ECLI:NL:GHSHE:2024:2411

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
20-002403-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake straatroof en geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 11 oktober 2022 was gewezen. De verdachte, geboren op 3 september 2001, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof, mishandeling en bedreiging. Het hof heeft het vonnis gedeeltelijk bevestigd, maar de opgelegde sanctie aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en ter beschikking gesteld met voorwaarden. Het hof heeft de tbs-maatregel opgelegd, waarbij de verdachte zich moet laten behandelen in een forensisch psychiatrische kliniek. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en het risico op recidive. Het hof heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard voor een aantal feiten, maar volledig toerekeningsvatbaar voor andere feiten. De reclassering heeft negatief geadviseerd over de mogelijkheden van tbs met voorwaarden, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte gemotiveerd is voor behandeling en dat tbs met voorwaarden de meest passende maatregel is.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002403-22
Uitspraak : 26 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 11 oktober 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-180674-21 en 02-147286-21, 02-294774-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 02-059531-21, 02-267128-19, 05-184985-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op 3 september 2001,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in P.I. [P.I.] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als;
  • ‘diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ (feit 1 parketnummer 02-180674-21),
  • ‘mishandeling’ (feit 1 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘bedreiging met zware mishandeling’ (feit 2 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 3 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘diefstal’ (feit 4 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘mishandeling van een politieagente’ (feit 5 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen gepleegd’ (feit 6 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 7 parketnummer 02-147286-21),
  • ‘overtreding van artikel 165, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 1 primair met parketnummer 02-294774-20),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem ter zake van parketnummer 02-180674-21 en parketnummer 02-147286-21 een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opgelegd met aftrek van het voorarrest, alsmede de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege gelast. Daarnaast heeft de rechtbank ten aanzien van parketnummer 02-294774-20 aan de verdachte een hechtenis voor de duur van 1 week opgelegd. De rechtbank heeft verder de vorderingen tot tenuitvoerleggingen met parketnummers 02-059531-21, 02-267128-19 en 05-184985-19 gelast voor de duur van respectievelijk 1 week jeugddetentie, 3 weken gevangenisstraf en 1 week jeugddetentie en bepaald dat de ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door gevangenisstraf voor de duur van één week. Ten slotte is de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en de benadeelde partij is veroordeeld in de proceskosten.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 en het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het onder 7 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 en het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 02-294774-20 bewezen zal verklaren en dat het hof voor deze feiten toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege zal opleggen voor het onder 1 tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 en voor het onder feit 2, 3 en 5 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21.
Door en namens de verdachte is primair een verweer ten aanzien van de op te leggen sanctie gevoerd. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de integrale bewezenverklaring.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met inbegrip van de beslissing op de benadeelde partij [benadeelde partij] en de vorderingen tot tenuitvoerlegging en met uitzondering van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 en met aanvulling van de gronden ten aanzien van de bewijsmiddelen voor de overige feiten, en met uitzondering van de opgelegde sanctie. De door de rechtbank aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften behoeven aanpassing gelet op het voorgaande, reden waarom deze hieronder opnieuw zijn opgenomen.
Aanvulling van de gronden ten aanzien van de bewijsmiddelen
Naar het oordeel van het hof behoeven de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring ten aanzien van het onder feit 1 tot en met 7 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 en het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 02-294774-20 berust aanvulling.
Het hof vult de bewijsmiddelen zoals gebezigd door de rechtbank met het volgende aan:
-
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 12 juli 2024.
Het tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van het tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek ter zake van dat feit – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ter zake van parketnummer 02-180674-21 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2021 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (met pasjes gevulde) portemonnee/pasjeshouder, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (de scooter van) die [slachtoffer] tot stoppen te dwingen en/of te voorkomen dat die [slachtoffer] kon wegrijden door de scooter te blokkeren en/of in de jaszakken van die [slachtoffer] te voelen en/of die [slachtoffer] een harde duw tegen het bovenlichaam te geven (ten gevolge waarvan de scooter op de grond viel) en/of door (met een colaflesje) een harde klap tegen het hoofd van die [slachtoffer] te geven en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen: "de volgende keer steek ik jou neer”, terwijl het feit werd begaan op de openbare weg, [weg] , of in elk geval op één of meer openbare weg(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
op 8 juli 2021 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander, een met pasjes gevulde portemonnee, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] tot stoppen te dwingen en te voorkomen dat die [slachtoffer] kon wegrijden door de scooter te blokkeren en in de jaszakken van die [slachtoffer] te voelen en die [slachtoffer] een harde duw tegen het bovenlichaam te geven en door met een colaflesje een klap tegen het hoofd van die [slachtoffer] te geven en tegen die [slachtoffer] te zeggen: "de volgende keer steek ik jou neer", terwijl het feit werd begaan op de openbare weg, de [weg] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen parketnummer 02-180674-21
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Baronie, basisteam Markdal, registratienummer PL2000-2021177809, gesloten d.d. 31 juli 2021 (doorgenummerd van 1 t/m 52) nader te noemen: het politiedossier.
  • Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2021 (pg. 14 t/m 16), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] ;
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 12 juli 2024.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde met parketnummer 02-180674-21 levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof aan de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde met parketnummer 02-180674-21 en het onder 1 tot en met 6 bewezenverklaarde met parketnummer 02-147286-21 een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest zal opleggen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte voor het onder feit 7 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 en het onder feit 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 02-294774-20 toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde met parketnummer 02-180674-21 alsmede het onder 2, 3 en 5 bewezenverklaarde met parketnummer 02-147286-21 de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege zal opleggen. Aan de wettelijke criteria voor het opleggen van de maatregel van tbs is immers voldaan. Bij de afweging is onder meer van belang het reclasseringsadvies tbs met voorwaarden d.d. 27 juni 2024, waaruit volgt dat de reclassering negatief adviseert over tbs met voorwaarden en geen mogelijkheden zien om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Aldus is een tbs met dwangverpleging noodzakelijk. De tbs-maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, waardoor er sprake is van oplegging van een tbs-maatregel die niet beperkt is tot de duur van vier jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – betoogd dat de maatregel van tbs met een bevel tot verpleging van overheidswege in dit geval niet proportioneel is ex artikel 37a, vijfde lid Sv. Daartoe is aangevoerd dat, niettegenstaande het negatieve advies van de reclassering, er kan worden volstaan met het opleggen van de maatregel van tbs met voorwaarden. Het hof kan zelf de voorwaarden formuleren. Subsidiair heeft de verdediging gevraagd om de zaak aan te houden om de reclassering aanvullend te laten rapporteren over de op te leggen voorwaarden. Voorts is gesteld dat de doorwerking van een stoornis weliswaar niet wettelijk wordt vereist voor de oplegging van een tbs-maatregel, maar dat dit niet wil zeggen dat een causaal verband tussen de stoornissen en het strafbare feit niet van belang is. De verdachte was niet ten aanzien van alle strafbare feiten waar op grond van artikel 37a, eerste lid sub 1 Sr in dit geval de oplegging van de tbs-maatregel wettelijk gezien mogelijk is, verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet op de rapportages van de deskundigen en de
culpa in causa, was de verdachte enkel ten tijde van het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 verminderd toerekeningsvatbaar. De stoornissen hebben dan ook in deze feiten doorgewerkt. Voor deze feiten kan de tbs-maatregel worden opgelegd. Indien het hof aan deze redenering voorbijgaat is er een voorwaardelijk verzoek ingediend tot het horen van psycholoog [psycholoog 1] en psychiater [psychiater 1] , omdat de verdediging – vanwege de
culpa incausa redenering – anders dan de rapporteurs van mening is dat de mishandeling van een politieambtenaar, de belediging van politieagenten, het bij zich dragen van een vleesmes en de straatroof wel volledig aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Meer subsidiair wordt betoogd dat er niet is voldaan aan het criterium ex artikel 38e, eerste lid Sr, inhoudende
‘een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen’,waardoor de totale duur van de maatregel -bij omzetting tot verpleging van overheidswege- de periode van vier jaar niet te boven kan gaan
.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ernst van het bewezenverklaarde
Feit 1 parketnummer 02-180674-21 en feiten 1-6 parketnummer 02-147286-21
Verdachte heeft zich in de periode tussen 5 juni 2021 en 8 juli 2021 schuldig gemaakt aan
aan zeven strafbare feiten.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een
straatroof, waarbij hij en zijn medeverdachte met geweld en bedreiging met geweld de
portemonnee met pasjes van [slachtoffer] hebben buitgemaakt. Algemeen bekend is dat dergelijke feiten grote impact hebben op de slachtoffers ervan en dat zij nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van-angst en onveiligheid teweeg. Verdachte heeft hierbij totaal niet stilgestaan en alleen oog gehad voor zijn eigengewin.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een medewerker van
een supermarkt en een politieagent, bedreiging van een medewerker van een supermarkt en
een politieagente, belediging van twee politieagenten en diefstal van twee broodjes. Deze
feiten hebben allen in een vergelijkbare context plaatsgevonden: verdachte wordt
aangesproken om te vertrekken, er ontstaat een conflictsituatie welke volledig escaleert
waarbij verdachte de voornoemde strafbare feiten heeft gepleegd. Ook dit zijn ernstige feiten
Feit 7 parketnummer 02-147286-21 en feit 1 primair parketnummer 02-294774-20
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie IV in zijn tas, namelijk een vleesmes. Daarmee heeft de verdachte de Wet wapen en munitie overtreden. Het is algemeen bekend dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen (vleesmes) veiligheidsrisico’s met zich brengt. Het illegale bezit van wapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting, te meer nu in onderhavig geval een jeugdig persoon deze voorhanden heeft, een maatschappelijk kwaad dat streng dient te worden bestraft.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 165 Wegenverkeerswet 1994, door het niet voldoen aan de verplichting om te bestuurder die een ongeluk heeft veroorzaakt met het voertuig op naam van de verdachte bekend te maken, na meerdere vorderingen daartoe. Het betreft een vervelend feit dat het gerechtvaardigd verhalen van schade bijzonder lastig maakt. Verdachte heeft verzuimd zijn verantwoordelijkheid te nemen.
De persoon van de verdachte
Uittreksel uit de Justitiële Documentatie
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 april 2024 heeft de verdachte de voornoemde feiten gepleegd terwijl hij in drie proeftijden van voorwaardelijke veroordelingen liep voor soortgelijke feiten en deels tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij ondanks al deze waarschuwingen strafbare feiten is blijven plegen. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rapportages
Het hof heeft bij het bepalen van de sanctie kennisgenomen van en acht geslagen op:
  • een reclasseringsadvies ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris d.d. 7 juni 2021, opgesteld door mw. [reclasseringsmedewerker 1] en mw. [reclasseringsmedewerker 2] ;
  • een reclasseringsadvies ten behoeve van de voortijdige negatieve beëindiging toezicht d.d. 20 juli 2021, opgesteld door mw. [reclasseringsmedewerker 3] en mw. [reclasseringsmedewerker 2] ;
  • een trajectconsult bij het NIFP d.d. 3 augustus 2021, opgesteld door [psychiater 2] , psychiater;
  • het psychiatrisch onderzoek pro Justitia van 3 december 2021, opgesteld door dr. [psychiater 3] , psychiater;
  • het psychologisch onderzoek pro Justitia van 3 december 2021, opgesteld door drs. [psychiater 3] , GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog;
  • het klinisch multidisciplinair onderzoek pro Justitia, observatieafdeling Teylingereind d.d. 13 mei 2022, opgesteld door GZ-psycholoog drs. [psycholoog 3] en kinder- en jeugdpsychiater drs. [psychiater 4] ;
  • het advies van de reclassering over het voortzetten van toezicht met andere voorwaarden d.d. 25 februari 2022, opgesteld door mw. [reclasseringsmedewerker 3] en mw. [reclasseringsmedewerker 2] ;
  • een advies van de reclassering over voortijdige negatieve beëindiging toezicht d.d. 15 augustus 2022, opgesteld door mw. [reclasseringsmedewerker 3] en mw. [reclasseringsmedewerker 2] ;
  • het psychologisch onderzoek pro Justitia van 19 februari 2024, opgesteld door mw. [psycholoog 1] , klinisch psycholoog, psychotherapeut en rapporteur pro Justitia NRGD;
  • het psychiatrisch onderzoek pro Justitia van 4 maart 2024, opgesteld door mw. Drs. [psychiater 1] psychiater.
  • een reclasseringsadvies ten behoeve van een tbs met voorwaarden van 27 juni 2024, opgesteld door mw. [reclasseringsmedewerker 4] en dhr. [reclasseringsmedewerker 5] .
Klinisch multidisciplinair onderzoek d.d. 13 mei 2022
De psycholoog drs. [psycholoog 3] en de psychiater [psychiater 4] hebben op 13 mei 2022, samengevat, geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van ADHD, gecombineerde type, en een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Deze aandoeningen waren volgens de deskundigen aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Er is bij de verdachte sprake van een beperkt mentaliserend vermogen, beperkte empathische vermogens en een beperkte coping. De verdachte externaliseert veel en is makkelijk krenkbaar. De deskundigen rapporteren dat er een hoog risico bestaat dat verdachte soortgelijke delicten zal plegen. Er is dan ook sprake van ernstige en persistente psychopathologie en er is sprake van doorwerking van deze psychopathologie in een deel van de tenlastegelegde feiten. Volgens de deskundigen is de maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege de enige resterende mogelijkheid, vanwege het hoge recidivegevaar, het ontbreken van inzicht en behandelmotivatie en ook vanwege de omgang met eerdere voorwaarden binnen een justitieel kader.
Psychologisch onderzoek [psycholoog 1] d.d. 19 februari 2024
Psycholoog mw. [psycholoog 1] heeft op 19 februari 2024 een actueel rapport uitgebracht over de persoon van de verdachte en het volgende vastgesteld. De verdachte is ongeduldig, gehaast en impulsief in de omgang. De verdachte is prikkelbaar en er bestaan diverse inconsistenties in hetgeen de verdachte zelf vertelt, alsmede in zijn informatie en die uit het dossier. De verdachte is oneerlijk over gebeurtenissen. De oorzaak van problemen wordt door de verdachte veelal toegeschreven aan de ander of aan de omgeving. Er is sprake van een sociaal-wenselijke presentatie; de verdachte heeft de geneigdheid om zichzelf overdreven gezond en normaal te presenteren. De algemene cognitieve intelligentie van de verdachte ligt op beneden gemiddeld tot maximaal laaggemiddeld niveau. Uit zijn handelen blijkt een beperkte impulscontrole en ook de remming van een cognitieve automatische respons kost de verdachte moeite. De verdachte houdt in het contact onvoldoende rekening met andermans perspectieven en informatie. Ook is er sprake van onoplettendheid, impulsiviteit, een gebrekkige frustratietolerantie en doorzettingsvermogen, ongeduldigheid, sterke bewegelijkheid en een vluchtige werkstijl. Gevoelens van schuld en schaamte zijn niet tot beperkt aanwezig en – samen met het weinig rekening houden met anderen – duidt dit op een gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling.
De beperkte adaptieve vermogens, de ononplettendheid en de impulsiviteit en hyperactiviteit leiden tot de classificaties volgens de DSM-5 van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en ADHD van het gecombineerde type. Er kan verder gesproken worden van een gedragspatroon dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan respect voor en schending van de rechten van anderen, een gebrek aan empathie en een opgeblazen zelfgevoel, wat al voor het vijftiende levensjaar persistent aanwezig was. Er is sprake van een negatieve invloed op alle levensterreinen en duidelijk afwijken van de norm. Dit gedrag kan niet enkel begrepen worden vanuit de jonge leeftijd van verdachte of de gediagnosticeerde ADHD, waardoor de deskundige aanleiding ziet voor de classificatie van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met zowel antisociale als narcistische persoonlijkheidstrekken. Ook is er een stoornis in het gebruik van cannabis.
De ADHD alsmede de persoonlijkheidsstoornis zijn al jaren aanwezig, waardoor er een gelijktijdigheidsverband geldt met alle tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid is geconcludeerd dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 alsmede het onder feit 7 van parketnummer 02-147286-21 en het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 02-294774-20 bewust en weloverwogen heeft begaan indien bewezen verklaard. Aldus is hij voor deze feiten volledig toerekeningsvatbaar. Voor de overige feiten is geconcludeerd om hem deze verminderd toe te rekenen, nu de ontwikkelingsproblematiek en de persoonlijkheidsproblematiek het gedrag van verdachte hebben beïnvloed ten tijde van deze tenlastegelegde feiten.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, alhoewel de deskundige opmerkt dat de verdachte nog jong is en zijn brein nog niet uit ontwikkeld is. Het is mogelijk dat de functies van de impulscontrole en het reflectieve vermogen de komende jaren enigszins verbeteren. Verdachtes adaptieve vaardigheden kunnen zich ontwikkelen onder invloed van continuïteit, duidelijke kaders en externe begeleiding. Tot nu toe heeft het aanleren van vaardigheden onvoldoende kunnen plaatsvinden. Op basis van de wegingslijst adolescentenstrafrecht
adviseert rapporteur daarnaast toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De deskundige overweegt dat het meest passende advies de maatregel van tbs met voorwaarden is. Dit wordt vanuit beveiligingsoogpunt haalbaar geacht mits voldaan wordt aan een klinische opname binnen een forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK) en een behandelplan. Tot op heden heeft inhoudelijke behandeling en beïnvloeding van de problematiek nog niet plaatsgevonden. Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om zich aan de tbs met voorwaarden te houden.
Psychiatrisch onderzoek drs [psychiater 1]
Psychiater drs. [psychiater 1] heeft op 14 maart 2024 het volgende gerapporteerd over de persoon van de verdachte. Verdachte stelt zich sociaal wenselijk op. Impulsiviteit komt meerdere malen naar voren tijdens het gesprek. De verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en dit komt ook naar voren uit de impulsiviteit, enige hyperactiviteit en aandachtsproblemen. De verdachte heeft een cognitieve intelligentie van beneden gemiddeld tot maximaal laaggemiddeld niveau. De verdachte functioneert voor wat betreft het adaptief functioneren op een licht verstandelijk beperkt niveau. Hij laat beperkingen zien wat betreft taal, schoolse vaardigheden, copingvaardigheden en executieve functies. Ook valt op dat de cognitieve flexibiliteit beperkt is. De verdachte kijkt niet naar de lange termijn gevolgen. Voor wat betreft het sociale domein blijkt dat de verdachte problemen heeft met het inleven in anderen. Zijn beperkingen in het adaptief functioneren, het lage cognitieve niveau en de ADHD grijpen op elkaar in en versterken elkaar. Verdachte is ook slecht in staat tot mentaliseren. Er is een patroon ontstaan van schending van de rechten van anderen en verdachte liegt gemakkelijk. Prikkelbaarheid en agressiviteit komen herhaaldelijk naar voren en berouw komt beperkt naar voren. De verdachte reageert vanuit een egocentrisch perspectief. In DSM-5 classificerende termen kan worden gesteld dat gedurende zijn levensloop oppositioneel- opstandige gedrag kan worden waargenomen wat over is gegaan in een normoverschrijdende gedragsstoornis. Er is een duurzaam patroon van antisociale kenmerken ontstaan. Verdachte is gevoelig voor krenking en afwijzing. Aldus kan er gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken. De kanttekening is dat de verdachte nog jong is en er mogelijk nog geen sprake is van een volledig uitgekristalliseerde persoonlijkheidsstoornis. Ook is er sprake van een stoornis in middelengebruik met als voornaamste middel cannabis.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de vastgestelde stoornissen aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid overweegt de deskundige het volgende. Het onder 1 tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 alsmede het onder feit 5 en 7 van parketnummer 02-147286-21 en het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 02-294774-20 kunnen worden geduid als antisociaal gedrag. Er was echter voldoende ruimte voor de overweging en overdenking van zijn handelen. De deskundige adviseert dan ook om deze feiten volledig aan de verdachte toe te rekenen. Voor de overige tenlastegelegde feiten is zichtbaar dat de problematiek van de betrokkene zich daarin weerspiegelt. De deskundige adviseert om deze feiten, indien bewezen verklaard, verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico op gelijksoortig gewelddadig gedrag is hoog indien verdachte zonder behandeling en zonder nazorg terugkeert in de maatschappij. Na het wegen van de positieve- en de contra-indicaties ziet rapporteur geen redenen om te adviseren tot het toepassen van het minderjarigenstrafrecht. Er zijn te weinig positieve indicaties en zwaarwegende contra-indicaties.
Volgens de deskundige is het van belang dat er behandelinterventies komen gericht op het verminderen van risicofactoren en het verder ontwikkelen van beschermende factoren. Er is langdurige behandeling en begeleiding nodig binnen een strikt kader. Een FPK is het meest passend. Na een klinisch traject is een intensief en geleidelijk resocialisatietraject van belang met controle en toezicht. Beschermd wonen binnen forensisch kader is zeer waarschijnlijk aangewezen. Dit kan invulling krijgen via de maatregel tbs met voorwaarden. De deskundige overweegt daarbij dat de verdachte zich thans ruim 1,5 jaar in voorlopige hechtenis bevindt. Daarnaast bestaat binnen de maatregel van tbs met voorwaarden de mogelijkheid tot langdurige behandeling van zijn problematiek. Een dergelijke behandeling heeft tot op heden nog nauwelijks plaatsgevonden. Verdachte lijkt bovendien op dit moment ook bereid te zijn tot een behandeling. Ten slotte is overwogen dat er weliswaar een recidiverisico bestaat, maar dat het zich op eerdere momenten niet houden aan de voorwaarden niet direct heeft geleid tot ontsporend gedrag en ernstige strafbare feiten.
Reclasseringsadvies tbs met voorwaarden d.d. 27 juni 2024
Naar aanleiding van de dubbelrapportage van de psycholoog en de psychiater is de opdracht gegeven aan de reclassering om een maatregelenrapport uit te brengen ten behoeve van de maatregel van tbs met voorwaarden. De reclassering heeft negatief geadviseerd over het opleggen van de maatregel van tbs met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Immers heeft de verdachte in het verleden meerdere hulpverlenings- en reclasseringscontacten gehad waarbij niet of nauwelijks gedragsverandering werd behaald. Verdachte heeft zich in het verleden te onbetrouwbaar opgesteld om voorwaarden vorm te kunnen geven. Verder heeft de reclassering vraagtekens bij de mate waarin de verdachte intrinsiek gemotiveerd is.
Toerekeningsvatbaarheid
De psycholoog en de psychiater concluderen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is ten aanzien van het onder feit 1, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21. Deze conclusies worden gedragingen door hun bevindingen en ook door hetgeen op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken. Het hof neemt deze conclusies in zoverre dan ook over en zal de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren voor deze feiten.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 liggen de conclusies van de psycholoog en de psychiater uiteen. De psychiater concludeert dat er geen reden is om deze verminderd toe te rekenen en de psycholoog concludeert dat het feit wel is beïnvloed door de problematiek van verdachte. Nu dit tenlastegelegde feit op hetzelfde moment en vanuit dezelfde impulsen is gepleegd als het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde volgt het hof de conclusie van de psycholoog dat de verdachte tevens ter zake dit feit verminderd toerekeningsvatbaar was.
Voor wat betreft de overige feiten sluit het hof aan bij de conclusies van de psycholoog en de psychiater dat de verdachte deze feiten weloverwogen en bewust heeft gepleegd en aldus volledig toerekeningsvatbaar was.
Volwassenenstrafrecht
Het hof neemt het advies van de psycholoog en de psychiater over en zal op grond van de door hen aangevoerde argumenten het volwassenstrafrecht toepassen.
De op te leggen maatregel
Voorwaarden voor het opleggen van tbs
De maatregel van tbs kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel een van de omschreven strafbare feiten te betreffen in artikel 37a, eerste lid sub 1 Sr. Ten slotte dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Voor oplegging van de maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Dit advies mag in beginsel niet eerder dan een jaar vóór de aanvang van de terechtzitting zijn opgemaakt, tenzij de verdachte en het Openbaar Ministerie instemmen met het gebruik daarvan.
Tussenconclusie oplegging van een tbs-maatregel
Het hof stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor oplegging van de maatregel van tbs is voldaan.
Het hof neemt de hiervoor genoemde conclusies van de deskundigen [psycholoog 1] en [psychiater 1] ten aanzien van de bij de verdachte gediagnosticeerde ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens over en legt die ten grondslag aan zijn beslissing.
Gelet op voorgaande bestond bij de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Gelet op het bepaalde in artikel 37a, eerste lid sub 1 Sr is het mogelijk om de tbs-maatregel op te leggen ter zake van het misdrijf dat is omschreven in artikel 285 Sr. Het hof zal dan ook voor het onder feit 2 bewezenverklaarde met parketnummer 02-147286-21 de maatregel van tbs opleggen. Naar het oordeel van het hof eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een maatregel van tbs. Het hof neemt daarbij in aanmerking de ernst van het bewezenverklaarde -en dat hij ook uitvoering heeft gegeven aan de bedreiging door daarop volgend aangever [benadeelde partij] te mishandelen- alsmede de inhoud van de voornoemde rapportages die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, waaruit blijkt dat zonder behandeling de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, terwijl behandeling anders dan in het kader van een tbs-maatregel niet tot de mogelijkheden behoort.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van psycholoog [psycholoog 1] en psychiater [psychiater 1] ten aanzien van de doorwerking van de stoornissen in specifiek door de raadsman expliciet benoemde strafbare feiten en de daarmee samenhangende toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Aangezien de oplegging van de tbs – en in het bijzonder het vereiste geweldselement waarop het hof het gevaar voor de veiligheid van anderen heeft beargumenteerd - niet ziet op de delicten die de raadsman specifiek in zijn pleitnota heeft benoemd, ziet het hof geen noodzaak om de deskundigen als getuigen te horen. Het hof wijst het verzoek af.
Tbs met dwangverpleging of voorwaarden
Het hof constateert dat de conclusies van de psychologen, psychiaters en reclassering voor wat betreft de vorm van de tbs (tbs met bevel tot verpleging van overheidswege of tbs met voorwaarden) afwijken.
Het hof is -met de verdediging- van oordeel dat tbs met voorwaarden de meest passende maatregel is. Het hof overweegt daartoe dat psycholoog [psycholoog 1] en psychiater [psychiater 1] hebben geconcludeerd dat een tbs met voorwaarden vanuit beveiligingsoogpunt haalbaar wordt geacht mits er wordt voldaan aan een klinische opname en een behandeling. Daarbij is ook overwogen dat de verdachte thans 1,5 jaar in detentie zit en gemotiveerd is om zich aan de voorwaarden te houden en zijn leven te beteren, met de wetenschap dat bij het niet voldoen aan de op te leggen voorwaarden de maatregel zal worden omgezet naar een tbs met dwangverpleging. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van alle op te leggen voorwaarden. Het hof heeft ook de jeugdige leeftijd van de verdachte betrokken bij zijn oordeel alsmede de overweging van de deskundigen dat het brein van de verdachte nog niet uit ontwikkeld is. Met een intensieve behandeling kunnen de functies en vaardigheden van de verdachte verbeterd worden. Bovendien heeft zowel volgens de verdachte als volgens de deskundigen een dergelijke intensieve behandeling tot op heden nog niet plaatsgevonden. Het hof is, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege op dit moment een te ingrijpende maatregel is om gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen, te meer nu de veiligheid van de samenleving ook gewaarborgd kan worden met de maatregel tbs met voorwaarden. De reclassering heeft negatief geadviseerd over de oplegging van een tbs met voorwaarden. Het hof stelt vast dat de reclassering deze conclusie overwegend heeft gebaseerd op de gebeurtenissen in de periode voordat de verdachte voor langere tijd gedetineerd zat. Het hof heeft echter ter terechtzitting in hoger beroep de indruk gekregen dat de verdachte, mede ingegeven door het feit dat hij thans geruime tijd in detentie heeft doorgebracht, gemotiveerd is om mee te werken aan een intensieve behandeling, ook bij een opname in een FPK. Deze wijziging in motivatie bij de verdachte heeft ook uiting gekregen in de bekennende proceshouding van de verdachte in hoger beroep.
Het hof zal de aan de tbs te verbinden voorwaarden zelf formuleren -nu de reclassering daarover geen advies heeft uitgebracht- en daarbij aansluiting zoeken bij de adviezen van de deskundigen. Het hof ziet geen reden om -zoals de raadsman subsidiair heeft betoogd- de zaak aan te houden dan wel het onderzoek te heropenen ten einde de reclassering een hernieuwd maatregelenrapport te laten opstellen.
De maximale duur van de tbs
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – gesteld dat de tbs-maatregel de duur van vier jaren niet te boven kan gaan, nu niet voldaan is aan het vereiste dat het een strafbaar feit betreft dat is gericht tegen of dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid Sr stelt het hof vast dat het onder feit 2 bewezenverklaarde (bedreiging met zware mishandeling) een strafbaar feit is gericht tegen of dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Dit blijkt immers uit de omstandigheid dat de verdachte, na de dreigende woorden tegen aangever te hebben uitgesproken, vervolgens aangever ook heeft mishandeld door hem tegen de benen te schoppen, tegen het lichaam te duwen en tegen het hoofd te slaan. Aldus is er sprake geweest van feitelijkheden die aannemelijk maken dat er vrees is dat de bedreigingen worden uitgevoerd.
Het hof overweegt gelet op voorgaande dat bij omzetting naar tbs met dwangverpleging de totale duur van de tbs niet beperkt is tot de duur van vier jaren.
Het hof verwerpt in zoverre dan ook het verweer van de verdediging.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Het hof zal op de voet van artikel 38, zesde lid Sr bepalen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet naar het oordeel van het hof namelijk ernstig rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij geen behandeling zal ondergaan.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van het hof kan in onderhavig geval, gelet op de vorenomschreven ernst van het bewezenverklaarde en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde met parketnummer 02-180674-21 en het onder feit 1 tot en met 6 bewezenverklaarde met parketnummer 02-147286-21, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof is van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 34 weken passend en geboden is, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd:
  • op 6 juni 2021 is de verdachte in verzekering gesteld;
  • op 11 oktober 2022 is door de rechtbank vonnis gewezen;
  • op 25 oktober 2022 is door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
  • op 26 juli 2024 zal het arrest in hoger beroep worden gewezen.
Tussen de inverzekeringstelling van de verdachte en de uitspraak van het vonnis in eerste aanleg zijn iets meer dan 16 maanden verstreken. De redelijke termijn in eerste aanleg is dan ook met enkele dagen overschreden. Tussen het instellen van het hoger beroep en het wijzen van het arrest in hoger beroep zijn ruim 21 maanden verstreken. De redelijke termijn in hoger beroep is dan ook met ruim 5 maanden overschreden.
Zoals hiervoor overwogen acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 34 weken passend en geboden. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de in beginsel passende gevangenisstraf matigen tot 32 weken (8 maanden).
Het hof zal derhalve aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Met betrekking tot de overtredingen van het onder feit 7 bewezenverklaarde met parketnummer 02-147286-21 en het onder feit 1 primair bewezenverklaarde met parketnummer 02-294774-20 overweegt het hof als volgt. Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de ernst van de feiten. Alhoewel de landelijke oriëntatiepunten voor de zittende magistratuur uitgaan van het opleggen van een geldboete ad € 200,- in geval van het dragen van een wapen van categorie IV, is het hof van oordeel dat -gelet op de eerder uiteengezette ernst van het feit- een hechtenis voor de duur van 1 week voor het onder feit 7 bewezenverklaarde met parketnummer 02-147286-21 passend en geboden is. Op overtreding van artikel 165 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) staat ex artikel 177, eerste lid sub d WVW 1994 een hechtenis van ten hoogste twee maanden. Ook in dit geval acht het hof hechtenis voor de duur van 1 week passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 57, 62, 63, 266, 267, 285, 300, 304, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie en artikelen 165 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van het tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 en de sanctie en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde met parketnummer 02-180674-21 heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde met parketnummer 02-180674-21 strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-180674-21 onder 1 en in de zaak met parketnummer 02-147286-21 onder 1 (zaak ttz gevoegd), onder 2 (zaak ttz gevoegd), onder 3 (zaak ttz gevoegd), onder 4 (zaak ttz gevoegd), onder 5 (zaak ttz gevoegd) en onder 6 (zaak ttz gevoegd) bewezenverklaarde:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde met parketnummer 02-147286-21 ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
de verdachte pleegt geen strafbare feiten;
de verdachte, indien hij na het onherroepelijk worden van de uitspraak in vrijheid zal worden gesteld en tot het moment dat hij zal worden geplaatst in een FPK, gedurende deze periode op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op een adres dat door de reclassering wordt bepaald, waarbij de verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde, tenzij de reclassering dit niet geïndiceerd acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding in de vorm van werk of scholing. De dagbesteding dient vooraf door de reclassering te worden goedgekeurd. Het is de verdachte toegestaan om zijn advocaat te bezoeken en medische behandeling(en) te ondergaan;
de verdachte stelt zich onder toezicht van en verleent medewerking aan de reclassering ook indien dit inhoudt;
a. zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
b. zich niet vestigen op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
c. zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te bewegen tot het naleven van de voorwaarden en die worden gegeven door de reclasseringsorganisatie;
d. meewerken aan huisbezoeken door de reclassering;
e. meewerken aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
f. inzicht geven in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
4. de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
5. de verdachte laat zich opnemen in forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, teneinde zich te laten behandelen. De opname start na ingang van de maatregel. De opname duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de instelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
7. de verdachte laat zich behandelen door een (forensische) instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties en kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
8. de verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolg
setting zoals een (forensisch) beschermde/begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Hij stelt de reclassering op de hoogte van de wijzigingen in zijn dagbesteding;
9. als de reclassering dat nodig vindt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
10. de verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek zo vaak de reclassering dat noodzakelijk acht;
11. de verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod door middel van urine- of ademonderzoek zo vaak de reclassering dat noodzakelijk acht;
12. de verdachte geeft inzicht in zijn uitkomsten en uitgaven. Tevens werkt hij mee aan budgetbeheer/bewindvoering voor zover de reclassering dat nodig acht.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-147286-21 onder 7 (zaak ttz gevoegd) bewezenverklaarde:

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week.

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-294774-20 onder 1 primair (zaak ttz gevoegd) bewezenverklaarde:

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene, dus inclusief de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijk straffen.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 26 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.E.C.A. Valkenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.