ECLI:NL:GHSHE:2024:2217

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
20-000931-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling met aanzienlijke waarde van gestolen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1978, was eerder veroordeeld tot 285 dagen gevangenisstraf voor het medeplegen van opzetheling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot 16 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een incident op 29 september 2017 in Boxtel, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het verwerven en overdragen van gestolen goederen, waaronder horloges, kleding en sieraden, afkomstig van een diefstal bij een bedrijf. De verdachte en zijn medeverdachten werden op heterdaad betrapt tijdens het overladen van deze goederen. Het hof oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de feiten, ondanks zijn verweer van integrale vrijspraak. De strafmaat werd mede bepaald door de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar het hof vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk gezien de ernst van de feiten en de waarde van de gestolen goederen, die meer dan € 452.257,00 bedroegen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000931-20
Uitspraak : 22 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-845588-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van opzetheling’ (
primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 285 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 256 dagen met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 september 2017 te Boxtel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten onder meer een aantal horloges en/of een hoeveelheid kleding en/of een aantal sieraden en/of een hoeveelheid parfum en/of een of meer andere goederen (toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 1] ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 29 september 2017 te Boxtel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten onder meer een aantal horloges en/of een hoeveelheid kleding en/of een aantal sieraden en/of een hoeveelheid parfum en/of een of meer andere goederen (toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 1] ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 september 2017 te Boxtel, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door een voertuig (te weten een Ford Transit, met kenteken [kenteken 1] ) ter beschikking van [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 september 2017 te Boxtel, tezamen en in vereniging met anderen, goederen, te weten horloges en/of kleding en/of sieraden en/of parfum toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 1] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 226-227), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

[dossierpagina 226]

Op 29 september 2017, omstreeks 21.30 uur, waren wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in uniform gekleed en reden in een opvallend surveillancevoertuig.
Wij reden langs eetcafé [bedrijf 2] te Boxtel. Op het parkeerterrein zagen wij een vrachtwagen met oplegger staan, met daarachter een bestelbus. Wij zagen dat de genoemde voertuigen met de achterzijde naar elkaar toe gericht stonden en dat de laaddeuren openstonden. Wij zagen drie mannen staan tussen de voertuigen die daar handelingen aan het verrichten waren.
Wij hebben ons dienstvoertuig gekeerd. Bij de genoemde voertuigen aangekomen zagen wij slechts 1 manspersoon. Wij zagen dat de laaddeuren van de bestelbus dicht waren en dat de manspersoon net de laaddeuren van.de vrachtwagen sloot en vervolgens richting de cabine liep. Deze man was genaamd [medeverdachte 1] .
Vrijwel tegelijkertijd werden wij aangesproken door een hardloper. Wij hoorden hem roepen: “Er renden net twee mannen weg”.
De verdachte (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) is door ons aangehouden.
Wij zagen dat de bestelbus was voorzien van het kenteken [kenteken 1] . De vrachtwagen was voorzien van kenteken [kenteken 2] en de oplegger van het kenteken [kenteken 3] . Wij keken in de laadruimte van de bestelbus en zagen daarin diverse grijze kratten. Wij keken in de kratten en

[dossierpagina 227]

zagen dat deze gevuld waren met horloges, kettingen, parfum enzovoorts. Wij keken in de laadruimte van de oplegger en zagen daarin nog een veelvoud van dezelfde grijze kratten. Wij zagen dat ook deze kratten gevuld waren met horloges, sieraden, kleding, parfum enzovoorts.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 65-66), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :

[dossierpagina 65]

Op 29 september 2017 krijgen wij verbalisanten de opdracht te gaan naar café [bedrijf 2] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [bedrijf 2]] in Boxtel waar een tweetal collega’s bij een vrachtwagen en een busje stonden.
Wij hoorden de collega’s zeggen dat een persoon was aangehouden en dat er mannen waren weggerend.
Op het moment dat wij het café naderden zagen wij naast het café een busje van het merk Opel waarin een drietal personen stapte. Wij zagen dat het busje was voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Wij zijn achter het busje aangereden, waarna het op het [adres 3] te Boxtel voldeed aan het stopteken.
Ik verbalisant, [verbalisant 3] , vroeg aan de bestuurder om zijn rijbewijs. Ik zag dat er [verdachte] op het rijbewijs vermeld stond. Ik zag dat er nog twee mannen achterin het busje zaten.

[dossierpagina 66]

Ik zag dat alle drie de personen behoorlijk bezweet waren. Zij hadden zweetdruppels op hun hoofd en gezicht.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat er een oranje doosje van Hugo Boss in de bus lag. Mij is ambtshalve bekend dat dit soort doosjes gebruikt worden als verpakking van horloges. Hierop hebben we de inzittenden aangehouden.
3.
Het proces-verbaal aanhouding d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 35-36), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] :

[dossierpagina 35]

Op de locatie [adres 3] te Boxtel hielden wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] op 29 september 2017 omstreeks 21.42 uur aan de verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2017 (dossierpagina 79), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
In het kader van een onderzoek naar gestolen goederen heb ik telefonisch contact gehad met een getuige.
De getuige [getuige 1] was op 29 september 2017 aan het hardlopen in de buurt van café [bedrijf 2] in Boxtel. Hij verklaarde dat hij een vrachtwagen en een busje zag staan en dat daarbij vier à zes personen stonden. Hij hoorde dat de personen in de Poolse taal spraken.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 80-81), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :

[dossierpagina 80]

Ik was op 29 september 2017 omstreeks 21.30 uur aan het werk in café [bedrijf 2] in Boxtel. Op voornoemde datum rond 18.30 uur was ik ook aan het werk in het café en ik zag op dat moment dat er 3 forse mannen buiten op het terras zaten. Vervolgens zag ik, volgens mij om ongeveer 20.00 uur, dat er twee andere, niet zo forse, mannen bij kwamen staan. Ik zag de grootste man van de drie, de man vol tatoeages, rechtsom naar achter lopen. Ze liepen naar de aldaar geparkeerde vrachtauto die daar stond. Ik zag hierna dat iedereen op en neer aan het lopen was en korte tijd later zag ik dat er spullen werden geladen.
Even later hoorde ik dat de politie ter plaatse was en dat er een man in de boeien was geslagen. Vervolgens zag ik de twee andere brede mannen (van het groepje van drie) onrustig worden en dat ze wegliepen omdat de politie in hun richting kwam lopen. Ik zag hierna dat ze in een

[dossierpagina 81]

busje stapten en wegreden.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 oktober 2017 (dossierpagina’s 82-84), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :

[dossierpagina 82]

Getuige: U wilt mij aanvullend horen over de gebeurtenissen van 29 september 2017 tijdens mijn werkzaamheden bij café [bedrijf 2] . U vraagt mij om de verdachten één voor één te beschrijven.
- Persoon A: man, flink getraind, kort haar, grijs shirt, tattoos;
- Persoon B: man, iets minder groot/getraind dan A, kort donkerblond haar, joggingbroek, hij had een buiktasje om. Daar zat een hoop geld in. Ik zag honderd euro biljetten;
- Persoon C: man, zit tussen A en B in, geen echte opvallende kleding;
- Persoon D: man, aan de kleine kant;
- Persoon E: man, normaal postuur.

[dossierpagina 83]

V: Kunt u omschrijven hoe het voorval is gegaan?
A: A, B en C hebben op het terras bij de veranda gezeten. Toen kwamen persoon D en E erbij. Ik heb een vermoeden dat ze elkaar kenden omdat D en E direct naar A, B en C liepen. Ze hebben ongeveer vijf minuten met elkaar gepraat. Na dat gesprek liep A met D en E het terras af. B en C bleven zitten. A heb ik daarna niet meer op het terras gezien.
Ik zag rond half tien een witte vrachtwagen staan met daarbij een busje en een politieauto. Ik liep naar voren en zag dat B en C wat onrustig werden.
7.
De eigen waarneming van het hof van een geschrift, te weten een ID Staat SKDB betreffende [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1978, van Poolse nationaliteit (dossierpagina 30):
Datum tijd: 29 september 2017. Het hof neemt op de foto waar dat de verdachte een grijs shirt draagt en korte haren heeft.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 144-146), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , nationaliteit Poolse:

[dossierpagina 145]

Ik was samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] in café [bedrijf 2] te Boxtel.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 155-157), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] , nationaliteit Poolse:

[dossierpagina 156]

A: Ik was samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] in café [bedrijf 2] te Boxtel.
V: Van wie is de bus met kenteken [kenteken 4] [
het hof begrijpt hier en hierna – gelet op dossierpagina 105 – telkens: [kenteken 4]]?
A: Ik denk van [verdachte] .
V: Wie reed er in de bus?
A: [verdachte] .
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d.30 september 2017 (dossierpagina’s 126-130), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] , nationaliteit Poolse:

[dossierpagina 128]

De Opel Vivaro met kenteken [kenteken 4] is mijn auto.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2017 (dossierpagina 105), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 30 september 2017 heb ik een onderzoek verricht aan een witte Opel voorzien van kenteken [kenteken 4] .
Het betrof een busje voor personenvervoer met 2 voorstoelen en 2 rijen met banken. Op de achterbank lagen twee lege doosjes. Een van het merk Boss en een van Wellington.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2017 (dossierpagina 112), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
In de bus met het kenteken [kenteken 4] [
het hof begrijpt hier gelet op dossierpagina 105: [kenteken 4]] zag ik twee lege doosjes liggen waarin horloges hadden gezeten. Deze waren van het merk Boss en Daniel Wellington. Deze horlogemerken worden door [bedrijf 1] verkocht.
13.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2017 (dossierpagina’s 123-124), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :

[dossierpagina 123]

De Ford Transit is van mij. Ik heb deze bus aan [verdachte] uitgeleend omdat hij wat spullen moest wegbrengen.

[dossierpagina 124]

Het kenteken van de Ford Transit betreft [kenteken 1] .
U toont mij een foto van een man. Dit is [betrokkene 1] die ik ken als [verdachte] .
O: Aan de getuige werd een gelaatfoto van de verdachte [verdachte]
getoond.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2017 (dossierpagina 236-243), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

[dossierpagina 236]

Op 30 september 2017 heb ik een onderzoek verricht aan een witte Ford voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Dit voertuig was in beslag genomen. In de laadruimte van deze Ford trof ik 13 grijze kratten en enkele zogenaamde kledingzakken aan. In de kratten zaten o.a. horloges, kleding, kettingen en parfum. De goederen in de kratten hadden prijskaartjes van [bedrijf 1] . Op de kratten zaten stickers van [bedrijf 1] .
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2017 (dossierpagina 228-235), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

[dossierpagina 228]

In het kader van een onderzoek naar diefstal van goederen heb ik de vrachtwagen en oplegger bekeken die in beslag waren genomen met [medeverdachte 1] als chauffeur. In de laadruimte van de oplegger trof ik ongeveer 62 kratten aan met inhoud: horloges, sieraden en cosmetica producten. Ook lagen er in de laadruimte ongeveer 5 zakken met kleding. Op de kratten en zakken stond de naam [bedrijf 1] .
16.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 252-255), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :

[dossierpagina 253]

Ik ben sinds gisteren in Nederland. Ik ben hier met mijn vrachtwagen.

[dossierpagina 254]

Ik kwam rechtstreeks van Polen naar Boxtel.

[dossierpagina 255]

Ik was de chauffeur van de vrachtwagen met oplegger.

[dossierpagina 263]

Het klopt dat ik van Polen naar Boxtel ben gekomen. De vrachtwagen was leeg. Ik moest in Nederland in Boxtel komen laden, ophalen, dat wat jullie hebben gevonden.
17.
Een proces-verbaal van aangifte (dossierpagina’s 102-103), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3] , namens het slachtoffer [bedrijf 1] :

[dossierpagina 102]

Ik doe aangifte van diefstal van goederen uit de winkel [bedrijf 1] , gevestigd aan [adres 2] .

[dossierpagina 103]

Vanmorgen om 11 september 2017 kwam er een collega naar mij die zag dat de deur naar het magazijn was opengebroken. Er zijn goederen weg. In het magazijn staan een hoop dozen met sierraden. Bepaalde dozen zijn opengemaakt. Ook zijn er een aantal kledingrekken leeg, waar wel iets aan hing. Bij de nooddeur stonden grijze kisten.
18.
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 251), voor zover inhoudende als relaas van [betrokkene 1] :
In de oplegger van de vrachtwagen waar verdachte [medeverdachte 1] de chauffeur van was en in het busje daarachter werden gezamenlijk 75 kratten goederen aangetroffen. Deze goederen bleken achteraf afkomstig van een diefstal met braak bij de firma [bedrijf 1] te Tilburg, gepleegd tussen 10 september en 11 september 2017.
Ik ontving van de heer [betrokkene 2] , manager safety & security van [bedrijf 1] een e-mailbericht met betrekking tot welke goederen er in de kisten zaten en welke waarde deze goederen hadden. De totale waarde van deze goederen betrof € 452.257,00.
19.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 5 maart 2020, voor zover inhoudende:
Ik ben samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 29 september 2017 in de namiddag bij café [bedrijf 2] in Boxtel geweest. U vraagt mij wat ik bedoel met namiddag. Ik denk tussen 18.00-19.00 uur. Wij zijn alle drie lange mannen. Ik heb tatoeages. Het klopt dat ik van het terras ben gelopen en naar rechts ben gelopen.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverweging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat dat de verdachte en de twee medeverdachten consistent hebben verklaard over de reden van hun aanwezigheid op 29 september 2017 bij café [bedrijf 2] . Zij waren gezamenlijk op weg om naar auto’s te kijken en zijn onderweg bij het café gestopt om een hapje te eten. Dat gedurende hun aanwezigheid aldaar op de parkeerplaats van het café gestolen goederen werden overgeladen, is louter toeval. De verdachte en de medeverdachten hebben slechts op het terras van het café gezeten en zijn niet in de buurt geweest bij de betreffende vrachtauto. De bewijsmiddelen in het dossier zijn ontoereikend om daaruit enige betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde af te leiden, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer van de verdediging vindt weerlegging in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de inhoud daarvan twijfelen.
Vaststaat dat de Poolse verdachte samen met zijn Poolse medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig is geweest bij café [bedrijf 2] . Gedurende hun aanwezigheid aldaar worden er gestolen goederen van [bedrijf 1] overgeladen op het nabij gelegen parkeerterrein. Daarbij zijn meerdere Pools sprekende personen betrokken. De goederen worden overgeslagen van een bestelbus met kenteken [kenteken 1] naar een vrachtwagen met oplegger, beide voorzien van een Pools kenteken.
Anders dan door de verdediging is bepleit, volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam uit de bewijsmiddelen dat de verdachte betrokken is geweest bij het overladen van de goederen op de parkeerplaats. Het hof acht in dat kader het volgende van belang.
Uit de verklaringen van de getuige [getuige 2] leidt het hof af dat het de verdachte is geweest die samen met twee anderen naar de desbetreffende vrachtauto op het parkeerterrein is gelopen en dat daar goederen werden overgeladen. [getuige 2] verklaart immers over personen A, B en C die samen op het terras zaten en uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op het terras heeft gezeten. Gelet op het door [getuige 2] opgegeven signalement van persoon A, de grootste man van het drietal met een grijs shirt en veel tatoeages – welk signalement overeenkomt met dat van de verdachte – en de verklaring van de verdachte dat hij van het terras is gelopen, is het hof van oordeel dat de verdachte persoon A was.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij het busje met kenteken [kenteken 1] – vanuit welke bus de gestolen goederen werden overgeladen – door hem was uitgeleend aan de verdachte.
De verdachte is met de medeverdachten gevlucht toen een tweede politie-eenheid ter plaatse kwam. De medeverdachten gedroegen zich volgens getuige [getuige 2] onrustig toen de politie ter plaatse kwam en zijn vrijwel direct daarna weggereden met de Opel Vivaro bus. Bovendien werd door verbalisanten, nadat de bus met de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd gestopt, geconstateerd dat zij allemaal bezweet waren.
In die Opel Vivaro bus is verpakkingsmateriaal aangetroffen, in de vorm van twee lege horlogedoosjes van horlogemerken die ook in [bedrijf 1] worden verkocht.
Het voorgaande brengt de verdachte in direct verband met het tenlastegelegde.
De verdachte heeft tegenover voormelde belastende combinatie van feiten en omstandigheden geen redelijke en geloofwaardige verklaring gesteld.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij samen met de medeverdachten onderweg was naar een garagebedrijf in Boxtel voor de aankoop dan wel bezichtiging van een of meer vervoermiddelen en dat zij onderweg naar dat bedrijf zijn gestopt bij café [bedrijf 2] om een hapje te eten. Van een bezoek aan een autobedrijf is het niet gekomen omdat de bus waarmee de verdachte en de medeverdachten wegreden bij het café na 21.30 uur door de politie werd gestopt waarna zij zijn aangehouden.
Vooropgesteld wordt dat de verdachte wisselend heeft verklaard omtrent de reden van het voorgenomen bezoek aan een garagebedrijf.
Aanvankelijk heeft hij verklaard dat hij zelf een auto wilde kopen en een scooter voor een vriend, waarvan hij de naam niet meer wist. Later heeft de verdachte verklaard dat hij op verzoek van de medeverdachten mee is gegaan voor de koop van een auto van een van hen. Het maakte hem niet uit wat voor een auto, als de auto maar goed en mooi was.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte – wellicht na bestudering van het dossier – zijn verklaring in lijn gebracht met de verklaringen van de medeverdachten, inhoudende dat ze specifiek op zoek waren naar een Audi A8.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij een auto of een scooter voor zichzelf wilde kopen.
Die wisselende verklaringen dragen niet bij aan de geloofwaardigheid van de door hem gegeven reden van zijn aanwezigheid op 29 september 2017 bij café [bedrijf 2] . Een afspraak bij een garagebedrijf in Boxtel – dat door de verdachte niet bij naam kon worden genoemd – is hierom en gelet op het tijdstip, zijnde rond 21.30 uur, voor het hof niet aannemelijk geworden.
Daar komt bij dat de medeverdachten anders dan de verdachte hebben verklaard dat zij niet op weg waren naar Boxtel, maar naar Amsterdam.
Gelet op het vorenstaande is de enige redelijke verklaring voor de aanwezigheid (van – gegeven de omstandigheden – relatief lange duur) van de verdachte het overladen van een aanzienlijke hoeveelheid gestolen goederen. Dit brengt mee dat buiten redelijke twijfel is verheven dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof is voorts van oordeel dat hij het tenlastegelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Het gaat hier immers om een grote hoeveelheid goederen, waarvan ten tijde van de aanhouding al 62 kratten vanuit de bestelbus in de oplegger waren overgeladen, waarbij meer wagens waren betrokken (in ieder geval de vrachtwagen met oplegger en de bestelbus), terwijl door een getuige is gezien dat meer personen (4 à 6) bij de vrachtwagen en het busje stonden. Bovendien heeft ook de getuige [getuige 2] gezien dat “iedereen op en neer aan het lopen was” en spullen werden overgeladen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het (primair) bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof aan de verdachte geen gevangenisstraf zal opleggen maar – in lijn met de aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedane transactievoorstellen – een geldboete op te leggen, al dan niet gecombineerd met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe is – kort weergegeven – door de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen strafblad heeft, sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en dat hij in Nederland werkt.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ‘medeplegen van opzetheling’ (
feit 1 primair). Heling werkt het stelen van goederen – al dan niet op bestelling – in de hand. Daarom heeft de verdachte in niet geringe mate een bijdrage geleverd aan het in stand houden van dergelijke criminele gedragingen. Daarbij verstoort een illegaal circuit van goedkope gestolen goederen de markt en wordt aan de eerlijke (detail)handel daardoor schade toegebracht.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard. Daarbij neemt het hof in de onderhavige zaak bovendien in aanmerking dat sprake is van goederen die (in zijn totaliteit) een enorme waarde vertegenwoordigen. Volgens [bedrijf 1] betrof de waarde van de gestolen goederen (75 kratten) in elk geval meer dan € 452.257,00. Gelet op de bewijsmiddelen 14 en 15 zijn in de bus en in de vrachtwagen ook ongeveer 75 kratten aangetroffen. Het hof gaat er dan ook van uit dat de totale gestolen hoeveelheid goederen werd aangetroffen. Ook weegt het hof bij de strafoplegging mee dat de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft getoond voor zijn handelen.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden.
De redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 30 september 2017 met de inverzekeringstelling van de verdachte, en geëindigd op 19 maart 2020 met het wijzen van het vonnis waarvan beroep. De redelijke termijn van 24 maanden is daarmee in eerste aanleg met ongeveer 6 maanden overschreden.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 31 maart 2020 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en eindigt heden, 22 maart 2024, met het wijzen van het onderhavige arrest. De redelijke termijn van 24 maanden is daarmee in hoger beroep met ongeveer 2 jaren overschreden.
Daarmee is sprake van een totale overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer 2,5 jaren. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou het hof een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend hebben geacht. Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof – alles overziend – een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf zoals door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt. In dat verband wijst het hof in het bijzonder op de geraffineerde werkwijze waarop – met meerdere voertuigen en meerdere personen – een grote hoeveelheid spullen met een enorme waarde is overgedragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 22 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, registratienummer PL2100-2017202063/A, gesloten d.d. 29 april 2018 door verbalisant [verbalisant 6] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 272). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.