ECLI:NL:GHSHE:2024:2243

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
20-000057-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2001 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 6 weken opgelegd, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk.

Het hof heeft het beroep behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de vorderingen van de advocaat-generaal. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de herkenning van de verdachte op basis van camerabeelden onvoldoende betrouwbaar was. Het hof oordeelde echter dat de herkenningen door de opsporingsambtenaren voldoende betrouwbaar waren en dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde diefstal. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken op, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000057-24
Uitspraak : 8 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 september 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-166232-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2021 te Tilburg, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschap en/of een of meerdere apparaten en/of een of meerdere camera's , in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), en/of een autosleutel, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2021 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, gereedschap en meerdere apparaten en meerdere camera's, die aan [benadeelde] toebehoorden en een autosleutel, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Tilburg-Centrum, registratienummer PL2000-2021340643, gesloten d.d. 17 februari 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent (doorgenummerde pagina’s 01 tot en met 35). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2021, dossierpagina’s 03-06, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :

Ik huur twee garageboxen aan [locatie] . De nummers van de boxen zijn [adres 1] en [adres 2] . Op 16 december 2021 zag ik dat de sloten van beide garageboxen vernield waren en bij [adres 2] geprobeerd was om de deur van boven open te breken. Ik zag dat er divers handgereedschap o.a. elektrisch uit [adres 2] was gestolen. In de box heb ik camera’s. Omstreeks 2:28 uur is te zien dat een van de personen in de box een tas heeft en gereedschap in de tas doet. Op de beelden is ook te zien dat de autosleutel van een vriend van mij door een van de personen wordt meegenomen.
Gestolen in mijn garage
Twee grote hamer 60
Torx doppen set 12 kant €20
Ring raten set €60
Moment sluiten groet €210
Zwarte dop set €76.98
Fluke Multimeter €250
Poelier trekken €200
Twee camera €140
Onvorm van 12 volt naar 220 €100
Knip tang 30
Mockedwellen €60
Slijpmachines €200
Hydraulische Wielnaaftrekkerset €150
Miluwaukee
2 m12 B4 12V Li-ACCU €116
1. M18 B4 18V Li-kon accu €82
Multititool. €145
Haakse slijper €125.
Slagmoersleutel groot €308
Slagmoersleutel klein €139
schroefmachine €155
polijstmachine €180 Subcompactratelsleutel €220
Autosleutel [kenteken]

2.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2022, dossierpagina’s 07-14, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben belast met een onderzoek ter zake van diefstal uit een garagebox, Team Tilburg Centrum.
Uitwerking camerabeelden
De man die ik in het verdere proces-verbaal verdachte 3 noem kan ik als volgt omschrijven: man, lichte broek, en losse lichtere capuchon.
Camera 02, 12-16-2021, 02:28:24
Om 02:28:40 uur, zie ik dat de garagedeur (
het hof begrijpt van [adres 2]) open wordt gemaakt. Als de garagedeur open is, zie ik 3 personen naar binnen komen gelopen. De eerste die naar binnen komt gelopen, kan ik als volgt omschrijven: man, sportschoenen, donkere broek, lichte jas met capuchon, mondkapje op en handschoenen aan. In het verder proces-verbaal zal ik deze man, verdachte 5 noemen. De tweede persoon die naar binnen komt, is gelijkend met kleding als verdachte 3. Ik zie dat hij met een lampje de box door kijkt. Daarachter komt nog een man. Ik kan hem als volgt omschrijven: Man, witte sportschoenen, camouflage broek, lichte jas, met wollen muts. Hij heeft in zijn handen een tas. Ik zal hem verder verdachte 6 noemen. Ik zie dat hij ook geen mondkapje draagt, waardoor zijn gezicht goed duidelijk in beeld komt, hij heeft een baardje en snor. Alle 3 lopen de box door en alle 3 pakken spullen en stoppen dit in de tas van verdachte 6. Om 02:28:48 uur komen ze de box ingelopen en om 02:31:02 uur verlaten ze de box met zijn drieën. Ik zie dat verdachte 3 een volle tas heeft en deze ook naar buiten draagt.
3.
Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 6 januari 2022, dossierpagina’s 15-20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , werd op basis van drie foto’s van een diefstal uit een garagebox een herkenning van een persoon gevraagd.
De persoon aangewezen met rode pijl op foto 1, de persoon aangewezen met rode pijl op foto 2 en de persoon aangewezen met rode pijl op foto 3 herken ik als
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 2001
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als thematisch wijkagent jeugd. Ik heb de verdachte in korte tijd meerdere malen gecontroleerd en uitgebreid gesproken.
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Een getinte huidskleur, donkere ogen, een rond / vol gelaat, ongeschoren gezichtsbeharing en een gezet postuur.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Donkere wenkbrauwen en gezichtsbeharing.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto's zag. Over zijn identiteit was mij door
anderen geen informatie verstrekt. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.

4.

Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 6 januari 2022, dossierpagina’s 21-24, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Ik, verbalisant [verbalisant 4] , werd op basis van videobeelden waarvan 1 still is gemaakt om herkenning van een persoon gevraagd.
De persoon op still 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 2001
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als vanuit mijn rol als thematisch wijkagent
jeugd. Ik herken de jongen vanuit een overlast gevende jeugdgroep die lange tijd in het
teamgebied actief is geweest. Vanuit politie en gemeente is er een aanpak op de groep
geweest waardoor deze jongeren veel aandacht hebben gehad. [verdachte] is een van deze
jongeren.
De laatste keer dat ik hem zag was op dinsdag 9 november 2021 om 16:30 uur. Het
contact duurde toen ongeveer 5 minuten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, gezichtsvorm, gezichtsbeharing. Daarnaast weet ik
dat [verdachte] vaak een muts draagt net zoals op de still.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Op de bewegende beelden is het gelaat van [verdachte] goed te zien. Ik herken hem aan onder
andere zijn ogen.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag. Over zijn identiteit was mij door
anderen geen informatie verstrekt.
Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.

5.

Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 6 januari 2022, dossierpagina’s 25-28, voor zover inhoudende als relaas van Verbalisant [verbalisant 5] :

Ik, verbalisant [verbalisant 5] , werd op basis van videobeelden waarvan 1 still is gemaakt om herkenning van een persoon gevraagd.
Op de beelden zie ik drie verdachten waarvan een zonder mondkapje. Deze verdachte heeft een camouflage broek aan en staat voorovergebogen bij een gereedschapskist. Op still 1 herken ik (
het hof begrijpt: herken ik deze verdachte) als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 2001
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als in mijn functie als jeugdagent heb ik meerdere malen contact gehad met deze verdachte. Op 15 december 2021 omstreeks 18.22 uur heb ik verdachte [verdachte] nog gecontroleerd in de [locatie] bij een verdachte situatie.
[verdachte] was die dag ook gekleed in de opvallende camouflagebroek en droeg ook de muts.
De laatste keer dat ik hem zag was op woensdag 15 december 2021 om 18:22 uur. Het
contact duurde toen ongeveer 10 minuten.
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
Omdat ik verdachte enkele uren voor de inbraak gecontroleerd heb herken ik hem voor
100 procent aan zijn kleding, lichaamsbouw, ronde gelaat, en donkere wenkbrauwen.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Gelaat huidskleur lichaamsbouw kleding ronde gelaat.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag. Over zijn identiteit was mij door
anderen geen informatie verstrekt.
Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd omdat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daartoe is samengevat aangevoerd dat de verdenking van het feit in de kern berust op de vanaf de camerabeelden/stills van slechte kwaliteit gedane herkenningen van de verdachte door verbalisanten. Verbalisant [verbalisant 5] en [verbalisant 4] hebben volgens de verdediging slechts gebruikt gemaakt van één still. De verdediging stelt dat de verbalisanten die de verdachte zouden hebben herkend geen specifieke onderscheidende kenmerken noemen op grond waarvan met zekerheid gesteld kan worden dat het de verdachte is op de beelden. Onder verwijzing naar jurisprudentie stelt de verdediging dat behoedzaam moet worden omgegaan met de herkenning van personen, helemaal indien de herkenning het belangrijkste bewijsmiddel is. De verdediging verzoekt het hof de processen-verbaal van herkenning uit te sluiten van bewijs dan wel niet als betrouwbaar aan te merken.
Het hof overweegt als volgt.
Eerst stelt het hof vast dat uit het procesdossier (pagina 08) volgt dat op 16 december 2021 omstreeks 02.28 uur drie personen in de garagebox lopen. De eerste persoon is een man met onder andere een mondkapje voor, een donkere broek en een jas met capuchon. De tweede persoon draagt een lichte broek en een losse lichtere capuchon. De derde persoon draagt een camouflagebroek, lichte jas en een muts en heeft een tas in zijn handen. Uit de camerabeelden volgt dat alle drie de personen door de garagebox lopen, spullen pakken en dit in de tas van deze derde persoon – door verbalisant aangeduid als verdachte 6 – stoppen. Uit de drie processen-verbaal van herkenning volgt dat, gelet op de kleding, het deze persoon is die later door de drie verbalisanten wordt beschreven en herkend als de verdachte.
Voorts overweegt het hof dat het niet gaat om de vraag of het hof zelf de verdachte op de beelden of stills herkent, maar dat het vooral aankomt op het beantwoorden van de vraag of de positieve herkenningen van de verdachte door de opsporingsambtenaren voldoende betrouwbaar zijn te achten om voor het bewijs te worden gebruikt. Het hof heeft immers, anders dan de opsporingsambtenaren die de verdachte hebben herkend, de verdachte niet in persoon gezien.
Zoals door de verdediging aangevoerd, staat bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Factoren zoals intensiteit en frequentie van eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn geweest, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte is te zien en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar en met of zonder voorinformatie) zijn in dit verband van belang.
Herkenning van een persoon op beeld vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en accessoires en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Dat moeilijk te rationaliseren holistische karakter maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daar maar ten dele op valt te zien, niet hoeft te betekenen dat de herkenning onbetrouwbaar is. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft/hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Het is niet zo dat een opsporingsambtenaar beter in staat is om personen te herkennen dan een rechter, het is wel zo dat een opsporingsambtenaar die de verdachte goed kent, een completer herinneringsbeeld heeft van de verdachte dan de rechter die de verdachte niet of alleen op de zitting heeft gezien.
In het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 6 januari 2022 heeft verbalisant [verbalisant 3] geverbaliseerd dat op basis van aan hem verstrekt beeldmateriaal hij de met de rode pijl aangewezen persoon herkent als de verdachte. De verbalisant kent de verdachte vanuit zijn werkzaamheden als thematisch wijkagent jeugd. Hij heeft de verdachte in korte tijd meermalen gecontroleerd en uitgebreid gesproken. De verbalisant verklaart dat hij hem onmiddellijk herkende toen hij de foto’s zag en dat over de identiteit van de verdachte door anderen geen informatie is verstrekt en dat hij niet over andere voorkennis beschikte.
In het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 6 januari 2022 heeft verbalisant [verbalisant 4] geverbaliseerd dat aan hem videobeelden zijn verstrekt. Daarvan is één still gemaakt. De verbalisant herkende de verdachte onmiddellijk toen hij de still zag. Over de identiteit van de verdachte was aan hem geen informatie verstrekt en hij beschikte ook niet over andere voorkennis. Verbalisant kent de verdachte vanuit zijn werkzaamheden als thematisch wijkagent jeugd. De laatste keer dat de verbalisant de verdachte had gezien was op 9 november 2021. Daarnaast is het verbalisant bekend dat de verdachte vaak een muts draagt zoals zichtbaar op de still. Verder verklaart verbalisant [verbalisant 4] dat op de bewegende beelden het gelaat van [verdachte] goed is te zien.
Tot slot herkent ook verbalisant [verbalisant 5] de verdachte op de beelden blijkens het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar van 6 januari 2022. Verbalisant [verbalisant 5] verklaart dat hij videobeelden heeft ontvangen en daarnaast is een still gemaakt. De verbalisant kent de verdachte van zijn werkzaamheden als jeugdagent en heeft meerdere malen contact gehad met de verdachte. Op 15 december 2021 heeft de verbalisant de verdachte gecontroleerd op de [locatie] bij een verdachte situatie. Die dag, kort voor het tenlastegelegde, was de verdachte gekleed in een opvallende camouflagebroek en droeg ook een muts. Ook in dit geval beschikte verbalisant niet over informatie of voorkennis van het delict.
Het hof merkt op, anders dan de verdediging stelt, dat uit de processen-verbaal blijkt dat in ieder geval de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] de beschikking hebben gehad over de bewegende beelden. Van die beelden is in beide gevallen een still gemaakt. Het hof kan niet vaststellen dat de bewegende camerabeelden onduidelijk zouden zijn en heeft geen reden aan de kwaliteit ervan te twijfelen wat wordt ondersteund door de verklaring van verbalisant [verbalisant 4] dat op de bewegende beelden het gelaat van de verdachte goed is te zien. Alle drie de verbalisanten hebben de verdachte direct herkend, al dan niet van de bewegende beelden en/of stills. Daarnaast beschrijven alle drie de verbalisanten dat ze de verdachte ambtshalve kennen vanuit hun werkzaamheden en hebben [verbalisant 4] en [verbalisant 5] de verdachte recent voor het tenlastegelegde nog gezien dan wel contact met hem gehad. Daar komt bij dat de kleding van de verdachte op de beelden overeen komt met de kleding van de verdachte bij het laatste contact met verbalisant [verbalisant 5] , ongeveer 8 uur voordat het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden. Het hof merkt daarbij op dat dit contact tussen verbalisant en de verdachte heeft plaatsgevonden in dezelfde straat als waar het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden. Bovendien is in de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal inzicht gegeven in de door hen op de foto’s waargenomen persoonskenmerken waaraan zij de verdachte herkennen.
Gelet op het hierboven beschreven holistisch proces bij herkenning van personen, in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de processen-verbaal van herkenning, is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat de herkenningen betrouwbaar zijn en bezigt deze tot het bewijs.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft, in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, het hof verzocht - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - aan hem in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak uit een garagebox en heeft daarbij met name gereedschap weggenomen met een waarde van ongeveer € 3.000,-. Door te handelen zoals bewezen is verklaard, heeft de verdachte het eigendomsrecht van het slachtoffer geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis. De verdachte heeft hij het plegen van het feit kennelijk gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van het belang van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 april 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte op 17 november 2021 onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal van een brom-/snorfiets.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebreken dat de verdachte wordt begeleid door ‘Toegang Tilburg’ in verband met het zoeken naar een woning. Verder heeft de verdachte een baan bij een nachtwinkel in Tilburg en wil hij na de vakantie starten met een nieuwe opleiding.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Dit arrest is gewezen door:
mr. S.H.C. Merkx, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 8 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.