ECLI:NL:GHSHE:2024:2269

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
20-001972-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 7 juli 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd gekregen. In het hoger beroep werd de verdachte opnieuw aangeklaagd voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij op 4 mei 2023 in Helmond samen met een ander een fiets heeft weggenomen die aan een benadeelde toebehoorde. De politierechter had de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, en deze vordering werd in hoger beroep niet opnieuw ingediend.

Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 weken. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar pleitte voor een lichtere straf. Het hof oordeelde dat de politierechter niet had voldaan aan de motiveringsvereisten van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het vonnis werd vernietigd. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar.

De op te leggen straf werd bepaald op 2 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit, het strafblad van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de beslissing gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001972-23
Uitspraak : 20 maart 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 7 juli 2023, met parketnummer 01-114981-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, met het parketnummer 20-002773-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
BRP-adres: [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘
diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De politierechter heeft de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (parketnummer 20-002773-20).
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 48,16 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve is de vordering in hoger beroep niet aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk, te weten voor de duur van 2 weken, zal toewijzen.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, met dien verstande dat de raadsman heeft bepleit dat het hof niet de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal gelasten.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 mei 2023 te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2023 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, een fiets die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor bij de politie d.d. 5 mei 2023 een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het tenlastegelegde feit – op de wijze zoals door het hof is bewezenverklaard – en dienaangaande nadien geen vrijspraak is bepleit, kan in hoger beroep worden volstaan met een opsomming als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. [1]
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 mei 2023 (pg. 20-21), inhoudende de verklaring van aangever [aangever] , namens het slachtoffer [benadeelde] .
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 mei 2023 (pg. 13-16), inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, bepleit dat het hof aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen van een (lok)fiets. De verdachte heeft daarmee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De verdachte heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen (financieel) gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Het hof heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte – blijkens voormeld uittreksel – op 12 mei 2022 door dit hof wegens diefstal van een fiets onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft het onderhavige feit gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In dat verband heeft de raadsman van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte geruime tijd hulp krijgt vanuit de gemeente voor zijn psychische problematiek.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, passend en geboden. In hetgeen de raadsman bij pleidooi naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Hierbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de feiten en omstandigheden die de raadsman in strafmatigende zin aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd niet nader zijn onderbouwd.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 mei 2022 onder parketnummer 20-002773-20 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging voor de duur van 2 weken zal gelasten. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, doch bepleit dat het hof niet de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal gelasten.
Het hof is ten aanzien van de vordering van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 12 mei 2022, parketnummer 20-002773-20, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van die uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos en mr. A. Benschop, griffiers,
en op 20 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Muller voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar pagina’s uit het dossier van politie Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2023095462, in de wettelijke vorm en op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie, gesloten d.d. 6 mei 2023, doorgenummerde pagina’s 1-44.