Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellant sub 1], wonende te [woonplaats] (in eerste aanleg gedaagde sub 1),
[appellante sub 2], wonende te [woonplaats] (in eerste aanleg gedaagde sub 2),
[appellant sub 3], h.o.d.n. [X beheer] , zaakdoende te [vestigingsplaats ] , (in eerste aanleg gedaagde sub 18),
[appellant sub 4], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 3),
[appellant sub 5], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 8),
[appellant sub 6], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 13),
[appellant sub 7], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 17),
[appellant sub 8], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 12),
[appellant sub 9]gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 4),
[appellant sub 10], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 5),
[appellant sub 11], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 6),
[appellant sub 12]gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 9),
[appellant sub 13], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 10),
[appellant sub 14], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 11),
[appellant sub 15], gevestigd te [vestigingsplaats ] gemeente Berkelland (in eerste aanleg gedaagde sub 14),
[appellant sub 16], gevestigd te [vestigingsplaats ] (in eerste aanleg gedaagde sub 16),
[appellant sub 17], gevestigd te [vestigingsplaats ] , Duitsland (in eerste aanleg gedaagde sub 15),
1.[huisartsenpraktijk] ,gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
[X Holding B.V.] ,gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/323574 / KG ZA 23-397)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- de memorie van antwoord met productie 1;
- het H2-formulier van 11 maart 2024, waarbij mr. Vanhommerig zich als advocaat van appellanten aan de zaak heeft onttrokken, waarna zich voor appellanten geen nieuwe advocaat heeft gesteld.
3.De beoordeling
- a. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] zijn beide vennootschappen die een huisartsenpraktijk exploiteren. Zij wensen samen een gezondheidscentrum te realiseren in de wijk [plaatsnaam] , in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats ] (hierna: het pand).
- b. [appellant sub 1] en zijn echtgenote [appellante sub 2] zijn eigenaar geweest van het pand.
- c. Bij een hypotheekakte van 15 oktober 2021 hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] als schuldenaren/hypotheekgevers ten behoeve van [persoon A] (hierna: [persoon A] ) als schuldeiser/hypotheeknemer, voor zover thans van belang, een eerste recht van hypotheek verleend op het pand, tot zekerheid voor een bij die akte door [persoon A] aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] verstrekte hypothecaire geldlening van € 200.000,--. In de hypotheekakte staat onder meer het volgende:
- niet worden verhuurd of verpacht en in ieder geval is de vooruitbetaling van huur en pachtpenningen en van andere vergoedingen verboden, alsook de vervreemding en verpanding van huur en pachtpenningen en andere uit de huur- of pachtovereenkomst voortvloeiende rechten, of het recht daarop; het is schuldeiser bekend dat het onderpand gedeeltelijk zal worden verhuurd en is bekend en akkoord met de huidige contracten.”
- d. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben een betalingsachterstand laten ontstaan met betrekking tot de hypothecaire geldlening.
- e. [persoon A] is vervolgens overgegaan tot executie van zijn recht van hypotheek. Op 8 mei 2023 heeft [persoon A] het pand ter veiling aangeboden. Op blz. 2 van de veilingadvertentie is onder meer opgenomen dat het pand, voor zover de verkoper bekend, deels in gebruik is bij de eigenaar en deels zonder recht of titel wordt gebruikt door een boksschool, dat er volgens opgave van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) zes vennootschappen op het adres van het pand staan ingeschreven en dat de verkoper niet bekend is met huur- of gebruiksovereenkomsten betreffende het pand.
- f. In de eerste helft van juni 2023 hebben [persoon A] als verkoper en [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] als kopers een onderhandse koopovereenkomst gesloten waarbij – kort gezegd – [persoon A] het pand aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] heeft verkocht.
- g. In de veilingvoorwaarden, die onderdeel vormen van de koopovereenkomst, is onder meer opgenomen dat de verkoper niet bekend is met huur- of gebruiksovereenkomsten betreffende het pand, dat het pand bij aflevering vrij moet zijn van gebruikers en dat, als hieraan niet is voldaan, de koper de ontruiming kan bewerkstelligen op de wijze als bepaald in artikel 525 lid 3 Rv.
- h. Op 13 juni 2023 heeft [persoon A] een verzoekschrift als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 BW ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, ter verkrijging van verlof om het pand onderhands te verkopen volgens de met [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gesloten koopovereenkomst. Bij beschikking van 27 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter de (onderhandse) koopovereenkomst goedgekeurd, en bepaald dat de verkoop onderhands zal geschieden overeenkomstig die koopovereenkomst. Het pand is vervolgens bij akte van 28 juli 2023 aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] geleverd.
- j. [appellant sub 1] in privé, alle besloten vennootschappen en stichtingen die op het adres stonden ingeschreven, alsmede alle overige gebruikers zijn door de deurwaarder aangeschreven om het pand te verlaten.
- k. Bij e-mail van 7 september 2023 heeft [appellant sub 4] aan de notaris het volgende meegedeeld:
- l. [appellant sub 1] heeft vervolgens op 12 september 2023 vijftien schriftelijke huurovereenkomsten overgelegd aan de deurwaarder waarin [appellant sub 4] als verhuurder stond vermeld en waarin telkens een van de gedaagden als huurder is vermeld. Verder betrof één van de door [appellant sub 1] overgelegde schriftelijke overeenkomsten een “Zorg/Huurovereenkomst” tussen [appellant sub 5] als verhuurder en [appellant sub 1] als “Cliënt”.
- m. Bij e-mail van 13 september 2023 te 07:34 uur heeft de deurwaarder onder meer het volgende meegedeeld aan de advocaat van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] :
- n. Bij brief van 19 september 2023 heeft de advocaat van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] – kort gezegd – [appellant sub 1] onder andere gesommeerd om uiterlijk donderdag 21 september 2023 om 12.00 uur te verklaren dat er geen enkele huurovereenkomst meer loopt en al hetgeen zich nog in het pand bevindt aan goederen of activiteiten te verwijderen c.q. stop te zetten, bij gebreke waarvan in kort geding ontruiming van het gehuurde zal worden gevorderd.
- o. [appellant sub 1] heeft de gevorderde verklaring niet gegeven.
- I. veroordeling van gedaagden 1 tot en met 18 tot ontruiming van de onroerende zaak aan de [adres] te [adres] ;
- II. veroordeling van gedaagden 3 tot en met 18 om binnen twee dagen na betekening van het vonnis elke verwijzing in hun registratie- en contactgegevens naar het adres [adres] te [plaatsnaam] te verwijderen en die verwijzingen verder achterwege te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- III. hoofdelijke veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen twee dagen na betekening van het vonnis schriftelijk en met onderbouwing van alle beschikbare stukken opgave te doen van alle thans vigerende huur- en andere gebruiksovereenkomsten die betrekking hebben op de onroerende zaak aan de [adres] te [plaatsnaam] die ten tijde van de levering aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet beëindigd waren en die voorafgaande aan deze procedure niet reeds zijn overgelegd, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- IV. hoofdelijke veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot betaling van een voorschot op schadevergoeding ter grootte van € 25.000,--;
- V. hoofdelijke veroordeling van alle gedaagden in de proceskosten;
- VI. veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot afgifte van alle bij hen in het bezit zijnde sleutels alsmede de (toegangs)codes van alle (alarm)systemen van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaatsnaam] , op straffe van verbeurte van een dwangsom.
- [appellant sub 1] is op de mondelinge behandeling verschenen mede namens de andere gedaagden, behalve [X B.V.] en [appellant sub 3] . Die twee gedaagden zijn niet verschenen, en tegen hen is verstek verleend (rov. 4.1 en 4.2).
- [appellant sub 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling een eis in reconventie ingesteld. Afgezien van het feit dat een eis in reconventie moet worden ingesteld door een advocaat, en wel uiterlijk 24 uur voor aanvang van de mondelinge behandeling, heeft [appellant sub 1] de eis in reconventie niet voorzien van een onderbouwde toelichting. De eis in reconventie moet daarom worden afgewezen (rov. 4.4).
- [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben een spoedeisend belang bij beoordeling van hun vorderingen in conventie in kort geding, met uitzondering van vordering IV (rov. 4.5).
- Aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] kan niet worden tegengeworpen dat zij niet hebben gekozen voor een gesprek met gedaagden, maar voor het doorzetten van de kortgedingprocedure (rov. 4.7).
- Het verweer van gedaagden dat de zaak zich niet leent voor een behandeling in kort geding moet worden verworpen (rov. 4.9).
- De gedaagden hebben niet aannemelijk gemaakt dat [appellant sub 4] het recht had/heeft om het pand te exploiteren (rov. 4.11.2).
- Het is daarom aannemelijk dat [appellant sub 4] zonder recht of titel in het pand verbleef en niet bevoegd was om als verhuurder huurovereenkomsten af te sluiten met gedaagden 4 tot en met 17. Hierdoor is evenmin aannemelijk dat de gedaagden 3 tot en met 17 met een verworven recht of op basis van een titel in het pand verblijven. Dat dit niet aannemelijk is, blijkt voorts uit andere feiten en omstandigheden (rov. 4.11.3).
- Het is ook niet aannemelijk dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] met hun twee minderjarige kinderen met recht of titel in het pand verblijven (rov. 4.11.4).
- Ten aanzien van [appellant sub 3] is geen stuk overgelegd waaruit voldoende blijkt dat hij in het pand verblijft. Dat hij daadwerkelijk in het pand verblijft of daarvan gebruik maakt, is niet aannemelijk gemaakt (rov. 4.11.5).
- De conclusie is dat met betrekking tot alle gedaagden aannemelijk is dat zij zonder recht of titel in het pand verblijven. Vordering I is dus op grond van artikel 525 lid 3 Rv toewijsbaar (rov. 4.12).
- Vordering II is ook toewijsbaar omdat niet valt in te zien welk belang gedaagden 3 tot en met 18 hebben bij een verwijzing naar het adres van het pand in hun registratie- en contactgegevens, terwijl zij het pand moeten verlaten (rov. 4.13).
- Vordering III is onderbouwd en niet weersproken, en daarom ook toewijsbaar (rov. 4.14).
- Vordering VI, waartegen geen verweer is gevoerd, is eveneens toewijsbaar (rov. 4.15).
- Vordering IV is niet toewijsbaar omdat niet aannemelijk is geworden dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] daarbij een spoedeisend belang hebben (rov. 4.16).
- Gedaagden moeten, conform vordering V, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld (rov. 4.17).
- gedaagden 1 tot en met 18 ieder veroordeeld de onroerende zaak aan de [adres] te ontruimen (vordering I);
- gedaagden 3 tot en met 18 veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis elke verwijzing in hun registratie- en contactgegevens naar het [adres] te [plaatsnaam] te verwijderen en die verwijzingen verder achterwege te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag, met een maximum van € 10.000,-- voor elk van deze gedaagden (vordering II);
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hoofdelijk veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis schriftelijk en met onderbouwing van alle beschikbare stukken opgave te doen van alle thans vigerende huur- en andere gebruiksovereenkomsten die betrekking hebben op de onroerende zaak aan de [adres] te [plaatsnaam] , die ten tijde van de levering aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet beëindigd waren en die voorafgaande aan deze procedure niet reeds zijn overgelegd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag, met een maximum van € 10.000,-- voor elk van deze gedaagden (vordering III);
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ieder veroordeeld tot afgifte aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] van alle bij hen in het bezit zijnde sleutels alsmede de (toegangs)codes van alle (alarm)systemen van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaatsnaam] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag, met een maximum van € 10.000,-- voor elk van deze gedaagden (vordering VI).
- In een kort geding bij de voorzieningenrechter kan de eisende partij slechts bij advocaat procederen (artikel 79 lid 2 Rv). Dat geldt ook voor de partij die een eis in reconventie wil instellen. Dit is eveneens bepaald in artikel 7.1 van het ten tijde van het geding in eerste aanleg geldende Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie.
- De eis in reconventie strekt tot veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] tot betaling van een geldsom aan [appellant sub 1] . [appellant sub 1] heeft niet gesteld dat hij bij die vordering een spoedeisend belang heeft. De vordering is, bij gebreke van een spoedeisend belang, niet toewijsbaar in kort geding.
- Zoals hierna bij beoordeling van de andere grieven zal blijken, is er geen grondslag om [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] tot betaling van een schadevergoeding aan [appellant sub 1] te veroordelen.
- 1. als vereiste om toegang te krijgen tot de kortgedingrechter (bevoegdheids- of ontvankelijkheidsvereiste);
- 2. als vereiste voor toewijzing van de verlangde voorziening.
- De overgelegde overeenkomst tussen [appellant sub 1] en [appellant sub 4] is niet ondertekend.
- Op grond van de e-mail van 19 juni 2023 van het notariskantoor moet voorshands worden aangenomen dat [appellant sub 1] in juni 2023 aan het notariskantoor heeft meegedeeld dat hij het pand leeg zou opleveren en dat hij daarbij geen melding heeft gemaakt van enige huur- of exploitatierechten van andere partijen.
- [appellanten] hebben geen bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat het in de overeenkomst genoemde leenbedrag van € 30.000,-- daadwerkelijk door [appellant sub 4] aan [appellant sub 1] ter beschikking is gesteld.
- Er is niets concreets gesteld of gebleken van betalingen door [appellant sub 1] aan [appellant sub 4] ter aflossing van de in de overeenkomst genoemde geldlening.
- Ook is niets concreets gebleken van de door [appellanten] in de toelichting op grief 7 genoemde vergoeding door [appellant sub 4] van vaste lasten aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] .
- In de overeenkomst staat dat de lening aan [appellant sub 1] is verstrekt voor de aanschaf van het pand [adres] te [adres] door [appellant sub 1] . [appellant sub 1] heeft niet toegelicht waarom die lening noodzakelijk was terwijl tegelijkertijd aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] door [persoon A] de al genoemde hypothecaire geldlening is verstrekt ten behoeve van de aankoop van het pand.
- De huurovereenkomsten zijn uitsluitend door [appellant sub 1] ondertekend, enerzijds als vertegenwoordiger van ‘verhuurder’ [appellant sub 4] en anderzijds als vertegenwoordiger van de diverse vennootschappen en stichtingen als ‘huurder’. Omdat er geen derden mede hebben ondertekend is de bewijskracht van de overeenkomsten naar het voorshands oordeel van het hof gering. Dat geldt te meer omdat voorshands moet worden aangenomen dat [appellant sub 1] in juni 2023 aan het notariskantoor heeft meegedeeld dat hij het pand leeg zou opleveren, en daarbij geen melding heeft gemaakt van enige huur- of exploitatierechten van andere partijen.
- Er is niet concreet gesteld of gebleken dat huurbetalingen hebben plaatsgevonden.
- De rechtspersonen die in de huurovereenkomsten als huurders worden genoemd, lijken niet actief te zijn omdat geen recente jaarcijfers zijn gepubliceerd.
- Bij de overgelegde huurovereenkomsten bevinden zich geen plattegronden waarop is aangegeven welk deel van het pand aan welke partij wordt verhuurd.
- Toen een vertegenwoordiger van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] het pand bezocht, bleek dat het pand voor het overgrote deel leegstond. Het is daarom niet aannemelijk geworden dat één of meer van de in de huurovereenkomsten genoemde huurders daar daadwerkelijk activiteiten hebben verrichten of nog verrichten.
- De “Zorg/Huurovereenkomst” is uitsluitend ondertekend door [appellant sub 1] en niet door een derde.
- De “Zorg/Huurovereenkomst is volgens artikel 3 daarvan ingegaan op 15 mei 2023. Op die datum was het pand door [persoon A] al ter veiling aangeboden. [appellant sub 1] moet er toen redelijkerwijs van op de hoogte zijn geweest dat een executoriale verkoop van het pand aanstaande was.
- Voorshand moet worden aangenomen dat [appellant sub 1] in juni 2023 aan het notariskantoor heeft meegedeeld dat hij het pand leeg zou opleveren, en dat hij daarbij geen melding heeft gemaakt van een “Zorg/Huurovereenkomst” op basis waarvan hij in het pand zou mogen verblijven.
- Het pand betreft een voormalig schoolgebouw. Er is niet gesteld of gebleken dat volgens het destijds geldende bestemmingsplan gebruik van het pand voor zorgwoningen was toegestaan.
- Er is niet concreet gesteld of gebleken dat enige betaling van huur of servicekosten zoals genoemd in artikel 5 van de “Zorg/Huurovereenkomst” heeft plaatsgevonden.
- Griffierechten € 2.175,--
- Salaris advocaat € 1.214,-- (1 punt x tarief II)
- Nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de