kunnen zijn waarin het belang van de kinderen en/of van de verzorgende ouder kan rechtvaardigen dat in kort geding vervangende toestemming wordt verleend voor een verhuizing.
Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet gebleken. Gelet op de aard van de onderhavige procedure die slechts beoogt op zo kort mogelijke termijn een aantal naar hun aard tijdelijke ordemaatregelen te treffen, is het hof van oordeel dat voor een grondig onderzoek naar de feiten geen plaats is. Deze kort geding procedure leent zich niet voor een bewijsprocedure.
De moeder stelt voortvarend te moeten kunnen handelen omdat partijen afspraken hadden gemaakt over de verhuizing. Deze afspraken zijn gelet op de gemotiveerde betwisting door de vader niet komen vast te staan of aannemelijk geworden, nog daargelaten dat die gestelde afspraken alleen over [kind 2] gingen. Verder blijkt uit de door de moeder overgelegde verklaring van haar werkgever dat zij de mogelijkheid heeft om in de regio Delft (en dus meer in de buurt van [plaatsnaam] ) te gaan werken, maar er blijkt geenszins een verplichting en/of een termijn uit.
De kort geding rechter in eerste aanleg heeft spoedeisend belang aangenomen vanwege de start van [kind 2] op de middelbare school in augustus 2024. Het geschil tussen de ouders ziet echter alleen op
plaatsvan de middelbare school: over welke school aangewezen is in [woonplaats] dan wel [plaatsnaam] is geen discussie. De beslissing over de school is daarmee niet meer dan een
gevolgvan de beslissing over de verhuizing. Het hof is, met de raad, van oordeel dat deze verhuisbeslissing dermate verstrekkende gevolgen heeft dat die beslissing alleen in een bodemzaak genomen kan worden. Dat de kinderen bij een eventuele verhuizing na de start op de middelbare school alsnog van school zullen moeten wisselen is mogelijk ingrijpend, maar niet zo ingrijpend dat de verstrekkender beslissing over de verhuizing ook in een kort geding kan worden gegeven.
Nu spoedeisend belang ontbreekt, kunnen de vorderingen van de moeder niet worden toegewezen. Het bestreden vonnis zal op dit punt, met wijziging van de gronden, worden bekrachtigd.
In het incidenteel hoger beroep
3.22.
Ten aanzien van de vorderingen van de vader over de wijziging van het hoofdverblijf, wijziging van de zorgregeling, wijziging van het gezag, de schadevergoeding en het bepalen van een onderzoek door de raad en een ondertoezichtstelling geldt eveneens, nog daargelaten dat voor een deel van die vorderingen de wettelijke grondslag ontbreekt, dat deze vorderingen zich niet lenen voor een behandeling in kort geding. De vader heeft geen zodanig spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorzieningen dat een beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De kort geding rechter heeft al beslist dat de kinderen aan de vader zullen worden toevertrouwd indien de moeder toch verhuist. Tegen die beslissing is geen hoger beroep ingesteld. Daarmee is in dat geval voorzien in de meest prangende zorg van de vader, namelijk dat hij zijn kinderen niet meer ziet. Het hof zal de genoemde vorderingen afwijzen.
De vader heeft wel spoedeisend belang bij zijn vordering tot nakoming van de zorgregeling uit het ouderschapsplan. De moeder heeft laten weten dat zij indien er geen toestemming voor de verhuizing komt, in [woonplaats] zal blijven. In dat geval worden de kinderen dus niet aan de vader toevertrouwd, maar moet de zorgregeling worden nageleefd conform het ouderschapsplan. De afgelopen maanden is de moeder de zorgregeling echter niet nagekomen: de vader heeft de kinderen niet of nauwelijks gezien. De kinderen zeggen weliswaar dat ze op dit moment niet naar de vader willen, maar het hof is er op dit moment niet van overtuigd dat de kinderen echt niet willen en daar redenen voor hebben, temeer nu zowel de kinderen -in het gesprek met de voorzitter- als de moeder -op de mondelinge behandeling- hebben gezegd dat de kinderen na afloop van deze procedure weer conform de regeling naar de vader zullen gaan.
Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de regeling weer direct en volledig wordt hervat. Het gebrek aan contact de afgelopen maanden rechtvaardigt een dwangsom als stimulans tot nakoming van de zorgregeling. Als de moeder de zorgregeling nakomt – zoals ze zelf zegt - ondervindt zij geen last van die dwangsom. Het hof zal een dwangsom opleggen zoals hierna in het dictum vermeld.
Proceskosten
3.23.
Gelet op de omstandigheid dat partijen voormalige echtgenoten zijn, zal het hof met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv de proceskosten in beide instanties compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In hetgeen de vader heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om anders te beslissen.

5.De uitspraak

Het hof:
In het principaal en incidenteel hoger beroep
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt de moeder tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld in het ouderschapsplan, en bepaalt dat de moeder een dwangsom aan de vader verbeurt van € 250,-- per dag voor iedere dag dat de moeder, na de betekening van dit arrest, in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.M.D.M. van der Linden en
H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 juli 2024.
griffier rolraadsheer