ECLI:NL:GHSHE:2024:221

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
20-000213-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van echtgenote

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1973, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenote, waarbij hij haar op 11 oktober 2022 in Goirle tegen het gezicht en/of oor had geslagen. De politierechter had hem een taakstraf van 20 uren opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, met de toevoeging dat de tijd in voorarrest in mindering moet worden gebracht op de taakstraf. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was, omdat er geen onafhankelijke getuigen waren en de verklaringen van de aangeefster en haar zoon niet betrouwbaar waren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster en haar zoon elkaar ondersteunen en dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de mishandeling en de impact op de slachtoffers, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000213-23
Uitspraak : 24 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 januari 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-260445-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
postadres: [adres]
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met als aanvulling dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht op de opgelegde taakstraf.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Goirle zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] in/tegen het gezicht en/of oor te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2022 te Goirle zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het gezicht en/of oor te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, Basisteam Leijdal, registratienummer PL2000-2022269895, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent, gesloten d.d. 13 oktober 2022, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met doorgenummerde dossierpagina’s 1-35.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2022, dossierpagina’s 6-7, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , wonende te [adres] :
Ik doe aangifte van mishandeling tegen mijn man [verdachte] . Op 11 oktober 2022 heb ik tot ongeveer 14:00 uur gewerkt. Ik heb een uurtje alleen in het park gezeten. Ik durfde niet naar huis toe. Ik heb gewacht tot mijn zoon uit school kwam en ben met mijn zoon naar huis gegaan. Ik zag dat mijn man sensoren op de deur had gezet. Ik hoorde mijn man vloeken tegen mij. Ik hoorde hem ‘hoer’ zeggen. Ik hoorde hem zeggen dat ik de sensoren niet van de deur mocht halen. Hij vertrouwt mij niet en doet allerlei gekke dingen. Ik voelde ineens een klap op mijn linker oor. Mijn man sloeg met zijn vlakke hand. Mijn zoon haalde de sensoren van de deur af. Mijn man ging mij nog meer slaan. Mijn zoon ging voor mij staan om mij te beschermen. Ik wilde mijn zoon hier uit halen. Ik ben toen naar buiten gelopen en ik heb de politie gebeld. Ik heb nog steeds pijn aan mijn linker oor. Het piept in mijn oor en ik voel pijn.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 oktober 2022, dossierpagina’s 9-11, voor zover inhoudende: de verklaring van [getuige] , wonende te [adres] :
Op 11 oktober 2022 omstreeks 14:20 uur kreeg ik appjes van mijn moeder dat zij in het park was. Ze vroeg mij of ik daarheen kwam. Nadat ik klaar was met school ben ik naar dat park gegaan. Wij zijn toen samen naar huis gefietst. Ik ben naar boven gelopen om mijn spullen weg te leggen. Toen ik weer beneden kwam zag ik een gek kastje bij de voordeur en meerdere sensoren op de eettafel liggen. Het bleek een soort bewegingssensor te zijn wat afgaat als er iemand voorbij loopt. Ik raakte hier een beetje van geïrriteerd en ik heb vervolgens het kastje er vanaf getrokken. Mijn moeder kwam achter mij aan. Ik liep net weg met het kastje in mijn hand richting de woonkamer. Mijn moeder en vader stonden toen nog in de hal. Tijdens het lopen naar de woonkamer hoorde ik dat mijn moeder een klap kreeg van mijn vader. Ik zag ook dat mijn vader mijn moeder sloeg. Ik zag mijn moeder direct naar haar gezicht grijpen met haar handen. Ik zag dat mijn vader mijn moeder sloeg met zijn rechterhand. Hij deed dit met een vlakke hand. Hij raakte mijn moeder aan de linker zijkant van haar gezicht. Ik ging naar mijn vader om hem vast te houden zodat hij niet verder kon gaan met slaan. Ik zag dat mijn moeder naar buiten liep. Zij was kennelijk de politie al aan het bellen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2022, dossierpagina 5, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 11 oktober 2022 kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] . Daar zou een man zijn vrouw mishandelen. Ter plaatse zagen wij de jongen en een vrouw op straat voor het huis staan. Wij zagen dat zij beiden aan het huilen waren. Ik, [verbalisant 2] , hoorde dat de jongen zei dat zijn vader zojuist zijn moeder geslagen had. De vrouw die bij hem stond bleek zijn moeder te zijn. Ik zag dat hij naar de linker oor van zijn moeder wees. Toen ik de woning in keek zag ik dat er een man in de woonkamer stond. Ik vroeg of de man die ik zag de vader was, waarna de jongen dit bevestigde. Ik, [verbalisant 3] , bleef in de tussentijd buiten met de vrouw en de jongen om hun verhaal duidelijk te krijgen. Ik hoorde dat ze zeiden dat haar man boos was en agressief begon te doen tegen haar. Ik hoorde dat haar zoon alles zag gebeuren en ertussen wilde springen. Ik hoorde dat ze door haar man was geslagen tegen haar oor en wang. Ik vroeg of ze pijn of letsel had. Ik hoorde dat ze nog pijn had aan haar wang en oor.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend en in het dossier zit enkel de verklaring van aangeefster en de verklaring van de zoon van de verdachte en aangeefster. Een onafhankelijke getuigenverklaring ontbreekt. De zoon zou volgens de verdediging alles voor zijn moeder doen, waaronder ook het afleggen van een jegens de verdachte belastende verklaring. Aangeefster kampt daarnaast met psychische problemen, waardoor niet valt uit te sluiten dat zij om die reden een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Voorts is de vermeende mishandeling niet onderbouwd met bewijsmiddelen zoals foto’s van het letsel of doktersverklaringen. Er is tevens geen letsel bij aangeefster waargenomen door de verbalisanten, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat aangeefster op 11 oktober 2022 uit angst voor de verdachte niet naar haar woning in Goirle durfde te gaan. Aangeefster was ten tijde van het tenlastegelegde de echtgenote van de verdachte. Zij heeft die dag op haar zoon [getuige] in het park gewacht en is daarna samen met hem naar hun woning gegaan. Toen aangeefster en haar zoon aankwamen in de woning bleek de verdachte een soort bewegingssensor op de deur van de woning te hebben bevestigd. Dit leidde tot een discussie, waarna de verdachte aangeefster met zijn vlakke hand op de linker zijkant van haar gezicht sloeg. [getuige] was getuige van de mishandeling en heeft zijn vader geprobeerd tegen te houden. Aangeefster is daarna naar buiten gelopen en heeft de politie gebeld. Wanneer verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ter plaatse komen treffen zij aangeefster en zoon huilend aan voor de woning. Aangeefster en de zoon verklaarden direct tegen de verbalisanten dat de verdachte aangeefster op de linker zijkant van haar gezicht had geslagen.
Het hof is van oordeel dat de tot vrijspraak strekkende verweren weerlegging vinden in de gebezigde bewijsmiddelen. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] te twijfelen. Aangeefster en de zoon hebben direct na de mishandeling een verklaring afgelegd bij de politie, welke verklaringen elkaar ondersteunen. Dat de verbalisanten daarnaast geen letsel bij aangeefster hebben waargenomen maakt niet dat geen sprake is van mishandeling, nu aangeefster heeft verklaard dat zij pijn heeft gehad aan haar linker oor ten gevolge van de mishandeling.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof primair verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag met daarnaast een geldboete. Subsidiair heeft de raadsvrouw het hof verzocht aan de verdachte dezelfde straf op te leggen als door de politierechter is opgelegd, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote, door haar tegen het gezicht en/of oor te slaan. De verdachte heeft met deze strafbare handeling inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote en bij haar gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. De mishandeling vond daarnaast plaats in het bijzijn van hun zoon. Bij huiselijk geweld wordt het veiligheidsgevoel van de slachtoffers in de huiselijke omgeving aangetast. Juist in een gezin behoort een ieder zich veilig en geborgen te voelen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 november 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van het door de Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 30 december 2022. Daaruit komt naar voren dat de reclassering gezien de ontkennende houding van de verdachte geen delictanalyse heeft kunnen maken en ook niet heeft kunnen vaststellen welke leefgebieden delictgerelateerd of beschermend zijn. De reclassering heeft daarnaast ook het risico op recidive niet kunnen inschatten. Er zijn wel problemen in de relatie met de (ex-)partner van de verdachte, met wie hij twee kinderen heeft. Bij een bewezenverklaring maakt de reclassering zich zorgen over de emotieregulatie van de verdachte en zijn argwanende houding. De echtscheiding was in gang gezet en de verdachte woont niet meer in de woning. De verdachte had ten tijde van het opmaken van het reclasseringsrapport inkomen uit werk en geen financiële problemen. Hij beschikt over een enigszins steunend netwerk en er is geen sprake van zorgelijk middelengebruik. De reclassering heeft weinig zicht op het psychosociaal functioneren en zijn houding. De verdachte heeft geen lopende contacten bij hulpverlenende instanties, maar zou gemotiveerd zijn om medewerking te verlenen aan hulpverlening indien dit nodig wordt geacht.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij al 8 jaar in Nederland woont. De verdachte is inmiddels gescheiden van zijn partner, maar heeft nog wel contact met haar. Hij ontvangt een bijstandsuitkering en gaat in februari 2024 een opleiding tot rijinstructeur volgen en daarnaast als rijinstructeur werken. De verdachte staat nog ingeschreven in de woning waar hij woonde met zijn inmiddels ex-partner, maar de verdachte woont in de woning van zijn broer.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
In hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag met daarnaast een geldboete, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 24 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.