ECLI:NL:GHSHE:2024:2273

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
20-002472-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in een woning gepleegd door verenigde personen met braak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal in een woning, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte is ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in het hoger beroep voor het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde en dat het vonnis voor het overige wordt bevestigd, met een aanpassing van de strafmaat naar 11 maanden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en een alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de verdachte bij de woninginbraak. Het hof heeft echter geoordeeld dat het door de verdachte geschetste scenario ongeloofwaardig is en dat er voldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid bij de woninginbraken. Het hof heeft de verdachte en zijn medeverdachten als medeplegers van de feiten aangemerkt en de verweren van de verdediging verworpen. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van 12 maanden bevestigd, met de opmerking dat de voorlopige hechtenis is opgeheven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002472-22
Uitspraak : 10 juli 2024
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 31 oktober 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-330564-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van ‘diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen’ (het tenlastegelegde onder 1 primair en 2 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen goederen zijn verbeurd verklaard. Tot slot is bij aparte beschikking de voorlopige hechtenis geschorst.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde en dat het hof het vonnis waarvan beroep voor het overige zal bevestigen, met aanvulling van gronden, behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde. Met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard. Met betrekking tot het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging, zo begrijpt het hof, verzocht dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de gronden waarop dit berust, met dien verstande dat de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen worden vervangen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Het hof overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 het volgende. In de bewezenverklaring van feit 2 zijn meerdere goederen expliciet genoemd. Voor alle genoemde goederen is een bewijsmiddel voorhanden, zij het dat voor 3 specifieke goederen, te weten een paspoort, een asbak en een (houten) plank, slechts bewijs is voor één exemplaar in plaats van meerdere. Het hof zal de bewezenverklaring van feit 2 dientengevolge verbeterd lezen. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweren van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsman van de verdachte – kort weergegeven – het volgende aangevoerd:
In het dossier is geen forensisch bewijs, zoals DNA-sporen, dactysporen of een afdruk van een schroevendraaier, aanwezig en evenmin zijn er zendmastgegevens voorhanden. Op basis van het dossier kunnen de in de auto aangetroffen personen niet worden geplaatst op de plaatsen delict. Er is sprake van een gebrekkig onderzoek.
Het tijdstip van de inbraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is geen vaststaand gegeven, nu in het dossier geen stukken voorhanden zijn die de verklaring van de aangever [aangever] op dit punt bevestigen, waardoor het hierna genoemde alternatieve scenario niet zonder meer onaannemelijk is.
Er kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en om die reden dient er tevens vrijspraak te volgen.
Daarnaast heeft de verdediging gewezen op het alternatieve scenario dat door de verdachte naar voren is gebracht, inhoudende dat de auto waarin hij is aangetroffen met de weggenomen goederen van de twee woninginbraken is geleend van de [betrokkene] , welk scenario steun vindt in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Bovendien past het uiterlijk van deze [betrokkene] in het signalement dat de medeverdachte [medeverdachte 1] van [betrokkene] heeft gegeven.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Feiten en omstandigheden
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en het procesdossier volgt dat aangever [aangever] en getuige [getuige] op 8 december 2021 om 20.52 uur hun woning aan [adres 1] hebben verlaten en een auto van het merk Opel met het gedeelte van het kenteken [kenteken] .., met daarin vier of vijf buitenlandse mannen, langzaam hebben zien rondrijden in voornoemde straat, waarbij de auto ook heeft geremd voor hun woning. Om 21.15 uur kreeg [aangever] een melding op zijn telefoon van het alarmsysteem van de woning bij de achterdeur. Hierop zijn [aangever] en [getuige] direct naar huis gegaan en heeft [getuige] gelijk de politie gebeld. De achterdeur van de woning bleek te zijn geforceerd. De slaapkamer op de bovenverdieping was doorzocht, gelet op de omstandigheid dat alle kasten en lades openstonden. Omstreeks 21.30 uur heeft de politie de melding gekregen dat er een voertuig was weggereden van een diefstal in Drunen. Door het Real Time Intelligence Center werd het kenteken aangevuld, waarna het kenteken [kenteken] , afgegeven aan een personenauto van het merk Opel, type Astra, in het ANPR werd geplaatst Uit de ANPR-gegevens blijkt dat het voertuig met het kenteken [kenteken] om 21.43.21 uur vanaf de A2 vanuit zuidelijke richting de N322 in de richting van Heerewaarden zou zijn opgereden en om 21.50.56 uur over de Van Heemstraweg te Heerewaarden, komende uit de richting van Zaltbommel en gaande in de richting van Beneden-Leeuwen. Om 21.58 uur zagen verbalisanten voornoemd voertuig over de Van Heemstraweg, komende uit de richting van Heerewaarden, hen naderen. Het voertuig is gevolgd en aan dit voertuig is een volgteken gegeven, waarop de verdachte en de medeverdachten zijn uitgestapt en aan hen is om 22.18 uur medegedeeld dat zij werden aangehouden. In de auto werden goederen aangetroffen van voornoemde woninginbraak aan [adres 1] , alsmede weggenomen goederen van een woninginbraak die eerder die avond tussen 18.20 uur en 19.20 uur te Reusel had plaatsgevonden en inbrekerswerktuig.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario
In eerste instantie heeft de verdachte zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de rechter-commissaris op 2 juni 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij op 8 december 2021 met de drie medeverdachten op de parkeerplaats bij de McDonalds in Tiel is geweest. Op die parkeerplaats was ook een man. Op een gegeven moment wilden ze bier en sigaretten gaan halen. De man stelde toen voor dat ze zijn auto zouden lenen om bier en sigaretten te halen. Deze man was ongeveer 10 à 20 minuten op de parkeerplaats voordat ze vertrokken bij de McDonalds. De man bleef achter op de parkeerplaats. De verdachte en de drie medeverdachten zijn op het aanbod van de man ingegaan en zijn met de auto, waar ze later in zijn aangehouden, op zoek gegaan naar alcohol en sigaretten. Zij hebben ongeveer 20 minuten gereden totdat de politie hen heeft aangehouden. De Zwitserse franken heeft hij gekregen van de eigenaar van de auto, omdat hij ook voor hem sigaretten moest kopen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 17 oktober 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij denkt dat ze 10, 15 of 20 minuten op de parkeerplaats in Tiel hebben gestaan. In afwijking van zijn verklaring bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat het Zwitserse geld in de auto lag, hij het daar heeft gevonden en dat het vanzelfsprekend was dat hij het geld pakte en daarover niets is afgesproken met [betrokkene] .

Oordeel van het hof

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet past in de tijdlijn tussen de melding van het alarmsysteem van de woning aan [adres 1] en het moment dat de verdachte en de medeverdachten in de auto zijn aangetroffen en het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Zoals hiervoor weergegeven en uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt, is het alarmsysteem van de woning aan [adres 1] om 21.15 uur afgegaan, nadat [aangever] en [getuige] op 8 december 2021 om 20.52 uur deze woning hebben verlaten en een auto met het gedeelte van het kenteken [kenteken] .., met daarin vier of vijf buitenlandse mannen, langzaam hebben zien rondrijden. Het hof acht het, met de rechtbank, aannemelijk dat het tijdstip waarop het alarm is afgegaan, om 21.15 uur, ook het moment is dat de woning via de achterdeur door de inbrekers is betreden. Hoewel in het dossier geen kopie voorhanden is van de melding van het alarmsysteem op de telefoon van [aangever] , heeft het hof, anders dan de verdediging, geen reden om te twijfelen aan dit tijdstip, te meer nu bij de politie omstreeks 21.30 uur de melding van deze inbraak is binnengekomen en [aangever] en [getuige] hebben verklaard direct na de melding naar de woning te zijn gegaan en de politie hebben gebeld. Bovendien past dit tijdstip bij de ANPR-gegevens waaruit volgt dat de auto met het kenteken [kenteken] , waarin de weggenomen goederen uit de woning later worden aangetroffen, om 21.43.21 vanaf de A2 vanuit zuidelijke richting de N322 in de richting van Heerewaarden zou zijn opgereden. Volgens Google Maps, een algemeen toegankelijke bron, is het op het tijdstip 21.15 uur van [adres 1] naar de locatie van de ANPR-hit normaal gesproken 20 tot 24 minuten rijden. Tussen 21.15 uur en 21.43.21 uur zijn 28 minuten gelegen, maar uit de bewijsmiddelen volgt dat de achterdeur van de woning is geforceerd en dat de slaapkamer van [aangever] en [getuige] op de bovenverdieping is doorzocht, hetgeen ook enkele minuten in beslag zal hebben genomen.
Ook is er een ANPR-hit om 21.50 uur en een fysieke waarneming door verbalisanten om 21.58 uur in het dossier voorhanden. De afstand tussen de locaties van de ANPR-hit en fysieke waarneming van 21.43.21 respectievelijk 21.58 uur is volgens Google Maps op het tijdstip normaliter te rijden in circa 20 minuten. Tussen voornoemde ANPR-hit en fysieke waarneming is een tijdsbestek van 15 minuten gelegen, waardoor het hof ervan uitgaat dat de auto te hard heeft gereden tussen de voornoemde ANPR-hits en er geen wisseling van personen heeft plaatsgevonden. Zonder het voertuig uit het oog te verliezen vanaf 21.58 uur is aan het voertuig een volgteken gegeven en zijn de verdachte en de medeverdachten uitgestapt en is aan hen om 22.18 uur medegedeeld dat zij werden aangehouden.
Nu de buit van onder meer de inbraak in Drunen in het voertuig is aangetroffen, moet het ervoor gehouden worden dat dit voertuig ook ten tijde van het afgaan van het inbraakalarm nog in de [adres 1] in Drunen aanwezig was. In de lezing van de verdachte zou in 28 minuten tijd, te weten tussen 21.15 uur en 21.43 uur, nadat in de woning aan [adres 1] de slaapkamer op de bovenverdieping is doorzocht, het voertuig naar de parkeerplaats van de McDonalds in Tiel moeten zijn gereden, waar een gesprek met [betrokkene] zou hebben plaatsgevonden, om vervolgens naar Heerewaarden te rijden. Uit Google Maps volgt dat de rit van [adres 1] naar de McDonalds in Tiel op het tijdstip 21.15 uur normaal gesproken tussen de 30 tot 40 minuten in beslag neemt. Het afleggen van de afstand tussen de McDonalds Tiel naar de locatie van de ANPR-hit van 21.43.21 neemt omstreeks dit tijdstip normaliter circa 20 minuten in beslag.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario volstrekt ongeloofwaardig is, nu het simpelweg niet mogelijk is om dergelijke afstanden af te leggen in dit tijdsbestek. Bovendien is het hof met de rechtbank van oordeel dat het volstrekt onaannemelijk is dat iemand een auto met daarin de buit van twee kort ervoor gepleegde woninginbraken, welke buit onder meer bestond uit zeer waardevolle spullen zoals een Rolex horloge, sieraden en geld, uitleent aan vage bekenden om met die auto ergens op de bonnefooi drank en sigaretten te gaan halen, terwijl hij zelf achterblijft op de parkeerplaats.
Met de rechtbank wijst het hof er tot slot nog op dat bij dit alternatieve scenario ook niet past dat zowel de verdachte als twee van zijn medeverdachten een deel van de buit van beide woninginbraken onder zich hadden. De medeverdachte [medeverdachte 1] had het Rolex horloge om en medeverdachte [medeverdachte 2] had een paar oorbellen en een hartvormig hangertje in zijn zakken, welke goederen in Drunen zijn gestolen. De verdachte had 40 Zwitserse franken onder zich, terwijl in Reusel Zwitserse franken zijn gestolen. Ook hadden twee medeverdachten handschoenen aan en had de derde medeverdachte handschoenen bij zich. Het hof schuift het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Het hof stelt vast dat de personen die om 22.18 uur in de auto met het kenteken [kenteken] zijn aangetroffen, te weten de verdachte en de medeverdachten, ook om 21.58 uur in de auto aanwezig waren, nu de verbalisanten de auto vanaf dat moment niet meer uit het oog hebben verloren. Gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven is het hof van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten ook de personen waren die om 21.43.21 uur tijdens de ANPR-hit in de auto aanwezig waren en om 21.15 uur aanwezig waren bij de woning in [adres 1] , nu het naar het oordeel van het hof in deze tijdspanne niet aannemelijk is geworden dat er onderweg een wisseling van een of meer personen heeft plaatsgevonden. Daarnaast is er ook geen enkele aanleiding - uit het procesdossier of uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken - om aan te nemen dat hiervan sprake zou zijn.
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten betrokken zijn geweest bij de woninginbraak aan [adres 1] . Tevens is het hof van oordeel dat zij ook betrokken zijn bij de woninginbraak aan [adres 2] , welke inbraak een kleine twee tot drie uur eerder heeft plaatsgevonden. In de auto waarin de verdachte en de medeverdachten zijn aangetroffen is onder meer de buit van deze woninginbraak aangetroffen en het hof stelt vast dat de schade die bij deze woninginbraak is vastgesteld kan worden veroorzaakt met het in de auto aangetroffen inbrekerswerktuig. Daarnaast volgt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen dat de desbetreffende auto om 19.04 uur en 19.15 uur in de omgeving van de plaats van de inbraak in Reusel aanwezig is geweest, alwaar de inbraak tussen 18.20 en 19.20 heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft de verdachte geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven omtrent deze woninginbraak. Gelet op al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en de medeverdachten ook betrokken zijn geweest bij het onder 2 primair tenlastegelegde.
Vervolgens ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van de verdachte als medeplegen kan worden gekwalificeerd en het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen als uitgangspunt geldt dat de uitleg van dit begrip vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Dat vergt bij bewezenverklaring van medeplegen aan het tenlastegelegde delict dat er bij de verdachte sprake dient te zijn van een – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde door “verenigde personen” is begaan, maar niet direct wie precies welke rol heeft gehad. De verdachte is (kort) na het tenlastegelegde onder feit 1 aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij beide feiten duiden. Zo droegen twee medeverdachten en had de derde medeverdachte handschoenen bij zich, zijn in de auto inbrekerswerktuigen aangetroffen en zijn in de auto bij de woninginbraken weggenomen goederen aangetroffen. De medeverdachte [medeverdachte 1] droeg een weggenomen Rolex horloge om zijn arm, de verdachte had Zwitserse franken in zijn zak en medeverdachte [medeverdachte 2] had de weggenomen oorbellen en een hartvormig bedeltje onder zich.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte, noch een van zijn medeverdachten, hiervoor een aannemelijke verklaring gegeven. Het hof weegt deze omstandigheid mee bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Namens verdachte zijn geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen aangevoerd In samenhang met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bespreking verweren van de verdediging
Ad I
De omstandigheid dat er geen overig onderzoek is verricht in onderhavige zaak en er derhalve onder andere geen forensisch bewijs voorhanden is, maakt het oordeel van het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraken niet anders.
Ad II, III en het door de verdachte geschetste alternatieve scenario
Hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht onder de hiervoor vermelde verweren behoeft geen bespreking, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien.

Conclusie

Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.
Mitsdien worden de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging verworpen.
Verzoek tot het horen van de getuigen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
Bij e-mailbericht d.d. 16 april 2024 heeft de verdediging, voor zover nog aan de orde, het Openbaar Ministerie verzocht [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen voor de terechtzitting van 8 mei 2024 op te roepen.
Ten behoeve van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 mei 2024 zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen opgeroepen door het Openbaar Ministerie. Voorafgaand aan de terechtzitting heeft de getuige [medeverdachte 2] aan de advocaat-generaal te kennen gegeven niet aanwezig te kunnen zijn in verband met ziekte. [medeverdachte 3] is wel ter terechtzitting verschenen.
Het hof heeft tijdens de behandeling van de zaak op 8 mei 2024 bepaald dat de beslissing op de door de verdediging ingediende verzoeken na de inhoudelijke behandeling bij eindarrest dan wel tussenarrest zal worden genomen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat het verzoek tot het horen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen aan het noodzaakscriterium dient te worden getoetst, gelet op het moment van indienen van de onderzoekswensen. Uit voormeld e-mailbericht van de verdediging volgt dat de verdediging [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen wenst te horen om hen – kort weergegeven – te bevragen omtrent de aanwezigheid van de verdachte in de auto, omtrent de (mogelijke) betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten en over het lenen van de auto van de heer [betrokkene] .
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen af. Uit de hiervoor weergegeven bewijsoverwegingen volgt dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario als volstrekt ongeloofwaardig terzijde is geschoven, in het bijzonder gelet op de door het hof beschreven tijdslijn. Bovendien heeft het hof de verklaring van [betrokkene] niet tot het bewijs gebezigd. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat er geen noodzaak bestaat deze getuigen te horen en het hof acht zich voldoende ingelicht.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging verzocht dat het hof aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen die langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie opgelegd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf, gelet op de ernst van de feiten.
Gelet op deze ernst van de feiten is het hof, anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, en derhalve zal het hof, evenals de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, opleggen aan de verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Het hof heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene;
heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel eerder reeds is geschorst.
Aldus gewezen door:
mr. S.H.C. Merkx, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 10 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.