ECLI:NL:GHSHE:2024:2359

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
200.341.236_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling en raadsonderzoek in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de zorgregeling voor haar twee minderjarige kinderen werd vastgesteld. De moeder heeft op 14 mei 2024 een beroepschrift ingediend, waarin zij verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. De vader heeft op zijn beurt verzocht om de beschikking te bekrachtigen en de moeder in haar verzoek tot schorsing niet-ontvankelijk te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2024 is gebleken dat er een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming is ingediend, en dat de ouders niet tot overeenstemming kunnen komen over de zorgregeling. De raad heeft aangeboden om het onderzoek uit te breiden naar de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. Het hof heeft besloten om een raadsonderzoek te gelasten en de verdere behandeling van het hoger beroep aan te houden tot de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn. De beslissing om het onderzoek te gelasten is genomen met instemming van beide partijen. Het hof heeft de raad verzocht om tijdig rapport en advies uit te brengen, en houdt iedere verdere beslissing aan tot een pro forma zitting op 18 november 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 juli 2024
Zaaknummer: 200.341.236/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/323323 / FA RK 23-3908
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [de moeder]
advocaat: mr. E.E. Frenken,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.A. Kok-Verheijde.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 mei 2024, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking, voor zover het de grieven van de moeder betreft, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover nodig onder aanvulling althans onder verbetering van gronden, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek althans het verzoek van de vader af te wijzen en te bepalen althans te verstaan dat tussen de vader en de kinderen omgang zal plaatsvinden als volgt:
- in de even weken van maandag na school tot woensdag voor school;
- in de even weken van vrijdag na het werk van de vader aldus vanaf 17.30 uur tot dinsdag voor school althans woensdag voor school;
- de kinderen tijdens de bijzondere dagen en vakanties bij de vader en de moeder verblijven conform schema zoals gevoegd bij productie 1 bij productie 3 althans dat een zodanige voorziening wordt getroffen die het hof juist acht.
2.1.1.
Daarnaast heeft de moeder in haar beroepschrift het verzoek gedaan om - kort gezegd - de werking van de bestreden beschikking te schorsen. Dit schorsingsverzoek is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer: 200.341.236/02.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 juni 2024, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder in het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, kosten rechtens.

3.De omvang van het hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – de beslissing over de zorgregeling aangehouden in afwachting van een nadere mondelinge behandeling in oktober 2024 en de zorgregeling tussen de vader en de kinderen voorlopig als volgt vastgesteld:
- de kinderen verblijven in de even weken bij de vader van maandag na school tot woensdag voor school;
- de kinderen verblijven in de oneven weken bij de vader van vrijdag na school tot dinsdag voor school;
- de vakantieregeling en regeling voor bijzondere dagen wordt voortgezet zoals vermeld onder 4.2. in het verzoekschrift.
3.2.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Op 11 juli 2024 is het schorsingsverzoek van de moeder (zaaknummer 200.341.236/02) mondeling behandeld. Op deze mondelinge behandeling waren partijen en hun advocaten aanwezig, alsmede een vertegenwoordiger van de raad: [vertegenwoordiger van de raad] . Op het schorsingsverzoek van de moeder wordt bij separate beschikking van dit hof beslist.
4.2.
Tijdens voornoemde mondelinge behandeling is gebleken dat er recent een Verzoek tot Onderzoek (VTO) bij de raad is ingediend en dat de raad op het punt staat om te starten met een onderzoek naar de noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Nu is gebleken dat het de ouders tot op heden niet lukt om tot overeenstemming te komen over de (voorlopige) zorgregeling heeft de raad tijdens de mondelinge behandeling aangeboden het beschermingsonderzoek uit te breiden met een onderzoek naar welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De resultaten uit dit onderzoek kunnen dan zowel betrokken worden in de beoordeling van het onderhavige hoger beroep als in de nog aanhangige procedure bij de rechtbank ten aanzien van de definitieve verdeling van zorg- en opvoedingstaken.
4.3.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt zich te conformeren aan het advies van de raad om een raadsonderzoek te gelasten. Het hof heeft met partijen besproken dat het hof dit raadsonderzoek zal gelasten door middel van het geven van een beknopte tussenbeschikking in de onderhavige procedure.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal het hof de raad aldus verzoeken om een onderzoek in te stellen c.q. het huidige onderzoek uit te breiden, en te rapporteren en adviseren over de volgende vragen:
- welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hoe dient die regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
- is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
- welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
4.5.
Het hof zal de verdere behandeling van het hoger beroep vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
4.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 18 november 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij en is op 18 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier