Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10796014 / CV EXPL 23-6995)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 1 tot en met 7;
- het H3-formulier van [appellante] van 26 februari 2024 met productie 8;
- de schriftelijke conclusie van eis;
- de memorie van antwoord met productie 1.
3.De beoordeling
- a. Wooninc heeft in het verleden de woonwagenstandplaats aan het [adres] te [standplaats] verhuurd aan [appellante] .
- b. De politie heeft op 17 december 2020 in een berging op de standplaats een hennepkwekerij aangetroffen. Wooninc heeft [appellante] in verband daarmee gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, en ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [appellante] tot ontruiming van de standplaats gevorderd. Bij vonnis van 4 november 2021 (zaak-/rolnummer 9026278 / 21-1042) heeft de kantonrechter, kort gezegd, de huurovereenkomst ontbonden en [appellante] tot ontruiming van de standplaats veroordeeld.
- c. [appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 4 november 2021. Dat hoger beroep heeft geresulteerd in een arrest van dit hof van 25 juli 2023 (zaaknummer 200.305.389/01). Het hof heeft bij dat arrest het vonnis van 4 november 2021 bekrachtigd. Dit arrest is in kracht van gewijsde gegaan, en het vonnis van 4 november 2021 dus ook.
- d. Op 25 mei 2023 heeft Wooninc bekend gemaakt dat zij met ingang van 15 juni 2023 een nieuw toewijzingsbeleid voor vrijgekomen en nieuwe standplaatsen en woonwagenwoningen in [standplaats] zal hanteren. Dit beleid is in samenspraak met woonwagenbewoners opgesteld, en geplaatst op de website van Wooninc.
- e. Bij e-mail van 16 augustus 2023 heeft de advocaat van Wooninc aan de advocaat van [appellante] onder meer het volgende geschreven:
“Morgen komt de huurder van [adres] in kantoor. Ze wil vrijwillig vertrekken. Ik stel een afstandsverklaring, je ontvangt een kopie als hij ondertekend is.
- h. Op 30 augustus 2023 heeft [persoon A] het [adres] persoonlijk bezocht om aan bewoners uit te leggen hoe er gereageerd dient te worden op de vrij te komen standplaats van [appellante] en heeft zij het formulier “Aanmelding voor de standplaats [adres] in [standplaats] ” bij geïnteresseerde bewoners achtergelaten.
- i. Verschillende kandidaten hebben het aanmeldformulier ingevuld en aan Wooninc doen toekomen. Een van de kandidaten die het aanmeldformulier heeft ingevuld en ingediend is [persoon B] (hierna: [persoon B] ). [persoon B] is de kleindochter van [appellante] .
- j. Wooninc heeft het feit dat de woonwagenstandplaats [adres] beschikbaar zou komen, op 31 augustus 2023 gepubliceerd op het online platform Wooniezie.
- k. [persoon B] heeft via Wooniezie op 2 september 2023 de nodige gegevens aangeleverd met het oog op de huur van de woonwagenstandplaats.
- l. Wooninc heeft de standplaats toegewezen aan [persoon C] (hierna: [persoon C] ).
- m. Op 9 oktober 2023 hebben van [persoon A] en [persoon D] (hierna: [persoon D] ), eveneens werkzaam bij Wooninc, brieven op het [adres] rondgebracht met de uitslag van de toewijzingsprocedure van de standplaats. [persoon B] kwam als zevende in aanmerking voor de standplaats. De vader van [persoon B] heeft direct laten weten het niet eens te zijn met de uitslag. Hij stelde daarbij dat Wooninc het toewijzingsbeleid niet juist had toegepast en dat de standplaats aan [persoon B] had moeten worden toegewezen omdat zij directe familie is van [appellante] .
- n. Bij brief van 12 oktober 2023 heeft [persoon E] , toenmalige gemachtigde van [persoon B] , aan Wooninc onder meer het volgende geschreven:
- I. schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van dit hof van 25 juli 2023, en Wooninc te verbieden om executiemaatregelen te treffen op basis van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom, totdat in “de bodemzaak” een eindarrest zal zijn gewezen en betekend;
- II. Wooninc te verbieden om de standplaats aan het [adres] te verhuren aan een ander dan aan [persoon B] , althans Wooninc te verbieden om de standplaats te verhuren aan [persoon C] ;
- III. Wooninc te gelasten de door haar met [appellante] gesloten overeenkomst na te komen door de standplaats te verhuren aan [persoon B] .
- I. schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van dit hof van 25 juli 2023, en Wooninc te verbieden om executiemaatregelen te treffen op basis van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom, totdat in “de bodemzaak” een eindarrest zal zijn gewezen en betekend;
- II. Wooninc te verbieden om de standplaats aan het [adres] te verhuren aan een ander dan aan [persoon B] , althans Wooninc te verbieden om de standplaats te verhuren aan [persoon C] ;
- III. Wooninc te gelasten de door haar met [appellante] gesloten overeenkomst na te komen door de standplaats te verhuren aan mevrouw [persoon B] ;
- [appellante] heeft een spoedeisend belang bij beoordeling van haar vorderingen in kort geding (rov. 4.2).
- [appellante] wil voorkomen dat Wooninc overgaat tot tenuitvoerlegging van het arrest van het hof van 25 juli 2023 (naar het hof begrijpt: tot tenuitvoerlegging van het door het hof op 25 juli 2023 bekrachtigde vonnis van 4 november 2021). Dit kort geding is daarom mede te beschouwen als een executiegeschil (rov. 4.3).
- Er is niet gesteld of gebleken dat in het arrest van 25 juli 2023 sprake is van een feitelijke of juridische misslag (rov. 4.5).
- Het is voorshands niet aannemelijk geworden dat na het arrest van 25 juli 2023 tussen Wooninc en [appellante] een overeenkomst is gesloten die inhield dat de door [appellante] te ontruimen standplaats zou worden toegekend aan [persoon B] . De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 25 juli 2023 is daarom niet toewijsbaar (rov. 4.9).
- Dat de tenuitvoerlegging van het arrest (naar het hof begrijpt: het vonnis van 4 november 2021) op grond van na het arrest voorgevallen of aan het licht gekomen feiten tot een noodtoestand voor [appellante] zal leiden, is niet gebleken. Een ontruiming is voor [appellante] ingrijpend, maar daarover heeft het hof bij het arrest van 25 juli 2023 al geoordeeld (rov. 4.10).
- Het onder II gevorderde verbod om de standplaats aan een ander dan [persoon B] toe te wijzen, althans aan [persoon C] te verhuren, is gelet op het voorgaande evenmin toewijsbaar (rov. 4.11).
- Vordering III tot toewijzing van de standplaats aan [persoon B] is evenmin toewijsbaar, nu voorshands niet kan worden aangenomen dat de daarover door [appellante] gestelde overeenkomst is gesloten (rov. 4.12).
- Een van de belangstellenden die op 30 augustus 2023 het aanmeldformulier voor de standplaats heeft ingevuld en ingediend, is [persoon B] . [persoon B] had dat niet hoeven doen als Wooninc omstreeks 15 augustus 2023 al met [appellante] zou zijn overeengekomen dat de standplaats aan [persoon B] zou worden toegekend. Volgens [appellante] was [persoon B] bij het sluiten van de overeenkomst aanwezig. Als dat inderdaad het geval was, is het niet logisch dat zij twee weken later een formulier indient om mee te dingen naar de standplaats.
- Dat de woonwagenstandplaats [adres] beschikbaar zou komen, heeft Wooninc op 31 augustus 2023 gepubliceerd op het online platform Wooniezie. Dat zou Wooninc niet gedaan hebben als zij een overeenkomst met [appellante] had gesloten die inhield dat de standplaats aan [persoon B] zou worden toegekend.
- [persoon B] heeft via Wooniezie op 2 september 2023 de nodige gegevens aangeleverd met het oog op de toewijzingsprocedure voor de huur van de standplaats. Ook dat komt niet logisch voor indien al zou zijn overeengekomen dat de standplaats aan haar zou worden toegekend.
- Nadat op 9 oktober 2023 de uitslag van de toewijzingsprocedure bekend werd gemaakt, heeft de vader van [persoon B] aan Wooninc kenbaar gemaakt dat hij het niet eens was met toewijzing van de standplaats aan [persoon C] . De vader van [persoon B] heeft zich toen op het standpunt gesteld dat Wooninc het toewijzingsbeleid niet juist heeft toegepast. De vader van [persoon B] heeft op dat moment geen melding gemaakt van een overeenkomst tussen [appellante] en Wooninc op grond waarvan [persoon B] de standplaats zou moeten krijgen. Ook dit wijst op de juistheid van het verweer van Wooninc dat een dergelijke overeenkomst in het geheel niet gesloten is.
- Hetzelfde geldt voor de hiervoor in rov. 3.1.2 onder n genoemde brief van [persoon E] van 12 oktober 2023. Ook in die brief wordt namens [persoon B] alleen gesteld dat Wooninc het toewijzingsbeleid verkeerd heeft toegepast. In de brief wordt niet het standpunt ingenomen dat er een overeenkomst zou zijn gesloten op grond waarvan [persoon B] de standplaats zou moeten krijgen.
- het in rov. 4.5 neergelegde oordeel van de kantonrechter dat het arrest van 25 juli 2023 geen kennelijke misslag bevat;
- het in rov. 4.10 neergelegde oordeel van de kantonrechter dat de tenuitvoerlegging niet op grond van na het arrest van 25 juli 2023 gebleken feiten aan de zijde van [appellante] een noodtoestand zal doen ontstaan.
- a. de standplaats aan het [adres] te verhuren aan een ander dan aan [persoon B] ,
- b. althans Wooninc te verbieden om de standplaats te verhuren aan [persoon C] .
- Griffierechten € 798,--
- Salaris advocaat € 1.214,-- (1 punt x tarief II)
- Nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de