ECLI:NL:GHSHE:2024:2457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
20-002932-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig terwijl hem dat was ontzegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor het overtreden van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 21 maart 2022 in 's-Hertogenbosch een snorfiets bestuurd, terwijl hij wist dat hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de herkenning van de verdachte door de verbalisant betrouwbaar was. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en het justitieel verleden van de verdachte, die eerder soortgelijke strafbare feiten had gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002932-23
Uitspraak : 24 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 oktober 2023, in de strafzaak met parketnummer 96-128529-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan
1. week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Namens de verdachte is door zijn raadsman vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te 's-Hertogenbosch terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Dertien Loten, een motorrijtuig, (snorfiets), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 maart 2022 te ’s-Hertogenbosch terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Dertien Loten, een snorfiets heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen

1.Proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 d.d. 6 april 2022, proces-verbaalnummer PL2100-2022057715-1, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Datum feit: maandag 21 maart 2022
Locatie: op de openbare weg, Dertien Loten, ’s-Hertogenbosch
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op maandag 21 maart 2022 om 15:33 uur zag ik dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een motorrijtuig reed op genoemde weg/locatie. Het voertuig reed tussen de paaltjes door het park in waardoor ik hem niet staande kon houden. Ik herkende de bestuurder ambtshalve omdat hij recent nog bij mij op verhoor was geweest voor het rijden tijdens een ontzegging tweemaal gepleegd.
VerdachteAchternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 2000
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Adres: [adres]
postcode plaats: [adres]
MotorrijtuigSnorfiets
Kenteken: [kenteken 1]
Merk/type: Piaggio N/A (1513914)

2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2022, proces-verbaalnummer PL2100-2022057715-6, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :

Op maandag 21 maart 2022, om 15.30 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , werkzaam in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Wij hadden als taak surveillance, reden in een opvallend dienstvoertuig en waren gekleed in politie-uniform.
Die dag, om 15.30 uur, reden wij op de Dertien Loten, richting de Gassedonklaan. Wij zagen dat er ter hoogte van kruispunt Wolfsdonklaan, een blauwe scooter aan kwam rijden. Wij zagen dat de bestuurder van de blauwe scooter een mobiele telefoon vasthield met zijn rechterhand tijdens het rijden.
Hierop hebben wij het dienstvoertuig omgekeerd en reden wij achter de blauwe scooter aan, de Dertien Loten op. Wij zagen dat het kenteken van dit voertuig [kenteken 1] betrof. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , herkende deze scooter en de bestuurder met kenteken [kenteken 1] ambtshalve. De bestuurder van deze scooter heeft een rijontzegging en rijdt geregeld op deze scooter. De bestuurder betrof [verdachte] . Ik, [verbalisant 1] , heb met hem op 16 februari 2022 nog in verhoor gezeten. Ik herken hem voor de volle 100%.
Bij navraag in de politie systemen bleek dat deze scooter op naam stond van: [verdachte] , geboren [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] , BSN [BSN] . Wonende op [adres] . De ter naam gestelde heeft een volledige rijontzegging vanaf 28-08-2021 tot en met 02-05-2022.
Toen wij achter de scooter aan reden, zagen wij dat de scooter rechts afsloeg, de brug op naar de Kraaikampen. Wij konden met het dienstvoertuig deze brug niet op doordat de doorgang geblokkeerd is met een rood paaltje. Wij zagen dat de blauwe scooter tot aan het einde van de Kraaikampen door reed. Wij zagen dat de blauwe scooter op de Onderwijsboulevard afsloeg naar links. Hier verloren wij de blauwe scooter uit het zicht. Hierna zijn wij gaan surveilleren in de straten rondom de Onderwijsboulevard. Wij hebben het voertuig niet meer getroffen.

3.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 maart 2022, proces-verbaalnummer PL2100-2022057715-7, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

V verdachte
P1 verhoorder
P1: Ik heb u meegedeeld dat de volgende rijbewijsmaatregel van kracht is, Volledige ontzegging tot en met 02-05-2022. Wist u van deze rijbewijsmaatregel?
V: Ja
4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2022, proces-verbaalnummer PL2100-2022026190-3, onderdeel van het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam ’s-Hertogenbosch, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2022026190, gesloten d.d. 23 februari 2022, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] :
Op zondag 30 januari 2022, omstreeks 14.35 uur surveilleerde wij op de Paardskerkhofweg in Den Bosch. Hier zagen wij een voertuig van het merk Volkswagen rijden. Het kenteken was [kenteken 2] . De [kenteken 2] kwam ons op de andere weghelft tegemoet gereden waardoor wij goed in de auto konden kijken.
Eenmaal terug op het bureau zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , op ons diascherm dat hetzelfde kenteken op het scherm stond met daarbij een foto van de bestuurder die zou rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Dit betrof, [verdachte] geboren op [geboortedag] 2000.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] werd door verbalisant [verbalisant 3] gevraagd of ik de persoon [verdachte] van de dia herkende als de bestuurder van de [kenteken 2] op 30 januari 2022, omstreeks 14.35 uur. Ik herkende hem voor de volle 100% als de bestuurder van de [kenteken 2] . Ik herkende [verdachte] door middel van zijn wenkbrauwen, zijn krullen en de vorm van zijn gezicht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit omdat het dossier in de visie van de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte degene is geweest die op 21 maart 2022 in
’s-Hertogenbosch een snorfiets heeft bestuurd. Daartoe is in de kern aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1] niet de specifieke kenmerken heeft benoemd waaraan hij de verdachte op 21 maart 2022 voor 100% heeft herkend als degene die de snorfiets bestuurde en dat, uitgaande van de volgorde van verbaliseren in het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 maart 2022 door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ,
verbalisant [verbalisant 1] de verdachte herkende op het moment dat de verbalisanten achter de bestuurder van de snorfiets aan reden, terwijl de bestuurder hen daarvoor al tegemoet was komen rijden, zoals de raadsman mede aan de hand van een plattegrond ter terechtzitting in hoger beroep heeft toegelicht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen volgt dat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte op 21 maart 2022 voor 100% heeft herkend. Het hof heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze herkenning die door verbalisant [verbalisant 1] in een ambtsedig proces-verbaal is vastgelegd. Verbalisant [verbalisant 1] onderbouwt daarin de verdachte uit het (recente) verleden te kennen. Hij heeft in het proces-verbaal opgenomen dat hij op 16 februari 2022 nog met de verdachte in verhoor heeft gezeten. Weliswaar noemt verbalisant [verbalisant 1] niet de specifieke kenmerken waaraan hij de verdachte heeft herkend maar uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 9 februari 2022 door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte eerder voor 100% heeft herkend, namelijk als bestuurder van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] op 30 januari 2022. Verbalisant [verbalisant 1] noemt in dat proces-verbaal de specifieke kenmerken waaraan hij de verdachte herkent, namelijk aan zijn wenkbrauwen, krullen en de vorm van zijn gezicht. Dat de verdachte van het feit ten aanzien waarvan deze herkenning heeft plaatsgevonden, is vrijgesproken, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet niet af aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze herkenning.
Wat betreft hetgeen door de verdediging is aangevoerd ten aanzien van de beschrijving in het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 maart 2022 door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , waaraan de verdediging de conclusie verbindt dat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte pas herkende op het moment dat de verbalisanten achter de bestuurder van de snorfiets aan reden, overweegt het hof dat uit dat proces-verbaal niet blijkt dat de volgorde waarin de verbalisanten een en ander hebben geverbaliseerd ook de volgorde is geweest waarin zij een en ander hebben waargenomen.
Het hof hecht dan ook geen geloof aan de niet nader onderbouwde verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij niet degene is die op 21 maart 2022 in
’s-Hertogenbosch een snorfiets heeft bestuurd.
Op basis van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien verwerpt het hof het verweer van de verdediging en acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een snorfiets, terwijl hem daartoe door de rechter de bevoegdheid was ontzegd. Met een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt beoogd de verkeersveiligheid te beschermen. Door desondanks een snorfiets te besturen, heeft de verdachte zijn eigen belangen boven het maatschappelijke belang van de verkeersveiligheid gesteld en de veiligheid van de overige verkeerdeelnemers (alsook die van hemzelf) in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 mei 2024, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten waarvoor hem toen onder meer de onderhavige ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden en een geldboete van € 1.000,00 zijn opgelegd. Deze omstandigheden hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijk strafbaar feit. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging. Uit dit uittreksel volgt verder dat de verdachte sinds het bewezenverklaarde opnieuw ter zake van soortgelijke strafbare feiten in aanraking is gekomen met justitie en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (dus) van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de door het LOVS geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het besturen van een motorrijtuig tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt een gevangenisstraf van 2 weken als vertrekpunt genomen.
Het hof is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om een hogere straf op te leggen dan de straf die door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd en zal aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 24 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.