ECLI:NL:GHSHE:2024:2207

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
200.316.632_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontbinding huurovereenkomst na politie-doorzoeking en aangetroffen hennepplanten

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van Stichting Casade tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van de zaak draait om de vraag of de huurovereenkomst met de geïntimeerde ontbonden kan worden, nadat tijdens een politie-doorzoeking op 11 augustus 2021 in de schuur van de woning hennepplanten zijn aangetroffen. De huurder, [geïntimeerde], was op vakantie ten tijde van de doorzoeking. Casade, de verhuurder, stelt dat de aanwezigheid van de hennepplanten een schending van de huurovereenkomst oplevert, terwijl de kantonrechter in eerste aanleg oordeelde dat de tekortkoming van de huurder niet van zodanige aard was dat ontbinding gerechtvaardigd was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld, waarbij het de stelplicht van Casade in acht nam. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat [geïntimeerde] betrokken was bij de hennepplanten en dat de tekortkoming niet voldoende is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter, waarbij Casade in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.316.632/01
arrest van 9 juli 2024
in de zaak van
Stichting Casade,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: Casade,
advocaat: mr. J.G. van Heertum te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. L.L. Ross te Tilburg,
als vervolg op het tussenarrest van 15 november 2022 in het hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 8 juni 2022 (zaak 9549150\CV EXPL 21-4664), gewezen tussen Casade als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

5.Het verdere geding in hoger beroep

5.1
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- het hiervoor genoemde tussenarrest, waarbij het hof een mondelinge behandeling heeft bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, waar partijen geen minnelijke schikking hebben bereikt;
  • de memorie van grieven van Casade, tevens wijziging van eis, met producties 10 en 11;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met productie 6.
5.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en van de eerste aanleg.
De kern van de zaak in hoger beroep
5.3
Deze zaak spitst zich in hoger beroep toe op de wel/niet ontbinding van de huurovereenkomst wegens tijdens vakantie van de huurder bij een politie-doorzoeking in de schuur aangetroffen hennepplanten.

6.De beoordeling

De feiten
6.1
In dit hoger beroep dienen de volgende feiten voor het hof tot uitgangspunt.
a. Bij huurovereenkomst heeft Casade met ingang van 1 april 2018 de woning [adres] te [plaats] (hierna: woning) aan [geïntimeerde] verhuurd. [geïntimeerde] bewoont de woning met zijn minderjarige dochter.
b. De ingevolge artikel 6.1 van de schriftelijke overeenkomst toepasselijke Algemene Huurvoorwaarden Casade 2014 (hierna: AHV) bepalen:
“(...) 7.7 Het is huurder niet toegestaan op of in het gehuurde hennep te kweken, te knippen en/of te drogen, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. (...).”
c. Op 11 augustus 2021 heeft de politie -tijdens een vakantie van [geïntimeerde] - de schuur van de woning doorzocht. In het op 11 augustus 2021 opgemaakte politie-proces-verbaal vermeldt verbalisant [persoon A] dat hij diezelfde dag naar de woning was gereden en hij daar werd geroepen door de buurman:
“(…) Die stond in zijn eigen tuin bij de schutting. Hij vertelde mij dat hij de bewoner (…) aan de lijn had. De bewoner (…) zou via zijn camera in de achtertuin hebben gezien dat er Politie bij hem in de achtertuin stond, aldus de buurman. Ik hoorde deze buurman vragen of ik de bewoner (…) even te woord kon staan. Ik (…) zag dat het een videogesprek was en ik zag de mij ambtshalve bekende [geïntimeerde] op het beeld.
(…) Ik (…) vroeg [geïntimeerde] waarom wij bij hem in zijn tuin zouden kunnen staan. Hierna hoorde ik [geïntimeerde] zeggen dat dit vanwege zijn plantjes was. In de schuur werden zeven (7) cannabis planten aangetroffen elk in een pot geplant. Ik (…) vroeg waar wij nog meer voor zouden kunnen zijn gekomen. Ik (…) hoorde [geïntimeerde] zeggen dat hij niet zou weten waarvoor wij nog meer bij hem in de tuin zouden moeten zijn. (…)”
Het daarvan door de politie opgemaakte
“Hennepinformatie bericht”vermeldt:
Melding ontmanteling Hennepkwekerij
Op woensdag 11 augustus 2021 heeft de politie (…) op de locatie [adres] te [plaats] -in de bij deze woning losstaande schuur 7 hennepplanten aangetroffen. Het aantreffen van deze planten vond plaats naar aanleiding van een lopend onderzoek, waarin de betreffende verdachte in dit onderzoek, zijnde een andere persoon dan de bewoner, verklaard had dat hij hier een imitatievuurwapen in een tas had weggelegd. Betreffende verdachte verklaarde dat hij het wapen zonder medeweten van de bewoner in de schuur van de woning [adres] te [plaats] had gelegd terwijl de bewoner zelf op vakantie was.
Naar aanleiding hiervan werd de schuur betreden en doorzocht op grond van de Wet Wapens en Munitie. In de schuur werd een witte rugzak aangetroffen met daarin een zwart imitatievuurwapen, een glazen pot met vermoedelijk versnijdingsmiddel, twee boksbeugels, 56 gram Hasj en diverse lege gripzakjes. Echter werden er tevens in de schuur 7 hennepplanten in plastic pot aangetroffen. De planten werden niet voorzien van assimilatielicht of een andere kunstmatige wijze om de groei te bevorderen. Ze stonden enkel in een bloempot op de grond van de berging en waren circa 1 meter hoog.(…)”
d. Het Openbaar Ministerie heeft geen vervolging ingesteld tegen [geïntimeerde] en de strafzaak tegen [geïntimeerde] geseponeerd wegens te gering van aard/omvang.
e. Bij brieven van 12 augustus 2021 en 6 september 2021 heeft Casade aan [geïntimeerde] de mogelijkheid gegeven om vrijwillig de huurovereenkomst te beëindigen en aangekondigd dat bij gebreke daarvan een gerechtelijke procedure zal worden gestart om de huurovereenkomst te beëindigen.
f. Na een middels conceptbesluit kenbaar gemaakt voornemen tot sluiting van de woning, heeft de burgemeester bij besluit van 11 november 2021 een bestuurlijke
waarschuwing met voorwaardelijke sluiting (bij herhaling binnen vijf jaren na 11 augustus 2021) aan [geïntimeerde] opgelegd.
Het geding in eerste aanleg bij de kantonrechter
6.2
In dit met de dagvaarding van 16 november 2021 ingeleide geding heeft Casade gevorderd -samengevat- dat de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zal ontbinden;
[geïntimeerde] zal veroordelen tot ontruiming van de woning;
[geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 541,82 aan gebruiksvergoeding voor elke ingegane maand dat hij na ontbinding nog in de woning verblijft, met wettelijke rente;
[geïntimeerde] zal veroordelen in de proces- en nakosten.
6.3
Bij tussenvonnis van 2 februari 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bevolen, die op 24 mei 2022 heeft plaatsgevonden.
6.4
Bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beroepen vonnis van 8 juni 2022 heeft de kantonrechter -kort samengevat- overwogen dat:
  • de in de vakantie van [geïntimeerde] door de politie in de schuur aangetroffen rugzak met een imitatievuurwapen en boksbeugels niet van [geïntimeerde] was en niet onaannemelijk is dat de overbuurjongen naast die rugzak (ook) de 7 hennepplanten daar tijdelijk had neergezet, zodat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] artikel 7.7 AHV heeft geschonden (rov. 4.2-4.4);
  • [geïntimeerde] als huurder wel tekort is geschoten door de sleutel van de schuur tijdens zijn vakantie aan de overbuurjongen te verstrekken en verder geen toezicht op het gehuurde te houden (rov. 4.6), maar dat de tekortkoming van te geringe betekenis is om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen (rov. 4.7).
Op grond hiervan heeft de kantonrechter -kort gezegd- de vorderingen van Casade afgewezen en Casade veroordeeld in de proces- en nakosten.
Het geding in hoger beroep bij dit hof
6.5
In dit met de dagvaarding van 6 september 2022 ingeleide hoger beroep formuleert Casade twee grieven. Casade concludeert -samengevat- dat het hof uitvoerbaar bij voorraad het beroepen vonnis zal vernietigen en:
I. de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zal ontbinden;
II. [geïntimeerde] zal veroordelen tot ontruiming van de woning;
III. [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 566,77 aan gebruiksvergoeding voor elke ingegane maand dat hij na ontbinding nog in de woning verblijft, met wettelijke rente;
IV. [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
6.6
[geïntimeerde] weerspreekt de grieven en concludeert -naar de kern genomen- dat het hof uitvoerbaar bij voorraad:
  • het beroepen vonnis zal bekrachtigen;
  • de vorderingen in hoger beroep van Casade zal afwijzen;
  • Casade zal veroordelen in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
De omvang van het hoger beroep en beoordeling van de vorderingen en grieven
6.7
Voor zover Casade de feitenvaststelling door de kantonrechter summier of onvolledig acht, leidt dat als zodanig nog niet tot andere (dan de door de kantonrechter gegeven) eindbeslissingen. Bovendien pretendeert een rechterlijke feitenvaststelling geen volledigheid, maar bevat dat op basis van het partijdebat geselecteerde feiten die de rechter voor de beoordeling relevant acht. Dit kan evenwel verder onbesproken blijven, omdat het hof de relevante feiten zelf onderzoekt en zo nodig -onder de feitenvaststelling of in het kader van de beoordeling- zelf vaststelt.
6.8
Casade wijzigt de eis in hoger beroep door het in vordering III genoemde bedrag gelijk te stellen aan het actuele (verhoogde) huurbedrag. [geïntimeerde] maakt daartegen geen bezwaar. Het hof oordeelt de wijziging tijdig en deze komt niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal dan ook op de hiervoor bedoelde vorderingen I-IV beslissen. Of deze vorderingen ook toewijsbaar zijn, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.
de vorderingen I en II tot ontbinding en ontruiming
6.9
Het hof stelt voorop dat een tekortkoming van [geïntimeerde] Casade bevoegd maakt om de huurovereenkomst te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of bijzondere betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Wat de daaraan ten grondslag liggende feiten betreft, rust de stelplicht en eventuele bewijslast van een aan [geïntimeerde] verweten tekortkoming hier op Casade en die van de tenzij-bepaling op [geïntimeerde] . Als een partij die de stelplicht heeft slechts een door de wederpartij gemotiveerde betwisting weerspreekt of betwijfelt, geeft die partij daarmee evenwel nog niet een mogelijk benodigde concretisering of opheldering van het eigen standpunt en voldoet die partij daarmee dus nog niet zonder meer aan de eigen stelplicht.
6.1
Verder stelt het hof vast dat Casade zich met grief 1 keert tegen het oordeel van de kantonrechter dat -kort gezegd- geen sprake is van een tekortkoming door schending van het
“Opiumwetbeding”van artikel 7.7 AHV. Door grief 2 komt Casade op tegen het kantonrechtersoordeel dat -beknopt samengevat- het tekortschieten van [geïntimeerde] in zijn verplichting als goed huurder door de sleutel van de schuur tijdens zijn vakantie aan de overbuurjongen te verstrekken, van te geringe betekenis is om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen. Door de devolutieve werking van het hoger beroep moet het hof echter ook de (door grief 2 niet aangevallen) tekortkomingsbeslissing beoordelen, nu [geïntimeerde] de daartegen in eerste aanleg gevoerde verweren in hoger beroep niet heeft prijsgegeven.
6.11
Casade legt aan de
vorderingen I en IIten grondslag -naar de kern genomen- dat [geïntimeerde] als huurder tekort is geschoten doordat [geïntimeerde] in de schuur van de woning:
- in strijd met artikel 7.7 AHV hennepplanten heeft gekweekt of gehouden, althans
- in strijd met zijn verplichting om zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde
woning als een goed huurder te gedragen, hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Volgens Casade levert dit een handelen op in strijd met haar zerotolerance (anti-hennep- en drugs)beleid en kwalificeert dit als een tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming rechtvaardigt.
Artikel 7.7 AHV
6.12
Met grief 1 keert Casade zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat
-samengevat- de op 11 augustus 2021 in de schuur aangetroffen rugzak met inhoud niet van [geïntimeerde] was en niet onaannemelijk is dat de overbuurjongen naast die rugzak (ook) de 7 hennepplanten daar tijdelijk had neergezet, omdat de politie op zijn eigen woonadres naar hem op zoek was, zodat [geïntimeerde] artikel 7.7 AHV niet heeft geschonden (rov. 4.2-4.4). Blijkens haar toelichting op deze grief bestrijdt Casade hiertoe niet dat de overbuurjongen de in de schuur aangetroffen rugzak met inhoud zonder medeweten van [geïntimeerde] daar had geplaatst, maar spitst het door Casade aan [geïntimeerde] gemaakte verwijt zich toe op de aanwezigheid van de in de schuur aangetroffen hennepplanten.
6.13
Voor zover Casade betoogt dat reeds de enkele aanwezigheid van hennepplanten in de schuur strafbaar is op grond van de Opiumwet en al daarmee een overtreding van artikel 7.7. AHV oplevert, miskent Casade dat de strafrechtelijke uitleg en toepassing van bepalingen uit de Opiumwetgeving niet doorslaggevend zijn voor de civielrechtelijke kwestie of sprake is van een handelen in strijd met enig beding uit de AHV, dus de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van verplichtingen uit de huurovereenkomst.
6.14
Hoewel Casade dat vanwege de uitvoerige betwisting door [geïntimeerde] en het uitvoerig gemotiveerde oordeel van de kantonrechter nader had behoren te concretiseren en onderbouwen, volstaat Casade in beroep vooral met slechts een herhaling van haar (te) vage bewering dat [geïntimeerde] betrokkenheid bij en/of wetenschap van de in de schuur aangetroffen hennepplanten had. In zoverre onderschrijft het hof evenwel het oordeel van de kantonrechter dat -kort samengevat- het relaas van [geïntimeerde] in hoofdlijn overeenstemt met de politie-informatie (die inhoudt) dat tijdens een politie-onderzoek naar een andere verdachte dan [geïntimeerde] [hof, kennelijk de overbuurjongen], die verdachte heeft verklaard de rugtas met inhoud zonder medeweten van [geïntimeerde] in diens schuur te hebben gezet omdat de politie op zijn eigen woonadres naar hem op zoek was. Voor zover Casade benadrukt dat de verdachte toen niet heeft verklaard over toen tevens in de schuur geplaatste hennepplanten, valt daarover inderdaad niets te lezen in het ingebrachte politie-informatiebericht. Maar gesteld noch gebleken is dat de verdachte daar toen naar is gevraagd, terwijl de tegen de verdachte gerezen verdenking klaarblijkelijk was gebaseerd op de Wet wapens en munitie en verdere informatie of stukken hieromtrent ontbreken. Dat het ingebrachte politie-informatiebericht niet vermeldt dat de verdachte heeft verklaard toen (ook) hennepplanten in de schuur te hebben gezet, staaft of verduidelijkt in ieder geval nog niet dat [geïntimeerde] betrokkenheid bij en/of wetenschap van de in de schuur aangetroffen hennepplanten had.
6.15
Ook uit de door Casade benadrukte navolgende omstandigheden volgt die betrokkenheid of wetenschap van [geïntimeerde] onvoldoende.
Waar Casade benadrukt dat de politie 7 hennepplanten van ca. 1 meter hoog in de schuur van de woning heeft aangetroffen, kan er niet aan worden voorbijgezien dat [geïntimeerde] toen al ca. 14 dagen voor vakantie in Turkije verbleef terwijl de ca. 1 meter hoge hennepplanten blijkens het Hennepinformatie-bericht van de politie niet werden voorzien van assimilatielicht of een andere kunstmatige wijze om de groei te bevorderen. Dit wijst er in ieder geval niet op dat de door de politie in de schuur aangetroffen hennepplanten -die er blijkens de ingebrachte foto’s goed verzorgd uitzagen- er bij vertrek van [geïntimeerde] al hebben gestaan.
Voor zover Casade benadrukt dat [geïntimeerde] blijkens het ambtsedig proces-verbaal van politie op 11 augustus 2021 telefonisch heeft geantwoord dat de politie mogelijk bij hem in de tuin zou kunnen staan vanwege zijn plantjes, volgt daaruit nog niet dat hij daarmee doelde op de in de schuur aangetroffen hennepplanten.
Waar Casade benadrukt dat de overbuurjongen volgens het Hennepinformatie-bericht van de politie als verdachte heeft verklaard dat hij het wapen tijdens de vakantie van [geïntimeerde] zonder diens medeweten in de schuur heeft gelegd en niet dat (een deel van) de daar aangetroffen hennepplanten van hem waren, zegt dat ook weinig of niets over eventuele betrokkenheid van [geïntimeerde] bij de door de politie in de schuur aangetroffen hennepplanten of de wetenschap die [geïntimeerde] daarvan had of had moeten hebben.
Voor zover Casade benadrukt dat [geïntimeerde] in eerste aanleg niet eenduidig en zelfs tegenstrijdig heeft verklaard over drie voor eigen gebruik elders opgekweekte hennepplanten, is dat in dit verband onvoldoende.
Al deze door Casade ingeroepen omstandigheden zeggen -ieder voor zich of alle tezamen in onderling verband beschouwd- weinig of niets over eventuele betrokkenheid van [geïntimeerde] bij de in de schuur aangetroffen hennepplanten of over de wetenschap die [geïntimeerde] daarvan had of had moeten hebben.
6.16
Het hof concludeert dat uit de stellingen van Casade niet voldoende volgt dat [geïntimeerde] in de schuur van de woning hennepplanten heeft gekweekt of gehouden, zodat niet kan worden geoordeeld dat [geïntimeerde] in strijd met artikel 7.7 AHV hennepplanten heeft gekweekt of gehouden.
Goed/slecht huurderschap
6.17
Door grief 2 en de devolutieve werking van het hoger beroep spitst dit geding zich in zoverre toe op het:
  • door Casade aan [geïntimeerde] verweten handelen in strijd met zijn verplichting om zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde woning overigens als een goed huurder te gedragen door de sleutel van de schuur tijdens zijn vakantie aan de overbuurjongen te verstrekken en verder geen toezicht op het gehuurde te houden en de vraag;
  • door [geïntimeerde] opgeworpen betoog dat de eventuele tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of bijzondere betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
6.18
Wat deze door Casade ingeroepen tekortkoming betreft, is uitgangspunt dat [geïntimeerde]
als huurder (als voor eigen gedragingen), alleen aansprakelijk is voor de gedragingen van anderen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken en/of zich daarin bevinden. Hier kan [geïntimeerde] dus aansprakelijk zijn voor de gedragingen die de overbuurjongen met de door [geïntimeerde] verstrekte sleutel in de schuur heeft kunnen verrichten, als [geïntimeerde] zich als huurder in het licht van die gedragingen zelf niet als een goed huurder heeft gedragen.
6.19
Dat [geïntimeerde] naar eigen zeggen wist dat de overbuurjongen met een wapen had lopen zwaaien en daardoor in aanraking is gekomen met politie, maakt nog niet dat [geïntimeerde] op de hoogte was van een (voornemen tot) plaatsing van hennepplanten in de schuur of daarmee ernstig rekening had te houden. Voor zover [geïntimeerde] in 2005 en 2009 zelf (onduidelijk gebleven) Opiumwetovertredingen heeft begaan, is (te) onduidelijk gebleven welke feiten daaraan ten grondslag hebben gelegen en brengt dit -nog los van het tijdverloop- hierin nog geen verandering.
Voor zover Casade benadrukt dat [geïntimeerde] op 11 augustus 2021 -gevraagd naar de vermoede reden dat de politie bij hem in de tuin zou kunnen staan- spontaan de hennepplanten heeft genoemd, valt dat niet in het daarvan opgemaakte proces-verbaal van politie te lezen. Daarin vermeldt verbalisant Vergouwen niet meer dan:
“(…) Hierna hoorde ik [geïntimeerde] zeggen dat dit vanwege zijn plantjes was. (…)”
Dat Casade aangeeft te twijfelen aan [geïntimeerde] ’s beweringen dat hij de sleutel aan de overbuurjongen heeft gegeven om zijn eigen zomerplantjes water te geven en aan [geïntimeerde] vaagheid verwijt over de persoon van de overbuurjongen, is evenmin voldoende om te onderbouwen dat [geïntimeerde] op de hoogte was van een (voornemen tot) plaatsing van hennepplanten in de schuur of daarmee ernstig rekening had te houden. Dat [geïntimeerde] wist dat de overbuurjongen voor hem elders drie wietplaten voor eigen gebruik kweekte, maakt dit nog niet anders.
6.2
Nu het hof niet kan oordelen dat [geïntimeerde] zelf niet als een goed huurder heeft gehandeld door de overbuurjongen tijdens zijn vakantie de sleutel in de schuur te verstrekken, mag [geïntimeerde] ook op deze grond niet aansprakelijk worden gehouden voor de door de buurjongen in de schuur geplaatste hennepplanten.
Conclusie
6.21
Reeds nu in het licht van het voorgaande niet kan worden geconcludeerd tot een door Casade aan de vorderingen I en II ten grondslag gelegde tekortkoming, zijn deze vorderingen niet toewijsbaar en komt het hof niet toe aan een beoordeling van de door [geïntimeerde] ingeroepen tenzij-bepaling.
De slotsom
6.22
Alles bij elkaar concludeert het hof dat de vorderingen I en II moeten worden afgewezen, zodat ook de daarop voortbouwende
vordering IIIniet toewijsbaar is. In het verlengde hiervan blijft Casade de in eerste aanleg in het ongelijk gestelde partij, zodat deze terecht in de proceskosten van de eerste aanleg is veroordeeld. Ook
vordering IVis daarmee niet toewijsbaar.
Het hof zal het beroepen vonnis bekrachtigen, de overwegend in het ongelijk gestelde Casade in de proceskosten van het hoger beroep veroordelen en deze aan de zijde van [geïntimeerde] begroten op:
- voor het hoger beroep:
  • griffierecht € 343,--
  • salaris gemachtigde € 2.428,-- (2 punten x tarief II)
  • nakosten
totaal € 2.949,--.
Wat Casade verder nog aanvoert, bevat geen concrete feiten die het hof anders doen beslissen. Het hof passeert daarom het door Casade gedane bewijsaanbod en beslist nu als volgt.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het beroepen vonnis van 8 juni 2022;
veroordeelt Casade in de proceskosten van dit hoger beroep ad € 2.949,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
als Casade niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet Casade € 92,-- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
veroordeelt Casade tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als Casade deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving heeft voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders in beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en C.B.M. Scholten van Aschat en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 juli 2024.
griffier rolraadsheer