In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een eerdere veroordeling op 27 januari 2022, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden. De advocaat-generaal heeft gevorderd om het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging, en heeft een gevangenisstraf van 9 maanden geëist. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het eerste feit en verzocht om een lichtere straf. Het hof heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 september 2018 is aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en geldbedragen, en dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd en de gevangenisstraf van 10 maanden gehandhaafd, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en het ontbreken van schuldbewustzijn. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden in een penitentiaire inrichting, met mogelijkheden voor deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling.