In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een incident in hoger beroep van de Vereniging Door Eendracht Sterk Oss (DESO) tegen twee geïntimeerden, de dochter en de voormalige echtgenote van de overleden penningmeester van DESO, [persoon A]. DESO vordert inzage in administratieve bescheiden die door de geïntimeerden onder zich worden gehouden, met betrekking tot een eerdere procedure waarin DESO vorderingen had ingesteld tegen [persoon A]. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 17 oktober 2023 en de zaak is voortgekomen uit een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2023. DESO stelt dat zij rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage, omdat zij alleen bankafschriften heeft en niet beschikt over de onderliggende stukken die nodig zijn voor haar vorderingen. De geïntimeerden betwisten de ontvankelijkheid van DESO, omdat er eerder eenzelfde vordering was toegewezen. Het hof oordeelt echter dat het civiele procesrecht niet verbiedt dat dezelfde vorderingen in verschillende procedures worden ingediend. Het hof komt tot de conclusie dat aan de cumulatieve vereisten van artikel 843a Rv is voldaan en dat DESO recht heeft op de gevraagde afschriften. De vordering wordt toegewezen, en de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.