Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De beoordeling
Vanaf januari 2024 heeft de moeder haar volledige medewerking aan de omgang verleend. De uitgevoerde omgangsregeling was zelfs uitgebreider dan de regeling die door de voorzieningenrechter was opgelegd. De moeder zag dat [minderjarige] het spannend vond, maar de vader deed zijn best en dat stelde de moeder gerust. De moeder had zorgen over hoe [minderjarige] met de omgang omging en heeft naar de GI een zorgvraag uitgesproken. In plaats van hier op in te gaan heeft de GI de (spoed)uithuisplaatsing verzocht.
[instantie 1] heeft wel degelijk zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] , in die zin dat [instantie 1] ziet dat de moeder niet beschikbaar is voor [minderjarige] wanneer er contact met de vader moet zijn. De moeder is dan totaal afgesloten voor [minderjarige] waardoor [minderjarige] grote onveiligheid voelt. [minderjarige] had haar plafond bereikt. Zij ervaarde emotionele onveiligheid en werd belast met volwassenenproblematiek, reden waarom de machtiging tot uithuisplaatsing is verzocht. [minderjarige] had een plek nodig waar zij tot rust kon komen, waar er geen ruzies waren en [minderjarige] niet hoefde te kiezen tussen haar vader en moeder. [minderjarige] heeft deze plek nu in het gezinshuis in [plaats] . De GI heeft ingezet op een perspectiefonderzoek van [instantie 2] , waar eerst voor de moeder een module Complexe Scheidingen zal worden ingezet. Vervolgens zal het perspectiefonderzoek daar op aanhaken. Hopelijk zal de moeder haar medewerking verlenen aan het traject bij [instantie 2] , zodat zij kan groeien om emotionele toestemming aan [minderjarige] te geven voor contact met de vader.
De vader is bereid om zijn medewerking te verlenen aan het traject bij [instantie 2] . Daarnaast wordt er gekeken welke mogelijkheden er zijn voor de vader om elders (begeleid) te wonen, zodat hij [minderjarige] zou kunnen opvangen voor het geval het perspectief bij hem wordt bepaald. [minderjarige] heeft momenteel om de week van vrijdag tot zondag (onbegeleide) omgang met de vader.
Het hof heeft zorgen over deze situatie en vraagt zich af in hoeverre [minderjarige] door de moeder belast wordt met negatieve uitlatingen over de vader, te meer omdat de moeder in het verleden geen hulpverlening voor zichzelf heeft geaccepteerd en ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep er geen blijk van heeft gegeven in te zien dat hulpverlening hieromtrent nodig is.
Het hof vraagt zich voorts af of er na de uithuisplaatsing de door de GI voorgestane rust is ontstaan bij [minderjarige] . Ze is acht jaar oud, haar moeder en stiefvader zijn haar opvoeders en sinds de machtiging tot uithuisplaatsing ziet zij hen nog maar twee uur per week onder begeleiding. Niet is gebleken dat deze omgang op korte termijn wordt gewijzigd. Met de vader daarentegen – die pas enkele maanden structureel in haar leven is – heeft ze om het weekend van vrijdag tot zondag onbegeleid contact. Het hof is er niet van overtuigd geraakt dat deze ingrijpende wijziging in het belang van [minderjarige] is. Daar komt bij dat de GI naar het oordeel van het hof niet duidelijk heeft kunnen maken op welke manier zij ervoor wil zorgen dat de moeder de hulpverlening (perspectiefonderzoek van [instantie 2] met de module Complexe Scheidingen) zal aangaan en benutten, waardoor het onduidelijk is wat de stappen zijn om [minderjarige] weer zo spoedig mogelijk thuis te plaatsen.