Aan het hof ligt vervolgens ter beoordeling voor of de ouders de zorg die nodig is om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] weg te nemen voldoende accepteren. Hoewel uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen blijkt dat de ouders het beste voor hebben met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en hard hebben gewerkt aan bijvoorbeeld het verbeteren van de woonsituatie, stelt het hof ook vast dat het de ouders onvoldoende lukt om met de inzet van de betrokken hulpverlening tot verbetering van de bestaande situatie te komen. De zorgen over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn nog onverkort groot. Adviezen van de ingezette hulpverlening worden door de ouders onvoldoende omarmd. Dit maakt dat door de betrokken hulpverlening wordt gezegd dat de ouders de zorgen bagatelliseren of, zoals de GI aangeeft, de situatie positiever inschatten dan zij daadwerkelijk is.
Dat is zorgelijk, omdat het van groot belang is dat er effectieve hulpverlening betrokken is bij [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en de ouders om tot verbetering te kunnen komen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn namelijk kwetsbaar, hebben beiden een algehele ontwikkelingsachterstand en zijn in juli 2023 enige tijd uit huis geplaatst geweest na een incident tussen de ouders waar de vader inmiddels een voorwaardelijke taakstraf voor heeft gekregen. Er zijn zorgen over de onderstimulering van de kinderen en de taalontwikkeling van [minderjarige 1] . Ook tijdens de zwangerschap van [minderjarige 3] waren er zorgen, omdat de moeder bijvoorbeeld bleef roken en duidelijk was dat [minderjarige 3] geboren zou worden met een klompvoetje, terwijl de ouders de ernst hiervan niet althans onvoldoende inzagen. Nadat er in november 2023 veiligheidsvoorwaarden opgesteld zijn door [instantie 1], bleek in de praktijk dat [instantie 1] onvoldoende samenwerking met de ouders heeft ervaren. Ten tijde van de bestreden beschikking was er daarom onvoldoende zicht op de ouders en de kinderen gekomen, terwijl er veel zorgen waren, ook rondom de mogelijke verslavingsgevoeligheid van de ouders. Uit het raadsrapport volgt bovendien dat de ouders geen inzet van deeltijdpleegzorg wilden accepteren en dat de moeder geen psychische hulp en prenatale hulp wilde. Dit alles maakt dat de rechtbank op de goede gronden de ondertoezichtstelling van de kinderen heeft uitgesproken.
In de periode daarna is er intensieve hulpverlening op gang gekomen dankzij de regierol die de GI in heeft genomen. Zo was er ten tijde van de geboorte van [minderjarige 3] zeven dagen per week hulp in huis georganiseerd vanuit [instantie 1], waaronder het babyteam. Inmiddels is de hulp vanuit [instantie 1] nog vijf dagen per week in huis. Bij de vader is de reclassering betrokken en de vader krijgt vanuit [instantie 2] hulpverlening en controles op middelengebruik.
Hoewel deze stappen zijn gezet, heeft de GI ook aangegeven dat het zelfs in het gedwongen kader moeilijk is gebleken om met de ouders tot afspraken te komen, omdat de ouders afspraken met de hulpverlening afzeggen of niet komen opdagen. Hoewel de ouders bij de aanvang van de ondertoezichtstelling bij de GI hebben aangegeven zoveel mogelijk zelf te willen regelen, is aldus gebleken dat hen dat niet lukt. Daarnaast wordt gezien dat de ouders de betrokken hulpverlening onvoldoende accepteren/internaliseren om tot verbetering te komen. De ouders maken te weinig gebruik van de hulpverlening of wijzen tips van de hand door er een andere uitleg aan te geven. Anders dan de ouders betogen, ligt de kern van het probleem aldus niet slechts in de situatie dat de ouders vaker door de GI gerappelleerd moeten worden.
Voor het kunnen betrekken van de hulpverlening is het gedwongen kader nodig.
De GI kan vanuit de regierol aansturen of ingrijpen waar nodig. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, niet de verwachting dat in het vrijwillig kader ingezette hulpverlening voldoende ingezet zal kunnen worden om tot verbetering te komen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling nodig is in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur waarvoor deze door de rechtbank is verleend. Nu op dit moment de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders in staat zijn om binnen een voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, is voldaan aan de vereisten van artikel 1:255 BW.