ECLI:NL:GHSHE:2024:2360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
200.338.801_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009, bij haar grootmoeder. De moeder van de minderjarige, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de uithuisplaatsing, maar het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg bekrachtigd. De rechtbank had eerder op 12 december 2023 besloten dat de minderjarige voor de periode van 1 september 2024 tot 12 december 2024 in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootmoeder, geplaatst zou worden. Het hof heeft in zijn beoordeling de zorgen van de moeder over de veiligheid bij de grootmoeder meegewogen, maar concludeert dat de situatie voldoende is verbeterd door de betrokkenheid van de Jeugdzorg en de voorwaarden die zijn gesteld aan de pleegzorgplaatsing. De grootmoeder is erkend als netwerkpleegouder en er zijn afspraken gemaakt over de begeleiding en ondersteuning van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige zich positief ontwikkelt in de huidige situatie en dat terugplaatsing bij de moeder op dit moment niet in haar belang is. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarige en de zorgen van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 18 juli 2024
Zaaknummer : 200.338.801/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/324388 / JE RK 23-2009
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI.
Als informant merkt het hof aan:
[de grootmoeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de grootmoeder (mz).

11.De beschikking van 11 juni 2024

Het hof heeft bij beschikking van 11 juni 2024, zoals op schrift gesteld op 25 juni 2024, de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 december 2023 voor wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 1 juli 2024 tot 1 september 2024 in een netwerkpleeggezin, te weten het gezin van de grootmoeder moederzijde en de stiefgrootvader, bekrachtigd.
Daarbij is de raad verzocht om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 16 juli 2024, het hof schriftelijk te informeren over hetgeen is vermeld in rechtsoverweging 9.4.2. van die beschikking, met gelijktijdige verzending van de informatie aan de overige partijen.
Iedere verdere beslissing is aangehouden en partijen zijn opgeroepen voor een (voortgezette) mondelinge behandeling.

12.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

12.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief d.d. 9 juli 2024 van de raad;
- de brief met bijlage d.d. 17 juli 2024 namens de moeder.
12.2.
In de (tussen)beschikking van 11 juni 2024, zoals op schrift gesteld op 25 juni 2024, heeft het hof partijen opgeroepen voor een voortgezette mondelinge behandeling op donderdag 25 juli 2024. Op basis van de door de raad verzonden brief van 9 juli 2024 heeft het hof aanleiding gezien om de zaak verder schriftelijk af te doen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich daarover uit te laten en gemotiveerd aan te geven of zij toch een nadere mondelinge behandeling wensten. Partijen hebben hier geen blijk van gegeven, zodat de mondelinge behandeling op 25 juli 2024 geen doorgang zal vinden.

13.De verdere beoordeling

13.1.
De raad voert – samengevat – aanvullend het volgende aan. De pleegzorgscreening van de grootmoeder (mz) is afgerond. [instantie 1] heeft besloten de grootmoeder (mz) te erkennen als netwerkpleegouder van [minderjarige] . Er zijn voorwaarden gesteld aan deze pleegzorgplaatsing. Er zal wekelijks contact zijn tussen [instantie 2] met [minderjarige] en/of de grootmoeder (mz). De pleegzorgbegeleider van [instantie 1] zal geregeld aansluiten bij deze gesprekken. Daarnaast is als voorwaarde gesteld dat er minimaal eenmaal per vier tot zes weken een Ronde Tafel Overleg (RTO) zal zijn met alle betrokkenen (grootmoeder (mz), de GI, [instantie 2] en [instantie 1] ) om voldoende zicht te houden op de pleegzorgplaatsing van [minderjarige] .
[instantie 1] heeft beperkt zicht gekregen op de belastbaarheid van de grootmoeder (mz), doordat er weinig openheid is gegeven inzake eigen trauma’s. De GGZ behandeling van de grootmoeder (mz) is on hold gezet vanwege de komst van [minderjarige] . De grootmoeder (mz) geeft hierover aan dat zij weinig tot geen last ondervindt van haar trauma’s en dat zij door middel van ergotherapie oefent met haar korte termijn geheugen en hierin grote stappen maakt. De grootmoeder (mz) heeft tweemaal per week Gespecialiseerde Thuisbegeleiding (GTB) en haar tweelingzus is vrijwel dagelijks aanwezig. [instantie 2] ondersteunt de grootmoeder (mz) met praktische zaken in de opvoeding van [minderjarige] . [instantie 2] is van mening dat de opvoeding van [minderjarige] goed loopt met deze ondersteuning. Vanuit de school wordt een positieve ontwikkeling gezien van [minderjarige] sinds ze bij de grootmoeder (mz) verblijft.
De GI is het eens met de voorwaarden zoals gesteld door [instantie 1] en heeft in gesprek met de grootmoeder (mz) het belang van openheid benadrukt.
Met betrekking tot de Veilig Thuis melding heeft de GI navraag gedaan bij GTB, die al jaren betrokken is bij het gezin van de grootmoeder (mz). GTB heeft nooit signalen gehad van drugsgebruik. Ook de jeugdbeschermers hebben deze signalen niet gehad.
Er is inmiddels meer zicht gekomen op de situatie van de grootmoeder (mz) en haar mogelijkheden om [minderjarige] de ondersteuning en opvoeding te geven die ze nodig heeft. De pleegzorgscreening is positief afgerond en er zijn duidelijke voorwaarden gesteld, onder andere over de inzet van hulpverlening aan [minderjarige] en oma (mz). De GI heeft een regiefunctie en zal erop toezien dat aan deze voorwaarden voldaan wordt. [minderjarige] verblijft sinds december 2023 bij de grootmoeder (mz), een voor haar bekende en vertrouwde plek waar ze eerder (vanaf 2010 tot halverwege 2016) heeft gewoond. Tijdens het raadsonderzoek heeft [minderjarige] de wens uitgesproken om bij de grootmoeder (mz) en stiefgrootvader te gaan wonen als zij niet bij moeder zou kunnen blijven. Ook tijdens het kindgesprek bij het hof heeft [minderjarige] zich positief uitgelaten over het wonen bij de grootmoeder (mz). De GI ziet dat [minderjarige] zich positief ontwikkelt sinds ze daar verblijft. Voortzetting van de netwerkplaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder (mz) is in het belang van de opvoeding en verzorging van [minderjarige] noodzakelijk.
Daar waar de raad in het oorspronkelijk verzoek om een machtiging uithuisplaatsing bij de grootmoeder (mz) en stiefgrootvader heeft verzocht, is de situatie in die zin gewijzigd dat de relatie tussen de grootmoeder (mz) en stiefgrootvader is verbroken en de stiefgrootvader derhalve geen onderdeel meer uitmaakt van het gezin. De raad handhaaft het eerder gedane verzoek om [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in het netwerkgezin, met dien verstande dat dit een plaatsing bij de grootmoeder (mz) betreft.
13.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De door de raad geadviseerde voortzetting van de netwerkplaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder (mz) is niet in het belang van [minderjarige] . Het is bij de grootmoeder (mz) volstrekt niet veilig genoeg. Deze signalen worden door de raad gebagatelliseerd. Er blijft veel onduidelijk. Zo heeft [minderjarige] op 14 juli 2024 langdurig alleen verbleven, zonder dat zij wist waar de grootmoeder (mz) was. De veronderstelling dat de grootmoeder (mz) en stiefgrootvader uit elkaar zijn klopt ook niet meer. [minderjarige] verblijft weer bij de stiefgrootvader. Zij is bovendien veel alleen thuis.
Er zijn zwaarwegende gronden voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De moeder is gestart met gesprekken met de praktijkondersteuner ten behoeve van haar rouwverwerking.
13.3.
Het hof overweegt het volgende.
13.3.1.
Het hof heeft in de (tussen)beschikkingen van 16 mei 2024 en 11 juni 2024 overwogen en beslist dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding is. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de moeder, terwijl de moeder deze zorgen niet erkent en hulp onvoldoende accepteert. Voor zover de moeder in de brief van 17 juli 2024 beoogt het hof te verzoeken hierop terug te komen, ziet het hof daartoe geen aanleiding. Niet is gebleken van dusdanig gewijzigde feiten of omstandigheden op grond waarvan de eerdere zorgen niet langer bestaan en [minderjarige] inmiddels terug kan naar de moeder. Het feit dat de moeder inmiddels is gestart met gesprekken met de praktijkondersteuner is daartoe onvoldoende. Het hof handhaaft onverkort hetgeen in deze (tussen)beschikkingen is overwogen en beslist.
13.3.2.
Het hof heeft in deze (tussen)beschikkingen uitdrukkelijke zorgen geuit over de situatie van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van de grootmoeder (mz), mede naar aanleiding van de relatie(breuk) tussen de grootmoeder (mz) en de stiefgrootvader, de door de moeder geuite zorgen over mogelijk drugsgebruik door de grootmoeder (mz), een Veilig Thuis-melding over de grootmoeder (mz) en het feit dat de pleegzorgscreening nog niet was afgerond. Het hof had onvoldoende duidelijkheid over de stabiliteit en veiligheid van [minderjarige] om een beslissing te nemen op het volledige inleidende verzoek van de raad voor de plaatsing van [minderjarige] in dit specifieke netwerkpleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
13.3.3.
Het hof heeft na de voortgezette mondelinge behandeling aanvullende informatie van de raad ontvangen. De moeder heeft in haar reactie opnieuw zorgen geuit over de situatie bij de grootmoeder (mz), reden waarom [minderjarige] volgens de moeder weer terug thuis moet worden geplaatst. Het hof wil niet volledig aan deze zorgen van de moeder voorbij gaan, maar acht de informatie die is ontvangen van de raad van doorslaggevende betekenis. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Na uitvoerig onderzoek door [instantie 1] is de pleegzorgscreening bij de grootmoeder (mz) inmiddels positief afgerond. Daarbij is uitdrukkelijk ook oog geweest voor de door de moeder geuite zorgen over de grootmoeder (mz). Gelet op de bevindingen en de geuite zorgen hebben [instantie 1] en de GI uitdrukkelijk voorwaarden gesteld aan en afspraken gemaakt met de grootmoeder (mz) omtrent de plaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder (mz). Zo zal er wekelijks contact zijn tussen [instantie 2] en [minderjarige] of de grootmoeder (mz), waar de pleegzorgbegeleider van [instantie 1] regelmatig bij aansluit. Daarnaast zal er minimaal eenmaal per vier tot zes weken een RTO zijn met de betrokkenen om zicht te houden op de netwerkplaatsing. [minderjarige] heeft zelf de wens uitgesproken om bij de grootmoeder (mz) te verblijven zolang zij niet terug kan naar de moeder en op school wordt gezien dat het beter met [minderjarige] gaat sinds zij bij de grootmoeder (mz) verblijft.
13.3.4.
Hoewel er nog zorgen bestaan over de grootmoeder (mz), bijvoorbeeld het beperkte zicht op haar belastbaarheid, is nu duidelijk dat de GI hier oog voor heeft. De GI heeft met de voorwaarden en afspraken een toezegging gedaan om de situatie van [minderjarige] van dichtbij in de gaten te houden, waardoor de stabiliteit en veiligheid van [minderjarige] bij de grootmoeder (mz) nu voldoende is gewaarborgd. [minderjarige] heeft een groot deel van haar leven bij de grootmoeder (mz) gewoond. Zij kan op dit moment niet terug naar de moeder en verblijft op een vertrouwde plek, waar hulpverlening betrokken is en [minderjarige] zich positief ontwikkelt. Bovendien is het hof, net als de raad, van oordeel dat een plaatsing van [minderjarige] elders op dit moment niet in haar belang is, terwijl een terugplaatsing bij de moeder evenmin aan de orde is.
13.3.5.
Zoals reeds in de (tussen)beschikking van 16 mei 2024 is overwogen, heeft de raad duidelijk gemaakt dat met de verzochte netwerkplaatsing uitdrukkelijk een plaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder (mz) was bedoeld. Vanwege de op dat moment bestaande feitelijke situatie dat de grootmoeder (mz) met de stiefgrootvader samenwoonde, is plaatsing in dat netwerkpleeggezin verzocht. De raad heeft inmiddels het verzoek aangepast in die zin dat plaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder (mz) wordt verzocht. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en in zoverre aanpassen.
13.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking ook voor het restant van de ondertoezichtstelling zal bekrachtigen, te weten van 1 september 2024 tot 12 december 2024, met dien verstande dat het een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van de grootmoeder (mz) betreft.

14.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 december 2023 voor wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 1 september 2024 tot 12 december 2024 in een netwerkpleeggezin, met dien verstande dat dit ziet op het netwerkpleeggezin van de grootmoeder (mz);
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij en is op 18 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.