In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [X] Internationaal Transport B.V. tegen Truckland B.V. De zaak betreft een geschil over de bewijslevering van mondelinge afspraken tussen partijen en de toepassing van artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft op 9 januari 2024 uitspraak gedaan na een uitgebreide procedure die begon met een tussenarrest op 7 juni 2022. In dat tussenarrest werd [appellante] toegelaten om bewijs te leveren van de gemaakte afspraken, maar het hof oordeelde uiteindelijk dat [appellante] niet in haar bewijslevering is geslaagd. De getuigenverklaringen van [persoon B] en [persoon C] werden als onvoldoende geloofwaardig beschouwd, vooral in het licht van de tegenstrijdige verklaring van getuige [persoon A]. Het hof concludeerde dat de gegrondheid van het verweer van [appellante] niet op eenvoudige wijze was vast te stellen en dat de hoogte van een eventuele tegenvordering onzeker bleef. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.