3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten. Tegen deze feitenvaststelling zijn geen grieven gericht.
a. [X N.V.] exploiteert verschillende instellingen voor medisch specialistische revalidatiezorg (hierna: MSR) voor kinderen en volwassenen met een neurologische aandoening. Bij [X N.V.] worden fysiotherapeutische behandelingen toegepast met behulp van, onder meer, robotica.
b. [X N.V.] werkt vanuit haar behandelcentrum in [vestigingsplaats] en behandelt ook Nederlandse patiënten. [X N.V.] heeft eind 2023 een locatie in [vestigingsplaats] geopend.
c. [appellante] en [appellant] zijn verzekerden van CZ die bij [X N.V.] in behandeling wensen te komen. Daartoe hebben zij een verwijzing gekregen van hun huisarts en/of medisch specialist.
d. CZ is een Nederlandse zorgverzekeraar. CZ hanteert in haar polisvoorwaarden voor de basisverzekering in geval van MSR een machtigingsvereiste, dat inhoudt dat verzekerden voorafgaande aan hun behandeling toestemming moeten vragen aan hun zorgverzekeraar om een behandeling te mogen ondergaan. Het machtigingsvereiste wordt door CZ gebruikt als een patiënt zich onder behandeling wil stellen van een niet gecontracteerde revalidatiezorg-instelling.
e. In de polisvoorwaarden van CZ staat in artikel B. 4.6.1 het volgende:
"(…)
Medisch specialistische revalidatie omvat de zorg die voor u de beste methode is om een handicap te voorkomen, te verminderen of te overwinnen. (...)
(. . .)
Het gaat om complexe, met elkaar samenhangende problemen in bewegen, gevoel, verstandelijk vermogen, spraak, taal en/of gedrag. Deze worden veroorzaakt door:
•
stoornissen of beperkingen in het bewegingsvermogen;
•
een aandoening van het centrale zenuwstelsel die leidt tot beperkingen in de communicatie, het verstandelijk vermogen of het gedrag.
De revalidatie richt zich op het verbeteren en/of voorkomen van problemen in het dagelijks leven en het maatschappelijk functioneren als gevolg van een ongeval, operatie of ernstige ziekte. Er wordt gewerkt aan het bereiken van een zo zelfstandig mogelijk functioneren, passend bij uw beperkingen.
(…)
Zorgverlener
Een samenhangend, interdisciplinair team in een instelling voor revalidatie, dat in intensieve samenwerking werkt aan hetzelfde behandeldoel van de patiënt, onder eindverantwoordelijkheid van de revalidatiearts.(…)”
Daarnaast is het volgende bepaald over het machtigingsvereiste voor MSR:
“(…)
Een akkoordverklaring (zie artikel A.18) is nodig voor een revalidatiebehandeling zonder
opname.(…)”
In artikel B.2.2 van de vergoedings- en machtigingsvoorwaarden staat het volgende:
“(…)
Gaat u buiten het land waarin u woont naar een zorgverlener met wie wij geen overeenkomst
hebben gesloten? Dan geven wij aan u dezelfde vergoeding als wanneer u in Nederland naar een zorgverlener zou zijn gegaan met wie wij geen overeenkomst hebben gesloten.
(...)Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor de betreffende zorg in Nederland.(…)”
f. Op de website van CZ staat verder het volgende:
“(…)
Aanvraag en beoordeling akkoordverklaring medisch specialistische revalidatie (zonder
opname)
Gaat u naar een zorgverlener met een contract voor medisch specialistische revalidatie? Dan voert deze zorgverlener namens CZ een beoordeling uit en is het niet nodig vooraf een
akkoordverklaring bij ons aan te vragen. De zorgverlener beoordeelt op dezelfde manier als CZ dat doet en zal de akkoordverklaring voor u regelen.
Kiest u voor een zorgverlener zonder contract? Vraag dan wel vooraf een akkoordverklaring bij ons aan. Uw zorgverlener kan dat eventueel ook voor u doen.(…)”
g. In het najaar van 2022 heeft [X N.V.] voor het eerst een machtigingsaanvraag gedaan bij CZ, welke aanvraag aanvankelijk door CZ is afgewezen, maar nadien alsnog is goedgekeurd. Hierna zijn drie andere aanvragen van [X N.V.] voor drie andere patiënten door CZ afgewezen.
h. [X N.V.] heeft bij CZ aangegeven dat haar standpunt niet houdbaar is en dat CZ ten onrechte weigert toestemming te geven voor de geïndiceerde behandelingen. Pogingen om tot een vergelijk te komen, zijn vruchteloos gebleken.
i. [appellante] en [appellant] hebben in de loop van 2022/2023 een verwijzing van hun specialist gekregen voor MSR behandelingen en hebben zich vervolgens aangemeld bij [X N.V.] . Na onderzoek heeft de revalidatiearts van [X N.V.] voor ieder van hen een indicatie gesteld voor behandeling. Vervolgens heeft [X N.V.] namens hen aan CZ als hun zorgverzekeraar om toestemming gevraagd voor de geïndiceerde behandeling.
j. Bij brief d.d. 12 mei 2023 heeft CZ de aanvraag van [appellant] afgewezen. In de brief staat onder meer het navolgende:
"(…)
Reden van afwijzing
De aangevraagde behandeling voldoet niet aan de stand der wetenschap en praktijk.
(…)
Het op grote schaal inzetten van technologische hulpmiddelen bij de fysieke behandeling van
een beroerte voldoet nog niet aan de stand van wetenschap en praktijk. Het is nog onvoldoende bekend wanneer (op welke manier, hoe vaak e.d.) dit soort technologieën ingezet kunnen worden en wat de klinische relevantie is. Tevens is de kosteneffectiviteit cq. doelmatigheid van deze behandeling onduidelijk. Hierdoor is de aangevraagde behandeling geen algemeen geaccepteerde behandeling. Daarom vergoeden wij de behandeling niet.(…)"
k. In de brief van 26 mei 2023 waarin CZ de aanvraag van [appellante] heeft afgewezen, staat het volgende:
“(…)
Reden van afwijzing
De aangevraagde behandeling voldoet niet aan de stand der wetenschap en praktijk.
(…)
De intensieve inzet van technologische hulpmiddelen bij revalidatiebehandeling als interventie bij chronische pijnklachten aan de voet voldoet niet aan de stand der wetenschap en praktijk. Het is nog onvoldoende bekend wat de klinische meerwaarde hiervan is. (…)”
l. Tegen beide afwijzingen is bezwaar gemaakt.
De procedure in eerste aanleg
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [X N.V.] gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
I. primair:
a. CZ gebiedt om toekomstige machtigingsaanvragen van (patiënten van) [X N.V.] in
een individueel geval goed te keuren indien (i) er een geldige verwijzing is en (ii) er een gemotiveerde klinische redenering is van de gestelde indicatie door de betreffende revalidatiearts, tenzij de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is of tenzij er sprake is van een andere door uw voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen reden om de machtigingsaanvraag ondanks de indicatie van de revalidatiearts af te keuren;
b. CZ gebiedt om de reeds door [X N.V.] aangevraagde machtigingen in de periode van 1 januari 2023 tot de datum van het vonnis, binnen 5 kalenderdagen na de datum waarop vonnis wordt gewezen, (volledig) goed te keuren indien (i) er een geldige verwijzing is en (ii) er een gemotiveerde klinische redenering van de gestelde indicatie door de betreffende revalidatiearts is, althans de reeds aangevraagde machtigingen opnieuw te beoordelen waarbij geldt dat CZ de machtigingsaanvragen goed moet keuren indien (i) er een geldige verwijzing is en (ii) er een gemotiveerde klinische redenering van de gestelde indicatie door de betreffende revalidatiearts is, tenzij de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is of tenzij er sprake is van een andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen reden om de machtigingsaanvraag ondanks de indicatie van de revalidatiearts af te keuren;
c. CZ verbiedt om machtigingsaanvragen van [X N.V.] af te wijzen vanwege (a) het
gebruik van robotica en/of (b) de intensiteit, frequentie of duur van een behandeling tenzij CZ, na overleg met de revalidatiearts, kan aantonen dat de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is;
d. CZ veroordeelt tot betaling van een bedrag ad € 7.137,50 aan buitengerechtelijke kosten aan [X N.V.] , te betalen binnen veertien dagen na de datum waarop vonnis wordt gewezen;
alles (behalve vordering sub d) op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit ge- en/of verbod met een maximum van € 500.000,-;
II. subsidiair:
CZ een zodanig gebod of verbod oplegt als de voorzieningenrechter in redelijkheid juist voorkomt, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat de
voorzieningenrechter in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit ge- en/of verbod met een maximum van € 500.000,-;
III. zowel primair en subsidiair:
CZ veroordeelt in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede CZ te veroordelen in de nakosten met een bedrag van € 157,- dan wel, indien betekening plaatsvindt, met een bedrag van € 239,- en de eventuele verdere executiekosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [X N.V.] , kort samengevat, onrechtmatig handelen van CZ jegens haar dan wel het maken van misbruik van haar bevoegdheid ten grondslag gelegd.
3.2.3.In de onderhavige procedure hebben [appellante] en [appellant] gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I. primair
a. CZ gebiedt om alle door [X N.V.] aan te leveren zorg, zoals beschreven in de
machtigingsaanvraag die [X N.V.] voor hen heeft ingediend bij CZ, te vergoeden als medisch specialistische revalidatiezorg overeenkomstig het bepaalde in de polisvoorwaarden van CZ, behoudens voor zover een deugdelijke (wettelijke) grondslag bestaat om niet tot betaling over te gaan;
alles op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit ge- en/of verbod met een maximum van € 500.000,-.
II. subsidiair:
a. CZ gebiedt om binnen 5 kalenderdagen na het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis toestemming te geven voor een medisch specialistische revalidatiebehandeling, indien (i) er een geldige verwijzing is en (ii) er een gemotiveerde klinische redenering van de gestelde indicatie door de betreffende revalidatiearts is, tenzij de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is of tenzij er sprake is van een andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen reden om de machtigingsaanvraag ondanks de indicatie van de revalidatiearts af te keuren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- of een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit gebod met een maximum van € 500.000,-.
b. CZ verbiedt om hun machtigingsaanvraag (opnieuw) af te wijzen vanwege
( a) het gebruik van robotica en/of (b) de intensiteit, frequentie of duur van een behandeling tenzij CZ, na overleg met de revalidatiearts, kan aantonen dat de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is;
III. meer subsidiair:
CZ gebiedt om de machtigingsaanvragen van [appellante] en [appellant] binnen 5 kalenderdagen na het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis opnieuw te beoordelen, waarbij CZ het oordeel van de behandelend arts als uitgangspunt dient te nemen en iedere afwijking daarop objectief en toetsbaar dient te motiveren aan de hand van landelijke richtlijnen of anderszins gedocumenteerde beroepsnormen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit gebod met een maximum van € 500.000,-
lV. nog meer subsidiair:
CZ een zodanig gebod of verbod oplegt als de voorzieningenrechter in redelijkheid juist voorkomt, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit ge- en/of verbod met een maximum van € 500.000,-.
V. zowel primair, subsidiair, meer subsidiair en nog meer subsidiair:
CZ veroordeelt in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na
dagtekening van dit vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede CZ te veroordelen in de nakosten met een bedrag van € 157,- dan wel, indien betekening plaatsvindt, met een bedrag van € 239,- en de eventuele verdere executiekosten.
3.2.4.Aan deze vorderingen hebben [appellante] en [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat CZ haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomsten dient na te komen.
3.2.5.CZ heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.6.Na een gehouden mondelinge behandeling hebben partijen nog een conclusie genomen waarna de voorzieningenrechter bij eindvonnis van 21 februari 2024 de gevorderde voorzieningen heeft geweigerd en [appellanten] in de proceskosten heeft veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De omvang van het hoger beroep
3.3.1.[appellanten] heeft in hoger beroep een grief, onderverdeeld in vier subgrieven, aangevoerd. [appellanten] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van de in hoger beroep gewijzigde vorderingen.
3.3.2.De vorderingen van [X N.V.] luiden in hoger beroep:
primair:
hetgeen in eerste aanleg onder a is gevorderd en onder b te vermeerderen in die zin dat deze betrekking heeft op de aangevraagde machtigingen in de periode van 1 januari 2023 tot en met de datum van het arrest;
subsidiair
uitsluitend voor het geval uw Hof (dus) zou menen dat de inzet van robotica door [X N.V.] in de weg staat aan toewijzing van de primaire vordering, stelt [X N.V.] de volgende subsidiaire vordering in:
a. CZ gebiedt om toekomstige machtigingsaanvragen van (patiënten van) [X N.V.] in een
individueel geval goed te keuren indien (i) er een geldige verwijzing is, (ii) [X N.V.] toezegt
dat zij bij de behandeling géén gebruik zal maken van robotica, en (iii) er een gemotiveerde
klinische redenering is van de gestelde indicatie door de betreffende revalidatiearts, tenzij
de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is of tenzij er sprake is van een andere
door uw Hof in goede justitie te bepalen reden om de machtigingsaanvraag ondanks de
indicatie van de revalidatiearts af te keuren;
b. CZ gebiedt om de reeds door [X N.V.] aangevraagde machtigingen in de periode van 1 januari 2023 tot de datum van het arrest, binnen 5 kalenderdagen na de datum waarop het arrest wordt gewezen, (volledig) goed te keuren indien (i) er een geldige verwijzing is, (ii) [X N.V.] heeft toegezegd bij de behandeling geen gebruik te zullen maken van robotica, en (iii) er een gemotiveerde klinische redenering van de gestelde indicatie door de betreffende
revalidatiearts is, althans de reeds aangevraagde machtigingen opnieuw te beoordelen
waarbij geldt dat CZ de machtigingsaanvragen goed moet keuren indien (i) er een geldige
verwijzing is, (ii) [X N.V.] heeft toegezegd bij de behandeling géén gebruik te zullen maken
van robotica, en (iii) er een gemotiveerde klinische redenering van de gestelde indicatie door
de betreffende revalidatiearts is, tenzij de indicatiestelling naar objectieve maatstaven
onjuist is of tenzij er sprake is van een andere door uw Hof in goede justitie te bepalen reden
om de machtigingsaanvraag ondanks de indicatie van de revalidatiearts af te keuren;
c. CZ verbiedt om machtigingsaanvragen van [X N.V.] af te wijzen vanwege de intensiteit,
frequentie of duur van een behandeling tenzij gedaagde, na overleg met de revalidatiearts,
kan aantonen dat de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is;
d. CZ veroordeelt tot betaling van een bedrag ad € 7.137,50 aan buitengerechtelijke kosten aan [X N.V.] , te betalen binnen veertien dagen na de datum waarop het arrest wordt gewezen;
alles (behalve vordering sub d) op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat uw Hof in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit ge- en/of verbod met een maximum van € 500.000,-;
e. met veroordeling van CZ in de kosten van het geding.
3.3.3.De primaire en subsidiaire vorderingen van [appellante] en [appellant] blijven in hoger beroep ongewijzigd in stand. De meer subsidiaire en nog meer subsidiaire vorderingen komen als volgt te luiden:
III. meer subsidiair:
a. CZ gebiedt om alle door [X N.V.] te leveren zorg, zoals beschreven in de
machtigingsaanvraag die [X N.V.] voor hen heeft ingediend bij CZ, te vergoeden als
medisch specialistische revalidatiezorg overeenkomstig het bepaalde in de
polisvoorwaarden van gedaagde, behoudens voor zover een deugdelijke (wettelijke)
grondslag bestaat om niet tot betaling over te gaan en mits bij die zorg geen gebruik wordt
gemaakt van robotica;
alles op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat uw Hof in goede justitie
aangewezen acht, voor iedere dag dat CL in gebreke blijft met het nakomen van dit gebod,
met een maximum van € 500.000,-;
IV. nog meer subsidiair:
CZ
a. a) gebiedt om binnen 5 kalenderdagen na het door uw Hof te wijzen arrest toestemming te
geven voor een medisch specialistische revalidatiebehandeling, indien (i) er een geldige
verwijzing is, (ii) de toezegging van [X N.V.] is dat zij géén robotica zal gebruiken bij de
behandeling, en (iii) er een gemotiveerde klinische redenering van de gestelde indicatie
door de betreffende revalidatiearts is, tenzij de indicatiestelling naar objectieve
maatstaven onjuist is of tenzij er sprake is van een andere door uw Hof in goede justitie te
bepalen reden om de machtigingsaanvraag ondanks de indicatie van de revalidatiearts af
te keuren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- of een bedrag dat
uw Hof in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het
nakomen van dit gebod met een maximum van € 500.000,-;
b) verbiedt om de machtigingsaanvraag van eisers sub 2 en 3 (opnieuw) af te wijzen vanwege de intensiteit, frequentie of duur van een behandeling tenzij gedaagde, na overleg met de revalidatiearts, kan aantonen dat de indicatiestelling naar objectieve maatstaven onjuist is;
V. nog meer subsidiair
CZ (subsidiair: onder de voorwaarde dat bij de behandeling géén gebruik wordt gemaakt van
robotica) gebiedt om de machtigingsaanvragen van eiseres sub 2 en 3 binnen 5 kalenderdagen na het door uw Hof te wijzen arrest opnieuw te beoordelen, waarbij CZ het oordeel van de behandelend arts als uitgangspunt dient te nemen en iedere afwijking daarop objectief en toetsbaar dient te motiveren aan de hand van landelijke richtlijnen of anderszins
gedocumenteerde beroepsnormen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-, of een bedrag dat uw Hof in goede justitie aangewezen acht, voor iedere dag dat CZ in gebreke blijft met het nakomen van dit gebod met een maximum van € 500.000,-.
De oorspronkelijke nog meer subsidiaire vordering, wordt 'meest subsidiair', en de vordering CZ te veroordelen in de kosten van het geding heeft betrekking op de primaire tot en met de meest subsidiaire vordering.
3.3.4.CZ heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eiswijzigingen. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde vorderingen.
3.3.5.Het hof stelt vast dat [appellanten] geen grieven heeft gericht tegen de overwegingen van de voorzieningenrechter onder de rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.17. In rov. 4.4 geeft de voorzieningenrechter het geschil tussen partijen weer, zijnde de vraag of de MSR behandelingen bij [X N.V.] voldoen aan het criterium “stand van de wetenschap en praktijk” en “de zorg zoals de beroepsgroep die pleegt te bieden”. Onder rov. 4.5 tot en met 4.14 geeft de voorzieningenrechter het juridisch kader weer, waarna onder rov. 4.15 tot en met 4.17 de criteria zijn opgenomen waaraan getoetst moet worden, wil er sprake zijn van (i)MSR behandeling.
Het hof verstaat de omvang van het hoger beroep daarom aldus - en zo heeft ook CZ de omvang van het hoger beroep verstaan - dat de criteria aan de hand waarvan moet worden getoetst niet ter discussie staan; de vraag is of de behandelingen waarvoor [appellanten] bij CZ een machtiging heeft gevraagd, al dan niet voldoen aan deze criteria.
3.3.6.De centrale, niet bestreden overweging, zijnde rov. 4.8, luidt als volgt:
“Op grond van voornoemde wet- en regelgeving en de toepasselijke polisvoorwaarden van CZ bestaat onder het verzekerde basispakket in beginsel recht op vergoeding van een geneeskundige behandeling als voldaan wordt is aan de volgende drie voorwaarden:
de behandeling moet voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk;
het moet gaan om zorg zoals de beroepsgroep die pleegt te bieden;
de verzekerde moet redelijkerwijs op de behandeling zijn aangewezen (het indicatievereiste).
Dat betekent dat indien geneeskundige zorg aan de hiervoor genoemde voorwaarden onder 1 en 2 voldoet, deze – in beginsel – automatisch deel uit maakt van het verzekerde basispakket. (…)”
3.3.7.De vraag zal worden beantwoord naar Nederlands recht, nu tegen de overweging waarin dit is vastgelegd, geen grief is gericht.