In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986 en woonachtig in Goes, was eerder door de kantonrechter ontslagen van alle rechtsvervolging voor een tenlastelegging die betrekking had op een vechtpartij op 13 oktober 2019. De officier van justitie ging tegen dit vonnis in hoger beroep. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 150,00, subsidiair 3 dagen hechtenis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vechten op een openbare plaats, wat in strijd is met artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Goes 2018. De verdachte had een ander persoon een kopstoot gegeven en vervolgens een rechterhoek, waardoor deze persoon op de grond viel. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De beslissing van het hof houdt ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Ondanks deze overschrijding, werd er geen verdere consequentie aan verbonden, gezien de opgelegde geldboete. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150,00, met de mogelijkheid van 3 dagen hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. O.A.J.M. Lavrijssen als voorzitter.