Parketnummer : 20-002640-21
Uitspraak : 24 januari 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 27 oktober 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-188865-21 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3 en ter zake van ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 4) en ‘eenvoudige belediging’ (feit 5) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer en is de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 5] (ter zake van feit 5) toegewezen tot een bedrag van € 106,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de politierechter het verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens de akte partiële intrekking hoger beroep van 18 januari 2023, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de vrijspraak ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is tenlastegelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dat betekent dat de veroordeling en strafoplegging ter zake van de feiten 4 en 5, evenals de vrijspraak ter zake van feiten 2 en 3, door de politierechter bij vonnis van 27 oktober 2021 inmiddels onherroepelijk is.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van feit 1 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen, voor zover de verdachte daarvan nog geen afstand heeft gedaan, te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ter zake van feit 1. Voorts heeft de raadsman de teruggave van de onder de verdachte inbeslaggenomen weegschaal en zak bepleit. Verder heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Nieuw Namen, gemeente Hulst, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2018,4 gram hennep (2.019 gram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd.
Het hof overweegt in dat verband in het bijzonder het volgende. Het is de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging geweest om een totale hoeveelheid van de inbeslaggenomen 2.019 gram hennep ten laste te leggen. Derhalve is de tenlastelegging op dit onderdeel aangevuld. De verdachte is daardoor, mede gelet op het woord “ongeveer” voorafgaande aan de tenlastegelegde 2018,4 gram, niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 juli 2021 te Nieuw Namen, gemeente Hulst, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2018,4 gram hennep (2.019 gram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2021192037, gesloten d.d. 8 oktober 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-245. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.