ECLI:NL:GHSHE:2024:2246

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
20-001400-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot grote hoeveelheid hennep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 12 mei 2023 werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 3 onder C van de Opiumwet. De verdachte was vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en de pleitnotities van de verdediging, die integrale vrijspraak bepleitte. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 13 juli 2022 te Breda opzettelijk ongeveer 1.321 gram hennep aanwezig heeft gehad. De verdachte is niet geschaad in haar verdediging door taal- of schrijffouten in de tenlastelegging.

Het hof heeft de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en is tot de conclusie gekomen dat het bewezenverklaarde wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte is strafbaar voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en het hof heeft de strafmaat bepaald op een taakstraf van 60 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor minderjarige kinderen. De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001400-23
Uitspraak : 25 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-043589-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 4) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 is de verdachte vrijgesproken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in
eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404,
vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing
geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in
het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep
gegeven vrijspraken. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
4.
zij op of omstreeks 13 juli 2022 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.321 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
de verdachte op 13 juli 2022 te Breda, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.321 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Weerijs, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2000-2022267567, gesloten d.d. 6 december 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-150.

1. Het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 13 juli 2022, dossierpagina’s 102-104, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Naar aanleiding van het genoemde TCI-verbaal is er middels de machtiging ter in beslagname de woning betreden aan [adres]
(het hof begrijpt: op 13 juli 2022).Ter plaatse troffen wij de hoofdbewoonster aan, genaamd [verdachte] . Tevens waren haar drie kinderen in de woning aanwezig. Op dat moment kwam [medeverdachte] net de slaapkamer uitgelopen. Op dat moment rook ik een sterke hennepgeur uit de slaapkamer komen. Vervolgens werd de situatie bevroren en is er zoekend rondgekeken in de woning. Hier werden diverse verdachte omstandigheden aangetroffen:
-Zeer sterke hennepgeur afkomstig uit de kamer

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2022, dossierpagina’s 53-54, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op woensdag 13 juli 2022 om 10:20 uur werd door hulpofficier van justitie en tevens Inspecteur van Politie, [verbalisant 4] contact gelegd met de rechter-commissaris Tempel welke mondeling de doorzoeking in de woning aan [adres] opende. Ik, [verbalisant 3] , hoorde collega [verbalisant 4] zeggen op 13 juli 2022 om 10:23 uur dat de doorzoeking geopend was.
De trap naar de eerste verdieping kwam uit op een centrale toegangshal. Vanuit deze toegangshal waren drie deuren zichtbaar naar drie ruimtes. De ruimte aan de voorzijde van de woning betrof de slaapkamer van de kinderen welke verder benoemd wordt als slaapkamer 1. De ruimtes aan de achterzijde van de woning betroffen een slaapkamer welke genoemd wordt als slaapkamer 2 en een badkamer.
In de woning werden de onderstaande goederen aangetroffen op de volgende plaatsen en tijdstippen welke door opsporingsambtenaren in beslag zijn genomen:
- Een grote hoeveelheid hennep in een bigshopper voor het bed in slaapkamer 2 om 10:52 uur door opsporingsambtenaar [verbalisant 6] .

3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2022, dossierpagina 93, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Ik, verbalisant, heb in de woning op [adres] op 1e verdieping in de slaapkamer waar bewoonster
(het hof begrijpt: de verdachte)sliep
(het hof begrijpt: slaapkamer 2)op verschillende plekken verdovende middelen aangetroffen
4. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 14 juli 2022, dossierpagina’s 23-24, voor zover inhoudende:

InbeslagnemingPlaats: [adres]Datum en tijd: 13 juli 2022 te 10:23 uur

Volgnummer 1Goednummer: PL2000-2022183020-2482399Categorie omschrijving: Bloem/plant/boom/struikObject: Hennepplant (Henneptoppen)Aantal: 1 stuksTotale hoeveelheid: 1321 gSealbagnummer: 92130908

5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2022, dossierpagina’s 96-100, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :Onderstaande stoffen werden aangetroffen in de woning aan [adres] in de slaapkamer die door ons benoemd is als "slaapkamer 2" tussen het bed en de kledingkast in een gekleurde zogenoemde bigshopper.
Aan mij werd op 14 juli 2022 een stof getoond, verpakt in sealbag 92130908. Aan de kleur, geur en substantie herkende ik de stof als zijnde HENNEPTOPPEN, later verpakt in een bulk sealbag 92130908.
Totaaloverzicht aangetroffen stoffen in de woning [adres] :
- Hennep: 1321 gram; (sealbagnummer: 92130908)

6. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juli 2022, dossierpagina’s 126-130, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:

“V” Staat voor vraag verbalisant(en)“A” Staat voor antwoord- opmerking verdachte

A: Ik wist wel dat er wat wiet was voor eigen gebruik.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Het gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak in verband met het ontbreken van opzet op het aanwezig hebben van de hennep, vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs. Verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid omdat deze stoffen sterk verslavend werken. Daarnaast leiden verdovende middelen veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft zich daar in het geheel niet om bekommerd.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf aan een zogeheten “first offender” ter zake van overtreding van artikel 3 onder C van de Opiumwet met betrekking tot een hoeveelheid van 500 - 2.500 gram softdrugs: een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Het hof zal overgaan tot oplegging van een taakstraf van kortere duur, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals uit het dossier en ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, in het bijzonder dat de verdachte een vaste baan heeft en de zorg voor minderjarige kinderen heeft.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, zoals de politierechter in eerste aanleg heeft opgelegd, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c
en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 25 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.