ECLI:NL:GHSHE:2024:243

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
20-000317-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak voor heling, bewezenverklaring van diefstal van smartphone

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en stond terecht voor de diefstal van een smartphone op 19 november 2022 in Eindhoven. De politierechter had de verdachte schuldig bevonden aan zowel diefstal als heling, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte de smartphone van de aangeefster, [benadeelde], had ontvreemd, maar sprak hem vrij van de heling omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon uit misdrijf afkomstig was. De verdachte had de telefoon weggegooid toen de politie arriveerde, maar het hof oordeelde dat dit alleen niet voldoende bewijs opleverde voor heling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor de diefstal en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, maar legde een lagere straf op dan de politierechter had gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000317-23
Uitspraak : 24 januari 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 6 februari 2023, parketnummer 01-300991-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 10-263194-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
laatst opgegeven woon- of verblijfadres: [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘diefstal’ (feit 1),
  • ‘opzetheling’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de eerder door de politierechter te Rotterdam op 17 oktober 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week (parketnummer 10-263194-22).
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de gronden voor wat betreft de bewezenverklaring. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde. Daarnaast zijn er opmerkingen gemaakt met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 19 november 2022 te Eindhoven een smartphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op of omstreeks 19 november 2022 te Eindhoven, een smartphone (merk Samsung, kleur: blauw), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld op welk moment de verdachte de telefoon heeft verkregen en of hij op dat moment wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon uit misdrijf afkomstig was. De enkele omstandigheid dat de verdachte de telefoon heeft weggegooid is daartoe onvoldoende. Gelet hierop dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft de advocaat-generaal in de kern aangevoerd dat uit het politiedossier blijkt dat de verdachte in het bezit was van de gestolen telefoon van aangever [aangever] , die kort voor het aantreffen van de verdachte in Eindhoven was weggenomen uit ’s-Hertogenbosch, en dat hij ten tijde van het verwerven al wist dat die telefoon uit enig misdrijf afkomstig was. Immers heeft de verdachte geprobeerd zich van de telefoon te ontdoen door deze weg te gooien op het moment dat de verbalisanten ter plaatse waren gekomen. Daarnaast was op het hoofdscherm van de door de verdachte weggegooide telefoon gedeeltelijk het e-mailadres van aangever zichtbaar.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 19 november 2022, om 19.30 uur, bevonden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich op het Stationsplein in Eindhoven, waarna zij gewenkt werden door aangever [benadeelde] , in verband met een telefoon die van haar gestolen zou zijn door een man, die later de verdachte bleek te zijn. Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en aangever [benadeelde] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte een andere telefoon weggooide naast hem bij de container en hebben de politie die plek aangewezen. Vervolgens hebben de verbalisanten een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen op de aangewezen plek. De door de verdachte weggegooide en door de verbalisanten aangetroffen telefoon bleek de telefoon van aangever [aangever] te zijn. Aangever [aangever] verklaarde dat zijn telefoon op 19 november 2022, tussen ongeveer 17.00 en 18.00 uur, is gestolen in het café ‘ [café] ’ in ’s-Hertogenbosch.
Op 20 november 2022 is de verdachte vervolgens door de politie gehoord. In het verhoor is de verdachte geconfronteerd met de aangetroffen telefoon die van aangever [aangever] bleek te zijn. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij geen telefoon bij zich had. Volgens de verdachte zou hij met de trein vanuit Utrecht naar Eindhoven zijn gereisd en was hij niet in ’s-Hertogenbosch geweest.
Alhoewel het voorgaande niet zondermeer dwingt tot de gevolgtrekking dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde telefoon zelf als pleger door diefstal heeft verkregen, heeft het hof wel de overtuiging dat het de verdachte zelf is geweest die op 19 november 2022 de telefoon van aangever [aangever] heeft ontvreemd. Het hof wijst in dit verband op het korte tijdsverloop tussen het moment van de diefstal van de telefoon en het moment van weggooien van de telefoon door de verdachte. Het hof stelt verder vast dat de verdachte heeft verklaard dat hij met de trein naar Eindhoven is gereisd. De reistijd tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven bedraagt 18 minuten. Gelet op deze reistijd is het naar het oordeel van het hof aannemelijk dat de verdachte de telefoon van aangever [aangever] in ’s-Hertogenbosch heeft weggenomen tussen 17.00 en 18.00 uur en vervolgens met de trein naar Eindhoven is gereisd, alwaar hij rond 19.30 uur is aangehouden. De verklaring van de verdachte dat hij vanaf Utrecht naar Eindhoven is gereisd – zou dat al waar zijn – doet aan voorgaande niet af nu het traject tussen Utrecht en Eindhoven in beginsel het treinstation te ’s-Hertogenbosch passeert en deze verklaring van de verdachte niet noopt tot de slotsom dat de verdachte niet in ’s-Hertogenbosch geweest kan zijn op het moment dat de telefoon van aangever [aangever] gestolen werd.
Nu diefstal niet aan de verdachte ten laste is gelegd en de conclusie van het hof een veroordeling voor heling in de wegstaat heeft het hof, anders dan de politierechter heeft geoordeeld en de advocaat-generaal heeft gevorderd, niet door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde heling heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 19 november 2022 te Eindhoven een smartphone, die geheel aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier de politie Eenheid Oost-Brabant, Afhandel Eenheid Eindhoven, dossiernummer PL2100-2022253816
,gesloten d.d. 21 november 2022 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 29), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 november 2022 (pg. 4 t/m 5), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
(pg. 4)
Feit: Zakkenrollerij/tassenrollerij
Plaats delict: Stationsplein, Eindhoven
Pleegdatum/tijd: Op 19 november 2022 om 19:25 uur
Ik wil bij deze aangifte doen van diefstal van mijn smartphone. Ik ben hedenavond,
met mijn vrienden, op het Stationsplein te Eindhoven bij het lichtevenement Glow. Ik voelde dat er iemand in mijn jaszak zat. Ik voelde in mijn zak en merkte dat mijn Smartphone weg was.
Ik sprak een man aan. Ik zag dat deze man totaal niet reageerde op mij en zelfs
wegkeek. Ik had het vermoeden dat deze man mijn smartphone had. Mijn vrienden en ik vroegen hem zijn zakken leeg te maken. Ik zag dat de man een papieren zak vast hield. Ik keek in deze zak en zag hierin mijn smartphone zitten en pakte deze direct eruit.
Met mijn vrienden pakte ik deze man vast omdat wij jullie, de politie, zagen staan.
Jullie hebben de man gearresteerd in ons bijzijn.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 3] d.d. 19 november 2022 (pg. 11 t/m 12), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] , zakelijk weergegeven:
(pg. 11)
Op 19 november 2022, omstreeks 19.30 uur, bevond ik mij samen met mijn vriend en twee vrienden
(het hof begrijpt hier: op het Stationsplein te Eindhoven). Wij bezochten het lichtfestival Glow.
Ik hoorde dat mijn vriendin (
het hof begrijpt hier en hierna: aangeefster [benadeelde]), die op dat moment naast mij stond, mij plots aansprak en mededeelde dat zij iets aan haar jaszak had voelen trekken en dat zij daarna ontdekte dat haar telefoon uit haar jaszak was ontvreemd. Ik hoorde dat een omstander mijn vriendin mededeelde dat hij gezien had dat een andere omstander de telefoon van mijn vriendin weggenomen had. Ik zag dat hij een man aanwees. Ik zag en hoorde dat mijn vriendin deze man aansprak en hem vroeg om zijn zakken leeg te maken. Onderwijl zagen wij de politie staan en zwaaiden we naar de politie. Mijn vriendin zag plots haar mobiele telefoon in het papieren tasje zitten dat deze man in zijn handen hield. De man werd daarna door de politie aangehouden.
3.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 4] d.d. 19 november 2022 (pg. 10), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] , zakelijk weergegeven:
(pg. 10)
Ik ben op 19 november 2022, met vrienden, alhier op het Stationsplein te Eindhoven in verband met Glow. Ik hoorde dat mijn vriendin [benadeelde] (
het hof begrijpt hier en hierna: aangeefster [benadeelde]) zei dat haar smartphone weg was. Wij spraken een persoon aan. Ik zag dat deze persoon een papieren zak bij zich droeg. Ik zag dat [benadeelde] haar telefoon uit deze zak haalde.
Hierop hebben we de man vastgehouden en jullie, de politie, geroepen. Jullie hebben de man vervolgens meegenomen.
4.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 19 november 2022 (pg. 19 t/m 21), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
(pg. 19)
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , verklaren het volgende:
Op november 2022 om 19:30 uur, werd door ons op de locatie Stationsplein, Eindhoven, aangehouden als verdachte:

Verdachte

Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1997
Geslacht: Man
Op de voornoemde datum en tijd, zagen wij dat wij door naar later bleek aangever [benadeelde] , gewenkt werden. Wij zagen dat direct naast [benadeelde] , naar later bleek de getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 1] stonden. Wij zagen dat de hiervoor genoemde getuigen een man bij zijn jas vasthielden, hetgeen de later als verdachte aangemerkte [verdachte] bleek te zijn. Wij hoorden dat [benadeelde] en de drie voornoemde getuigen ons mededeelden dat zij gezien hadden dat de verdachte [verdachte] enkele ogenblikken daarvoor de mobiele telefoon van [benadeelde] had weggenomen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de persoonsgegevens van de verdachte gecontroleerd in de hem ter beschikking staande registers.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde betoogd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om te concluderen dat het de verdachte is geweest die de telefoon van aangeefster [benadeelde] heeft weggenomen op 19 november 2022, nu geen van de getuigen de wegnemingshandeling heeft waargenomen. Met het aanwijzen van de verdachte door de anonieme omstander dient voor het bewijs terughoudend te worden omgegaan.
Het betoog van de raadsman in hoger beroep dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde, wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zodat het verweer geen verdere bespreking hoeft. Het hof ziet overigens geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van de bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon. De verdachte heeft daarmee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De verdachte heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen (financieel) gewin. Feiten als deze leiden tot overlast voor de benadeelden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in strafverzwarende zin acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2023, waaruit volgt dat de verdachte eerder en herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Ten slotte stelt het hof vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, in geval van zakkenrollerij waarbij sprake is van recidive, uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Het hof heeft echter ook acht geslagen op het feit dat de recidive van verdachte voornamelijk ziet op winkeldiefstallen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Nu het hof de verdachte echter heeft vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde, zal de op te leggen straf minder hoog zijn dan de politierechter heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Alle omstandigheden afwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken passend en geboden is.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 17 oktober 2022 onder parketnummer 10-263194-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal gelasten. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 17 oktober 2022, parketnummer 10-263194-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach en mr. L. van Harskamp, griffiers,
en op 24 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.