ECLI:NL:GHSHE:2024:2187

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
20-002672-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal feiten, maar is in hoger beroep opnieuw aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wederspannigheid en diefstal. De verdachte is ter zake van verschillende feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een eerder feit. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep voor dat specifieke feit, en dat de overige feiten bewezen verklaard zouden worden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002672-23
Uitspraak : 3 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 september 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-110821-21, 03-136274-23 en 03-173579-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03-192020-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [PI] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder feit 2 tenlastegelegde. De verdachte is ter zake van:
 ‘ ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (parketnummer 03-110821-21 feit 1 en parketnummer 03-136274-23);
 ‘ ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (parketnummer 03-110821-21 feit 3);
 ‘ ‘wederspannigheid’ (parketnummer 03-110821-21 feit 4);
 ‘ ‘diefstal’ (parketnummer 03-173579-23 feit 1);
 ‘ ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels’ (parketnummer 03-173579-23 feit 2),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk toegewezen, te weten tot € 494,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2023, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het meerdere afgewezen. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is gedeeltelijk toegewezen, te weten tot € 9,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het meerdere afgewezen. Tot slot heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 03-192020-19, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder feit 2 tenlastegelegde. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de overige tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 weken onder parketnummer 03-192020-19. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe zal wijzen conform de wijze waarop de politierechter dat heeft gedaan.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten en de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging primair bepleit dat deze dient te worden afgewezen en subsidiair bepleit dat de proeftijd dient te worden verlengd.
Ontvankelijkheid hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
onder parketnummer 03-110821-21:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2021 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 75,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 877,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 22 februari 2021 te Maastricht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg) en/of [verbalisant 3] (aspirant van Politie Eenheid Limburg) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg) en/of [verbalisant 5] (brigadier van politie Eenheid Limburg) en/of [verbalisant 6] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten aanhouding van verdachte, door zich met kracht los te rukken en/of zich te bewegen in tegengestelde richting dan daar waar voornoemde ambtena(a)re(en) hem trachtte(n) te bewegen;
onder parketnummer 03-136274-23:
hij op of omstreeks 2 juni 2023 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of ongeveer 2,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of 0,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde methamfetamine en/of heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 03-173579-23:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Maastricht een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Maastricht een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van die [benadeelde 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 1, 3 en 4, het in de zaak met parketnummer 03-136274-23 en het in de zaak met parketnummer 03-173579-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
onder parketnummer 03-110821-21:
1.
hij op 22 februari 2021 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad 75,81 gram cocaïne en 877,5 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 16 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband die aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield;
4.
hij op 22 februari 2021 te Maastricht, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg) en [verbalisant 3] (aspirant van Politie Eenheid Limburg) en [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg) en [verbalisant 5] (brigadier van politie Eenheid Limburg) en [verbalisant 6] (hoofdagent van politie Eenheid Limburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten aanhouding van verdachte, door zich met kracht los te rukken en zich te bewegen in tegengestelde richting dan daar waar voornoemde ambtenaren hem trachtten te bewegen;
onder parketnummer 03-136274-23:
hij op 2 juni 2023 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad 10 gram methamfetamine en 2,5 gram heroïne en 0,6 gram cocaïne, zijnde methamfetamine en heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
onder parketnummer 03-173579-23:
1.
hij op 13 juli 2023 te Maastricht een pinpas die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 13 juli 2023 te Maastricht een hoeveelheid geld die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van die [benadeelde 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Nu de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
In de zaak met parketnummer 03-110821-21 [1] :
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 22 februari 2021 (p. 1-3);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 22 februari 2021 (p. 4-5);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (p. 6-7);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (p. 8-9);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (p. 10-11);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (p. 12-13);
  • Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] d.d. 9 maart 2021, inclusief bijlagen (rapporten NFiDENT) (p. 24-38);
  • Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 2 februari 2021, inclusief bijlagen (p. 39-48);
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 19 juni 2024.
In de zaak met parketnummer 03-136274-23 [2] :
  • Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 2 juni 2023 (p. 5-6);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] d.d. 2 juni 2023 (p. 8-11);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming (p. 26-27);
  • Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] d.d. 2 juni 2023 (p. 35);
  • Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 8] d.d. 26 juni 2023 (p. 37-40);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een rapport NFiDENT (p. 43);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een rapport NFiDENT (p. 44);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een rapport NFiDENT (p. 45);
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een rapport NFiDENT (p. 46);
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 19 juni 2024.
In de zaak met parketnummer 03-173579-23 [3] :
  • Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 13 juli 2023 (p. 6-10);
  • Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 1] d.d. 14 juli 2024 (p. 12);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] d.d. 13 juli 2023 (p. 17-18);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 16] d.d. 13 juli 2023 (p. 20-21);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 17] d.d. 13 juli 2023 (p. 23);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 18] , [verbalisant 15] , [verbalisant 19] en [verbalisant 16] d.d. 13 juli 2023 (p. 25-26);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 17] d.d. 13 juli 2023 (p. 28-29);
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 19 juni 2024.

Bewijsoverwegingen

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 1 en in de zaak met parketnummer 03-136274-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

wederspannigheid.

Het in de zaak met parketnummer 03-173579-23 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 03-173579-23 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof – gelet op de geest en strekking van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en dat aan de verdachte aldus geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat aan de verdachte bij vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 12 juni 2024 de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren is opgelegd en dat hij gemotiveerd is om behandelingen te volgen. Indien en voor zover aan de verdachte een straf zou worden opgelegd, dan zou dat de behandelingen van de ISD-maatregel doorkruizen. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht om oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke taakstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, het vernielen van een enkelband, wederspannigheid, diefstal van een pinpas en diefstal van een grote hoeveelheid geld door die pinpas te gebruiken. Met de diefstallen en vernieling heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendomsrecht. Ook zorgen deze feiten voor schade en hinder bij de betrokkenen. Door zich met kracht los te rukken uit de handen van politieambtenaren en zich in een andere richting te bewegen, heeft de verdachte blijk gegeven zich niets aan te trekken van het openbaar gezag en heeft hij de politieambtenaren gehinderd in de rechtmatige uitoefening van hun taak. Voorts heeft de verdachte opzettelijk hoeveelheden harddrugs aanwezig gehad. Hiermee heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert, onder meer de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Daarnaast is het algemeen bekend dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van de gebruikers opleveren. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de straftoemeting gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2024, reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan de tenlastegelegde feiten. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat artikel 63 van het Wetboek van Strafecht van toepassing is.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. In dat kader heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij spijt heeft van zijn daden, momenteel clean is, aan zichzelf wil werken en zelf om oplegging van de ISD-maatregel heeft gevraagd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden:
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- de mate waarin het bewezenverklaarde schade bij de betrokkenen teweeg heeft gebracht;
- de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan 6 strafbare feiten en
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
In het gegeven dat de verdachte bij vonnis van de rechtbank Limburg van 12 juni 2024 (parketnummer 03-327366-23) de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren is opgelegd en dat de verdachte in dat kader een behandeling zal gaan volgen, ziet het hof, anders dan de verdediging, geen aanleiding om aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde handelen geen straf of maatregel op te leggen. Een dergelijke afdoening doet onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, kan naar het oordeel van het hof eveneens niet worden volstaan met een taakstraf of geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de verdediging is bepleit. Het hof ziet echter, met het oog op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gekomen, wel aanleiding om een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek, passend en geboden. Daarbij zal een proeftijd van 1 jaar worden opgelegd omdat daarmee naar het oordeel van het hof kan worden volstaan.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend. Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 494,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het procesdossier bevat geen gespecificeerde vordering tot schadevergoeding. De vordering is ter terechtzitting ook niet nader toegelicht door de benadeelde partij. Het is het hof daardoor niet duidelijk wat het totaalbedrag van de vordering is, uit welke schadeposten de vordering is opgebouwd en of deze schadeposten het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof is daarom van oordeel dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van de verdachte en begroot deze op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10,96. Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 9,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering is voor het meerdere afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht. De verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij de strap van de enkelband heeft vernield. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof zal de vordering dan ook volledig toewijzen. De vordering is niet weersproken en komt het hof ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Wettelijke rente
Aangezien geen factuur is overgelegd, zal het hof het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021, zijnde de dag waarop de vordering is ingediend.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 10,96. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 17 januari 2020 onder parketnummer 03-192020-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht geen aanleiding om de vordering af te wijzen dan wel de bij voormeld vonnis vastgestelde proeftijd te verlengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 180, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 1, 3 en 4, het in de zaak met parketnummer 03-136274-23 en het in de zaak met parketnummer 03-173579-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 1, 3 en 4, het in de zaak met parketnummer 03-136274-23 en het in de zaak met parketnummer 03-173579-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten en begroot deze op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10,96 (tien euro en zesennegentig cent) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-110821-21 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10,96 (tien euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 1 (één) dag kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 17 januari 2020, parketnummer 03-192020-19, te weten van:
een gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Aldus gewezen door:
mr. dr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.M.H. Hermans, griffier,
en op 3 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2021027903, sluitingsdatum 9 april 2021, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 64. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
2.Onder dit kopje wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2023084417, sluitingsdatum 25 juli 2023, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 46. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
3.Onder dit kopje wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2023109016, sluitingsdatum 17 juli 2023, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 77. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.