ECLI:NL:GHSHE:2024:2467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
20-000534-22 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 21 februari 2022 was gewezen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een strafrechtelijke procedure. De rechtbank had eerder een bedrag van € 9.000,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld en een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 juli 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering en heeft subsidiair kosten in verband met het verhuren van stallen naar voren gebracht. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat het vonnis waarvan beroep moet worden bevestigd.

Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, na in mindering brengen van bepaalde kosten, op een bedrag van € 5.870,70 resteert. Het hof heeft de redenering van de rechtbank gevolgd en het vonnis integraal bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. A.J. Henzen als voorzitter fungeerde. De uitspraak is openbaar gedaan en mr. A.J. Henzen was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000534-22
Uitspraak : 26 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 21 februari 2022 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 82-205241-21 tegen:

[verdachte]

Statutair gevestigd te [adres] ,
opgeroepen als:

[verdachte] ,

statutair gevestigd te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op een bedrag van € 9.000,00 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor datzelfde bedrag.
Namens van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2024 alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft de verdediging – gelijk aan hetgeen in eerste aanleg aangevoerd – het hof verzocht de in verband met het verhuren van de stallen gemaakte kosten, e weten de
  • waterschapslasten (€ 708,- : 2 = € 359,-),
  • verzekeringskosten (€ 4.341,60 : 2 = € 2.170,80) en,
  • onroerendezaakbelasting (€ 1199,- : 2 = € 599,50)
op het door de rechtbank vastgestelde bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen, zodat een bedrag van € 5.870,70 aan wederrechtelijk verkregen voordeel resteert, en vervolgens dat bedrag te matigen zodat recht wordt gedaan aan de feitelijke situatie waarbij het grootste deel van de door de betrokkene verhuurde stallen legaal in gebruik waren.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis en met de redengeving waarop dit berust en zal daarom het vonnis integraal bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kerssies, griffier,
en op 26 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.