3.14.2Waar [geïntimeerde] hiertoe betoogt dat Care Cosmetics geen concurrent is door de beperkte overlap van de markten waarop zij opereren en dat het concurrentiebeding blijkens haar bewoordingen bovendien beperkt is tot slechts drie door Dermatuer gevoerde merken die het beding benoemt en die Care Cosmetics niet vermarkt, gaan die betogen naar voorshands oordeel van het hof niet op.
Het hof overweegt dat aan de hand van de zogenaamde Haviltexmaatstaf moet worden beoordeeld hoe de verwijzing naar drie specifieke merken moet worden uitgelegd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat partijen niets hebben aangevoerd ter zake hetgeen bij de totstandkoming van het concurrentiebeding met elkaar is besproken over de betekenis die daaraan moet worden toegekend. Bij de uitleg komt het in dit geval daarmee in het bijzonder aan op de bewoordingen van het beding en hoe partijen die redelijkerwijs hebben mogen opvatten. Het beding vermeldt niet dat het beperkt is tot de drie daarin genoemde merken, maar dat het van toepassing is op die drie door Dermatuer gevoerde merken. Uit het gebruik van de woorden
“strekt zich uit tot”volgt eerder het tegendeel: dat met vermelding van deze merken bedoeld is om het beding een bredere werking te geven. Mede gelet op de aard van het beding, valt hieruit redelijkerwijs te begrijpen dat het niet alleen die drie merken van Dermatuer beoogt te beschermen, maar (ook) ziet op merken of producten die gelijk althans gelijksoortig zijn aan die drie merken, die daarvoor als alternatief kunnen dienen en die daarmee dus zouden kunnen concurreren. [geïntimeerde] betwist onvoldoende (de stelling van Dermatuer) dat Care Cosmetics en Dermatuer wel verschillende merken voeren, maar ook gelijke althans gelijksoortige producten voeren die als elkaars alternatief kunnen dienen.
3.14.3.1 Voor zover [geïntimeerde] aanvoert dat haar opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Dermatuer, betoogt [geïntimeerde] -kort samengevat- dat Dermatuer haar functie eenzijdig en zonder zwaarwegend bedrijfsbelang heeft gewijzigd, waardoor haar omzetverantwoordelijkheid met ca. 40% zou worden verlaagd, wat het behalen van haar bonus bemoeilijkt en waardoor haar team zou worden teruggebracht van 10 naar 3,8 fte en welke functiewijziging voor haar een demotie zou inhouden.
Dermatuer weerspreekt dat gemotiveerd en betoogt -beknopt weergegeven- dat vanwege haar groeiaspiraties is besloten tot de opsplitsing tussen de professionele markt en de retail, dat [geïntimeerde] daar nooit bezwaar tegen heeft gemaakt, dat de functiewijziging voor [geïntimeerde] geen demotie inhoudt vanwege een verwachte groei in omzet en in formatie en door de afwezigheid van negatieve financiële gevolgen voor [geïntimeerde] en dat [geïntimeerde] de opsplitsing aanvankelijk ook niet als reden voor de opzegging heeft aangevoerd en eerst in de inleidende dagvaarding heeft aangegeven dat de aangekondigde functiewijziging dé reden voor haar opzegging zou zijn geweest.
3.14.3.2 In het licht van de gemotiveerde weerspreking door Dermatuer oordeelt het hof voorshands onvoldoende duidelijk gemaakt dat de door [geïntimeerde] gewraakte functiewijziging voor haar een demotie zou inhouden. Het op kosten van Dermatuer begin 2014 nog uitgevoerde assessment van [geïntimeerde] en de voor [geïntimeerde] toen nog opgestarte coaching wijzen ook niet op een dergelijke demotie.
In het licht van de gemotiveerde weerspreking door Dermatuer oordeelt het hof vooralsnog bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de al op 14 december 2023 aangekondigde functiewijziging voor [geïntimeerde] dé reden is geweest voor haar op 7 maart 2024 gedane opzegging. Dit laatste stelt [geïntimeerde] pas uitdrukkelijk in de inleidende dagvaarding van 17 mei 2014, maar [geïntimeerde] betwist niet voldoende (de stelling van Dermatuer) dat zij de opsplitsing en daarmee samenhangende functiewijziging aanvankelijk niet als reden voor de opzegging bij Dermatuer heeft aangevoerd. Dermatuer zegt dat [geïntimeerde] bij de opzegging juist heeft aangegeven dat zij blijkens haar assessment een kopie van directeur [persoon A] was, wat voor haar juist de reden was om zich buiten Dermatuer (verder) te willen gaan ontwikkelen. Blijkens de stukken heeft [geïntimeerde] aanvankelijk ook steeds richting Dermatuer benadrukt dat zij bij Care Cosmetics een belangrijke stap in haar ontwikkeling en carrière meende te kunnen maken, maar heeft [geïntimeerde] eerst in haar e-mail van 12 maart 2024 verwezen naar die opsplitsing en de daarmee samenhangende functiewijziging doch toen nog slechts als een factor:
“(…) die (…) aan mijn beslissing [hof: heeft] bijgedragen. (…)”
3.15.1Ook voor zover [geïntimeerde] haar vordering baseert op de stelling dat het concurrentiebeding en het relatiebeding niet noodzakelijk zijn vanwege bedrijfs- of dienstbelangen van Dermatuer volgt het hof [geïntimeerde] daarin voorshands niet. Onder verwijzing naar alles wat hiervoor al is geoordeeld, overweegt het hof in dit verband aanvullend nog dat waar voorshands voldoende aannemelijk is dat Care Cosmetics (ook) merken en producten voert die gelijk althans gelijksoortig zijn aan die van Dermatuer en daarvoor als alternatief kunnen dienen, Care Cosmetics voor Dermatuer -anders dan [geïntimeerde] beweert- wel degelijk als concurrent geldt. Dit klemt nog temeer voor de 79 relaties die merken afnemen van zowel Dermatuer als Care Cosmetics.
3.15.2.1 Volgens [geïntimeerde] -kort samengevat- maakt Dermatuer (ook) het door haar gevoerde belangrijkste merk Dermalogica niet zelf en verkoopt Dermatuer als distributeur binnen de Benelux alleen de producten van de principaal die de strategie bepaalt, maar is de door Dermatuer zelf gevoerde strategie niet uniek, heeft Dermatuer deze zelf met haar klanten gedeeld en vermeldt Dermatuer haar relaties zelf op de website. [geïntimeerde] zegt geen bijzondere kennis te hebben van distributieovereenkomsten, van productrecepten, van het personeelsbeleid, van unieke werkprocessen en strategieën of van overige essentiële relevante (commerciële en technische) informatie van Dermatuer. Volgens [geïntimeerde] zijn klanten in deze markt erg merk- en productvast en wijzigt de onderlinge concurrentiepositie door haar overstap niet.
Dermatuer betoogt daarentegen dat [geïntimeerde] beschikt over bedrijfs- en commercieel gevoelige informatie -waaronder de ingezette nieuwe marktstrategie en prijsopbouw- en specifieke klantenkennis en opgebouwde klantrelaties, die [geïntimeerde] heeft verkregen en opgebouwd doordat zij binnen haar lange dienstverband intern is opgeklommen naar de hoge positie van Manager Sales Benelux en waarop zij ten gunste van Care Cosmetics kan voortborduren. Volgens Dermatuer is [geïntimeerde] uit hoofde van haar functie bovendien betrokken geweest bij het ontwikkelen van een nieuwe, unieke, marktstrategie, met inbegrip van ontwikkelde exclusiviteitscontracten, waarmee Dermatuer in 2025 de markt op wil gaan. Volgens Dermatuer heeft [geïntimeerde] kort vóór haar opzegging bovendien ongeautoriseerd diverse concurrentiegevoelige bestanden gedownload naar een USB-stick. Door dit alles verschaft [geïntimeerde] volgens Dermatuer aan Care Cosmetics een oneerlijk concurrentievoordeel dat haar bedrijfsdebiet aantast.
3.15.2.2 In het licht van de stellingen en stukken oordeelt het hof vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] daadwerkelijk beschikt over specifieke kennis en informatie waardoor Dermatuer kan worden benadeeld bij een overstap van [geïntimeerde] naar concurrent Care Cosmetics, onder meer met betrekking tot -kort gezegd- de nieuwe (gewijzigde en nog in werking te treden) strategie van het door Dermatuer (qua omzet grootste) gevoerde merk Dermalogica, van haar prijsopbouw, van haar klanten en prospects en van de voor die klanten en prospects mogelijke (marges aan) aanbiedingen alsmede vanwege de bij Dermatuer opgebouwde klantcontacten. Blijkens haar functieprofiel behoorde tot de taken van [geïntimeerde] bij Dermatuer -kort gezegd- in ieder geval:
- het op resultaten sturende leidinggeven aan haar afdeling;
- de ontwikkeling en uitvoering van het commercieel beleid, de acquisitie, het relatiebeheer en de after sales service;
- het (in samenspraak met andere afdelingen) implementeren van nieuwe diensten, producten en methodieken;
- de communicatie en omgang met de Sales Managers van de leveranciers en de buyers van retailpartners.
Ook de mondelinge toelichtingen en schriftelijke verklaringen van met name directeur [persoon A] en general manager [persoon B] maken voorshands voldoende aannemelijk dat de rol en kennis van [geïntimeerde] binnen en over de organisatie van Dermatuer beduidend groter is dan [geïntimeerde] doet voorkomen en dat [geïntimeerde] wel degelijk beschikt over hiervoor bedoelde concurrentiegevoelige kennis en informatie, ook voor zover die voor anderen niet vrij toegankelijk zijn, mede doordat zij bovendien deel heeft uitgemaakt van het managementteam waar die kennis en informatie ook werd bepaald, althans ten minste werd besproken en afgestemd.
3.15.3.1 [geïntimeerde] zegt dat de belangenafweging -mede gezien het geldende geheimhoudingsbeding- in haar voordeel dient uit te vallen vanwege -kort samengevat- haar bij Care Cosmetics te verkrijgen aanzienlijke positieverbetering in de vorm van een hoger bruto basismaandloon van € 7.500,-- (in plaats van € 5.709,--) met emolumenten waaronder een hogere variabele bonus, van een grotere verantwoordelijkheid aan aantallen teamleden (ca. 25 in plaats van ca. 4 fte), klanten (ca. 8.000 in plaats van ca. 600) en jaaromzet (ca. 25 miljoen in plaats van 8,4 miljoen of na functiewijziging bijna 4,8 miljoen) en van betere doorgroeimogelijkheden bij Care Cosmetics. [geïntimeerde] voert verder aan dat Dermatuer distributeur is van drie merken in de Benelux (van producten skincare en apparatuur), terwijl Care Cosmetics distributeur is van vierenveertig merken (van producten skincare, apparatuur, geuren, make-up, PMU, nagels, wax & harsproducten, behandelstoelen).
Dermatuer betwist daarentegen de gestelde positieverbetering, onder meer omdat Dermatuer zegt op termijn ook doorgroeimogelijkheden voor [geïntimeerde] te kunnen creëren, maar dat [geïntimeerde] nooit eerder ambities heeft geuit om Sales Director te worden, en dat [geïntimeerde] zo’n positie bovendien zal kunnen verkrijgen bij werkgevers die niet onder het concurrentiebeding vallen. Dermatuer zegt het concurrentiebeding te beperken tot één jaar (1 mei 2025), maar hiermee te willen volstaan, omdat haar belangen dan niet hoeven te wijken voor wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd. Dat [geïntimeerde] door het concurrentiebeding nadeel ondervindt, maakt volgens Dermatuer niet dat [geïntimeerde] daardoor onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot haar gerechtvaardigd belang bij handhaving van het éénjarige concurrentiebeding en het tweejarige relatiebeding.
3.15.3.2 Het hof stelt voorop dat de in dit kort geding voorliggende vordering van [geïntimeerde] om het concurrentiebeding en het relatiebeding te schorsen, alleen toewijsbaar is als te verwachten valt dat de bodemrechter een vordering tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van die bedingen zal toewijzen. Met het oog daarop en in aanmerking nemend alles wat hiervoor al voorshands is geoordeeld, oordeelt het hof in dit verband verder vooralsnog voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] beschikt over zodanig specifieke concurrentiegevoelige kennis en informatie met betrekking tot -kort gezegd- de nieuwe (gewijzigde en nog in werking te treden) strategie van de door Dermatuer gevoerde merken en in het bijzonder het door Dermatuer (qua omzet grootste) gevoerde merk Dermalogica, van haar prijsopbouw, van haar klanten en prospects en van de voor die klanten en prospects mogelijke (marges aan) kortingspercentages voor exclusiviteit, dat [geïntimeerde] bij gebruik daarvan Care Cosmetics in de concurrentieslag met Dermatuer een voordeel verschaft dat Care Cosmetics zonder haar kennis niet zou hebben. Daarbij heeft [geïntimeerde] bij Dermatuer bovendien zodanige klantcontacten opgebouwd, dat door haar overstap naar concurrent Care Cosmetics voor Dermatuer een verlies aan klanten reëel dreigt en het bedrijfsdebiet van Dermatuer door dit alles ernstig kan worden aangetast.
3.15.3.3 Beslissend is of de bodemrechter zal oordelen dat [geïntimeerde] in verhouding tot het te beschermen belang van Dermatuer door de onderhavige bedingen onbillijk wordt benadeeld. Van de mogelijk ten gunste van [geïntimeerde] meewegende positieverbetering blijft vooralsnog (te) onduidelijk in hoeverre daarvan bij de overstap naar Care Cosmetics uiteindelijk reëel sprake zal zijn en ook in hoeverre een positieverbetering bij Dermatuer of een andere -niet door de bedingen- getroffen werkgever ook mogelijk zou zijn geweest. [geïntimeerde] stelt terecht dat de beide bedingen niet zijn bedoeld om haar te binden en dat zij het grondrecht van de vrijheid van arbeidskeuze heeft, maar [geïntimeerde] heeft in januari 2020 als meerderjarige werknemer zelf nog schriftelijk met de beide bedingen ingestemd en stelt niet dat zij echt gebonden is aan de branche waarin zij werkzaam is. Naast alle hiervoor reeds ten gunste van Dermatuer genoemde omstandigheden zal daarbij verder nog in het voordeel van Dermatuer kunnen meewegen dat de arbeidsovereenkomst ca. elf jaren heeft geduurd en ondanks door Dermatuer in die periode geboden groei-, opleidings- en ontwikkelmogelijkheden, nu op initiatief van [geïntimeerde] is geëindigd. Omdat het hier verder niet voorliggende geheimhoudingsbeding alleen onvoldoende bescherming biedt aan de belangen van Dermatuer en enige positieverbetering van [geïntimeerde] niet voldoende zal zijn om anders te oordelen, zal de bodemrechter -ook gelet op het feit dat Dermatuer zelf vrijwillig de werking van het concurrentiebeding al tot één jaar heeft beperkt- naar verwachting de werkingsduur van zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding beperken tot één jaar en oordelen dat [geïntimeerde] dan in verhouding tot het te beschermen belang van Dermatuer door de beide onderhavige bedingen niet onbillijk wordt benadeeld. Daarop vooruitlopend zal het hof het concurrentiebeding en het relatiebeding in dit kort geding met het oog op het werken voor Care Cosmetics schorsen vanaf 1 mei 2025.
3.15.3.4 Beide bedingen kennen een boetebepaling van -kort gezegd- een bij overtreding onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,-- per overtreding plus € 1.000,-- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Artikel 6:94 lid 1 BW houdt in dat de rechter een bedongen boete kan matigen
“(…) indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (…)”.Zoals uit deze strenge wettelijke matigingsmaatstaf volgt, zal de bodemrechter van deze matigingsbevoegdheid slechts terughoudend gebruik mogen maken. In het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden en de inhoud en de strekking van het concurrentiebeding en het relatiebeding, valt te verwachten dat de bodemrechter de daarin bedongen boetes zal matigen tot nul voor de periode dat [geïntimeerde] meende op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beroepen vonnis in dienst van Care Cosmetics te mogen treden, maar na enkele dagen vanaf de datum van dit arrest niet verder zal matigen dan tot een bij overtreding onmiddellijk opeisbare boete van € 15.000,-- per overtreding plus € 500,-- per dag of deel daarvan dat [geïntimeerde] (nog langer) in strijd met (een van) die bedingen handelt.