In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 november 2022. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 27.771,27 en een betalingsverplichting opgelegd. Zowel de betrokkene als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 47.771,27. Dit bedrag is gebaseerd op de bevindingen van de rechtbank en aanvullend onderzoek door de politie naar de aankoop van een boot door de betrokkene. Het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat de betrokkene voldoende middelen heeft om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De duur van de gijzeling is vastgesteld op 955 dagen, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.