ECLI:NL:GHSHE:2024:2421

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
20-002779-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 oktober 2023. De verdachte, geboren in 1981, was bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken wegens overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 14 maart 2022 te Weert een motorrijtuig bestuurd terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd bij rechterlijke uitspraak. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 weken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat deze niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van normhandhaving. De beslissing is gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002779-23
Uitspraak : 8 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 oktober 2023, in de strafzaak met parketnummer 96-249339-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2022 te Weert, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Eindhovenseweg, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 maart 2022 te Weert, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Eindhovenseweg, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het proces-verbaal ter zake van overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994 d.d. 15 maart 2022, met bijlagen, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoofdagenten van politie, proces-verbaalnummer PL2300-2022038004-1.
2.
Een RDW-bevraging d.d. 15 maart 2022, als bijlage gevoegd bij proces-verbaal ter zake van overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, waaruit naar voren komt dat aan de verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen was ontzegd.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 maart 2022, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoofdagenten van politie, proces-verbaalnummer PL2300-2022038004-2, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde.
4.
Een schermafbeelding van een Whatsappgesprek met de raadsman van de verdachte d.d. 24 juni 2024, overgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op voornoemde datum, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte dat het gaat om een feit uit 2002, dat de zaak in 2008 onherroepelijk is geworden dat hij voor die zaak drie jaren heeft vastgezeten en 3 jaren zijn rijbewijs weg is
(het hof begrijpt: kwijt is, nu aan hem een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd).
Het hof leidt uit bewijsmiddel 4, in samenhang met bewijsmiddel 3, af, dat de verdachte op 14 maart 2022 ten tijde van de besturing van een motorrijtuig op de Eindhovenseweg in Weert op de hoogte was van de onherroepelijke veroordeling door het hof ’s-Hertogenbosch van 6 oktober 2006, als vermeld op het uittreksel uit het documentatieregister betreffende verdachte d.d. 28 maart 2024 (pagina 10), waarbij aan de verdachte ter zake van een poging doodslag, meermalen gepleegd, een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd voor de duur van 3 jaren.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl hem bij rechterlijke uitspraak, te weten bij onherroepelijk arrest van dit hof van 6 oktober 2006, de bevoegdheid was ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan de hier te lande geldende verkeerswetgeving. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, zij het niet voor een soortgelijk feit als het onderhavige.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof verzocht om niet over te gaan tot oplegging van een vrijheidsstraf, aangezien de verdachte de zorg heeft voor zijn zoon, welk kind onder toezicht is gesteld en beweerdelijk niet veilig zou zijn bij zijn moeder. Aangezien de verdachte er alleen voor staat – zijn sociale netwerk zou als gevolg van zijn criminele verleden met hem hebben gebroken – kunnen anderen niet voor het kind zorgen, aldus de raadsman. Het moeten ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de verdachte zou in voormeld verband voor het kind ernstig problematisch zijn. Daarbij komt dat de ontzegging geruime tijd geleden is opgelegd.
Het hof is van oordeel dat, ondanks hetgeen namens de verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht, gelet op de ernst van het feit en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 als de onderhavige, in aanmerking genomen.
Hetgeen de raadsman in zijn pleidooi aangaande de op te leggen straf naar voren heeft gebracht, wordt niet onderbouwd, en legt bovendien tegenover de ernst van de bewezenverklaarde feiten onvoldoende gewicht in de schaal om niet tot oplegging van een gevangenisstraf, maar tot een taakstraf over te gaan zoals door de raadsman is bepleit. Het hof ziet in het pleidooi geen aanleiding om af te wijken van het geïndiceerde oriëntatiepunt en betrekt daarbij tevens de omstandigheid dat de verdachte zich telkenmale niet de moeite heeft getroost om zelf ten overstaan van het hof uit te komen leggen waarom hij een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf wenst.
Alles afwegende acht het hof, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 8 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dekking voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.