ECLI:NL:GHSHE:2024:2373

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
20-003032-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vals identiteitsbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 30 oktober 2023 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs. De verdachte, geboren in 1982 en wonende in Nederland, had op 25 juni 2023 in Venlo een Syrische identiteitskaart in zijn bezit waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Het hof oordeelde dat de politierechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het vonnis werd vernietigd. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarbij het hof rekening hield met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn verblijfsstatus en de reden voor het bezit van het valse identiteitsbewijs. Het hof concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het bewezenverklaarde en de gangbare straffen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003032-23
Uitspraak : 19 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

‘s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 oktober 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-154027-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘een reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht afleveren, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2023 in de gemeente Venlo een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Syrische identiteitskaart, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 juni 2023 in de gemeente Venlo een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Syrische identiteitskaart, waarvan hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en bepleit aan de verdachte een straf op te leggen zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij een vals identiteitsbewijs, zijnde een valse Syrische identiteitskaart, voorhanden heeft gehad. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat in de juistheid en authenticiteit van officiële documenten – met name indien deze van overheidswege zijn verstrekt – moet kunnen worden gesteld. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 mei 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft een permanente verblijfsvergunning in Nederland en probeert iets van zijn leven te maken. De vader en de broer van de verdachte zijn overleden. Het valse Syrische identiteitsbewijs heeft hij slechts laten opmaken om in Denemarken gezinshereniging te kunnen aanvragen voor twee van zijn kinderen. Hij zou graag op bezoek kunnen bij zijn moeder op leeftijd in Egypte.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hiermee sluit het hof aan bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Het oriëntatiepunt ter zake van het bezit van een vals paspoort luidt twee maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk. De hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte alsook de omstandigheid dat de verdachte zich in eerste instantie niet met het valse identiteitsbewijs heeft willen legitimeren, die volgens de advocaat-generaal en de verdediging moeten leiden tot een andere afdoening, acht het hof niet van zodanige aard dat deze nopen tot een ander oordeel.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
Aldus gewezen door:
mr. A. Muller, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Benschop, griffier,
en op 19 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.