ECLI:NL:GHSHE:2024:218

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
20-001302-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs en overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs, in strijd met artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, en voor het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging pleitte voor vrijspraak en, subsidiair, ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte een vals Pools rijbewijs had overhandigd aan verbalisanten, terwijl hij wist dat zijn Nederlandse rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van een vals identiteitsbewijs, en dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het rijbewijs vals was.

Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De beslagbeslissingen van de politierechter zijn bevestigd, waarbij het valse rijbewijs en de motor van de verdachte verbeurd zijn verklaard. Het hof heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001302-23
Uitspraak : 17 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-075165-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht’ en ‘overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De inbeslaggenomen voorwerpen zijn respectievelijk verbeurdverklaard en onttrokken aan het verkeer.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door en namens de verdachte is ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde hoofdstraf .
Bewijsmiddelen
Het hof zal – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld – de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken, aanvullen en waar nodig verbeteren in een aanvulling op het verkorte arrest, welke aanvulling dan aan het verkorte arrest wordt gehecht. De politierechter heeft immers in het beroepen vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, zonder de inhoud van de bewijsmiddelen weer te geven. Het hof is echter gebonden aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het hof vervangt de bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs als weergegeven op pagina 6 en pagina 7, eerste alinea, van het proces-verbaal van de politierechter van 26 april 2023, waarin het mondeling vonnis is aangetekend, als volgt.

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, nu het door artikel 231, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bijzondere beschermde belang is, noch de meer algemene door dat artikel beschermde belangen zijn, geschonden en voorts het tenlastegelegde opzet (op dat schenden) ontbreekt. Immers, zo stelt de raadsman, de verdachte had zich direct voor het afgeven van het rijbewijs reeds met zijn paspoort geïdentificeerd. Subsidiair dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld, nu hij, zo begrijpt het hof, in de veronderstelling verkeerde dat het rijbewijs echt was gelet op alles wat hij gedaan heeft om een onvervalst Pools rijbewijs te verkrijgen, althans hij zich er niet van bewust was dat het een vervalsing betrof.
Hetgeen de raadsman ter nadere adstructie van dit verweer heeft aangevoerd, staat verwoord in de door hem overgelegde pleitaantekeningen (nrs. 1 t/m 11), die aan het proces-verbaal van de zitting zijn gehecht en als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor het hof staat buiten twijfel vast, zulks op basis van de bevindingen van de documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee, dat de verdachte, gevraagd naar een rijbewijs, een vals ‘Pools rijbewijs’ heeft laten zien. Dat valse Poolse rijbewijs is een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De verdachte liet dit rijbewijs zien als was dit echt en onvervalst.
De verklaring van de verdachte dat hij dacht dat dit een legaal rijbewijs was, omdat hij in Polen aan alle vereisten op een legale manier had voldaan, acht het hof ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden.
Immers, desgevraagd kan de verdachte het hof niet vertellen hoe hij precies aan het rijbewijs is gekomen. Dit zou namelijk allemaal via en door tussenkomst van zijn toentertijd in Duitsland in [woonplaats] Poolse ex-vriendin zijn gebeurd, met wie hij ook in Polen zou hebben samengeleefd. Voorts heeft hij naar eigen zeggen wel een aantal rijlessen gehad in Polen bij iemand die niet direct als rijschoolhouder herkenbaar was, maar wie dat was, kan de verdachte het hof niet vertellen. De verdachte had en heeft verder geen gegevens van die persoon. De lessen werden door hem cash rechtstreeks of door tussenkomst van zijn toenmalige Poolse vriendin aan die persoon betaald, maar van enig betaalbewijs is niet gebleken. Hij zou vervolgens ergens op een niet nader door de verdachte geduid kantoor in Polen, alleen en buiten aanwezigheid van andere kandidaten, een theorie-examen hebben gedaan waarbij zo’n 25 Poolse vragen door iemand in het Duits en Engels voor de verdachte werden vertaald die de verdachte vervolgens beantwoordde in het Duits, waarna hij zou zijn geslaagd. En tot slot zou zijn vriendin voor hem het rijbewijs, waar verdachtes handtekening op staat, met een machtiging van de verdachte hebben afgehaald.
Concrete controleerbare feiten en omstandigheden met betrekking tot hoe en waar het voormeld proces ter verkrijging van zijn rijbewijs in Polen in zijn werk is gegaan, zijn zijdens de verdachte uitgebleven. Dat de verdachte ter onderbouwing van zijn verklaring wel kopieën van Poolse documenten, bestaande uit -naar zeggen van de raadsman- een inschrijfbewijs in Polen, en Poolse attesten van een medische en een psychische keuring, heeft overgelegd maakt het oordeel van het hof niet anders. In de eerste plaats niet, omdat deze documenten op zichzelf staan en niets bijdragen aan de overige onduidelijkheid en vaagheid omtrent voormeld proces. In de tweede plaats niet, omdat de verdachte het wil doen voorkomen dat hij zes maanden in Polen heeft gewoond en toentertijd de keuringen heeft ondergaan, terwijl zijn adres op het inschrijfbewijs, wat daar verder ook van zij, niet overeenstemt met zijn adres op de attesten. Ook een dergelijke discrepantie doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het verhaal van de verdachte aan alle vereisten op een legale manier heeft voldaan.
Daar komt nog het volgende bij. Een rijbewijs is enerzijds een bewijs dat aan de bestuurder van een motorrijtuig op de weg door de daartoe bevoegde autoriteit wordt afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie waartoe dat motorrijtuig behoort, maar anderzijds is een rijbewijs
een identiteitsbewijs. Het hof is van oordeel dat het aldus zeer nauw luistert hoe aan iemand van een nationale autoriteit een dergelijk bewijs wordt verstrekt.
Het hof begrijpt de verklaring van de verdachte aldus dat hij zonder enig zelfstandig rechtstreeks contact met die Poolse autoriteiten die bevoegd zijn rijbewijzen te verstrekken een Pools rijbewijs heeft gekregen. Een dergelijke gang van zaken bij het verstrekken van identiteitsbewijzen acht het hof, zonder onderbouwing die zeker op dit punt ontbreekt, geenszins aannemelijk geworden. Dit alles leidt dan ook tot de conclusie dat het hof de verklaring van de verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het onderhavige rijbewijs dat hij desgevraagd aan de verbalisanten heeft aangeboden, echt was dan wel dat hij zich niet ervan bewust was dat het een vals rijbewijs was, naar het rijk der fabelen verwijst. Dat de verdachte bij herhaling nog heeft verklaard dat hij er wel vanuit ging dat hem een echt rijbewijs was verstrekt, temeer omdat hij zo’n € 2.500,00 in totaal voor alles heeft betaald, komt in de gegeven omstandigheden volledig voor zijn rekening en risico.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zich reeds had gelegitimeerd met zijn paspoort alvorens hij desgevraagd het onderhavige Poolse rijbewijs toonde. Nu de verdachte het Poolse rijbewijs niet heeft gebruikt als identiteitsbewijs om zich te legitimeren, want dat had hij al gedaan met zijn Nederlandse paspoort, is er geen belang geschaad dat wordt beschermd door artikel 231, tweede lid, Sr, aldus de raadsman.
Het hof kan de raadsman daarin niet volgen.
Met de komst van het huidige artikel 231 Sr kunnen meer vormen van fraude met identiteitsbewijzen worden bestreden en zijn bepaalde vormen van fraude met identiteitsbewijzen gemakkelijker bewijsbaar. Hierbij is relevant dat een rijbewijs, zijnde een identiteitsbewijs dat bij of krachtens artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht is aangewezen, al lang niet meer louter de functie heeft waarvoor dit in het leven is geroepen, want een rijbewijs is niet alleen een document om de rijbevoegdheid te kunnen aantonen, nu het in het maatschappelijk verkeer ook de functie van een identificatiemiddel vervult. Het is om die reden logisch dat andere wettelijk erkende identiteitsbewijzen dan reisdocumenten dezelfde strafrechtelijke bescherming genieten en dat fraude met deze identiteitsbewijzen met behulp van dezelfde strafbepalingen kan worden aangepakt als fraude met reisdocumenten.
Ergo, het beschermde belang - het vertrouwen in de juistheid van een bewijs dat iemand bevoegd is motorrijtuigen te besturen en dat dit bewijs door een nationale (in dit geval de Poolse) autoriteit aan de op het bewijs vermelde persoon is verstrekt - is wel degelijk geschaad.
Door desgevraagd het rijbewijs aan de verbalisanten te geven, heeft de verdachte een wettelijk erkend identiteitsbewijs overgelegd aan deze verbalisanten. Of dat ter identificatie was of ter verifiëring van de rijbevoegdheid van hem als degene die zich hiermee legitimeert, is naar het oordeel van het hof niet relevant. Het was in het onderhavige geval overigens inderdaad niet om zijn identiteit te achterhalen, want die was al achterhaald, maar waar het hier om gaat is dat dat rijbewijs dat de verdachte heeft overgelegd en waarvan hij aldus gebruik heeft gemaakt, tevens een identiteitsbewijs is. En dat identiteitsbewijs was vals, zoals het hof buiten twijfel heeft vastgesteld. Daarmee is naar het oordeel van het hof de delictsomschrijving als bedoeld in artikel 231, tweede lid, Sr voltooid.
Naar het oordeel van het hof had het op de weg van de verdachte gelegen om zich ervan te vergewissen dat het Poolse rijbewijs, zijnde tevens een identiteitsbewijs, dat hij van zijn ex-vriendin heeft verkregen ook daadwerkelijk door de Poolse autoriteiten was verstrekt. Dit heeft de verdachte destijds en klaarblijkelijk nog steeds, nagelaten. Door dit na te laten, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het Poolse rijbewijs waar het hier om gaat vals was.
Door desondanks zijn motor te besturen en bij een controle desgevraagd dit valse Poolse rijbewijs aan de verbalisanten te overleggen, heeft de verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij gebruikmaakte van een vals rijbewijs, en heeft hij hierop dus voorwaardelijk opzet gehad. Dat hij dit rijbewijs bij eerdere staandehoudingen door de politie in Nederland zou hebben overgelegd en dat daarbij de valsheid niet zou zijn ontdekt, raakt op geen enkele wijze aan het voorwaardelijk opzet.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging wordt verworpen.

Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

De raadsman heeft voorts het verweer gevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, nu het door hem overgelegde rijbewijs echt was. Subsidiair dient hij te worden ontslagen van rechtsvervolging, omdat hij te goeder trouw was. Immers heeft hij aan alle vereisten voldaan ter verkrijging van een echt rijbewijs en mocht hij er derhalve redelijkerwijs van uitgaan dat het ook echt was.
Hetgeen de raadsman ter nadere adstructie van dit verweer heeft aangevoerd, staat verwoord in de door hem overgelegde pleitaantekeningen (nrs. 12 t/m 21), die aan het proces-verbaal van de zitting zijn gehecht en als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Het tot vrijspraak strekkende verweer ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde wordt eveneens verworpen. Hierbij heeft het hof gelet op de hierboven weergegeven overwegingen die leiden tot de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde en de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 26 april 2023, dat hij wist dat zijn Nederlandse rijbewijs vanaf 12 februari 2016 ongeldig was verklaard.
Op te leggen hoofdstraf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft opzettelijk gebruik gemaakt van een vals Pools rijbewijs door dit desgevraagd aan verbalisanten te overhandigen die hem kort tevoren op een motorfiets zagen rijden. Daarmee wilde de verdachte aantonen dat hij weer rijbevoegd was, nadat zijn Nederlandse rijbewijs eerder ongeldig was verklaard. Door een vals rijbewijs over te leggen, heeft de verdachte getracht de verbalisanten om de tuin te leiden en mitsdien misbruik te maken van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van identiteitsdocumenten pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld. Daarnaast heeft verdachte aldus die motorfiets bestuurd, terwijl hij wist dat zijn Nederlandse rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met de belangen die gemoeid zijn met de verkeersveiligheid en hij heeft niet de verantwoordelijkheid getoond die in een dergelijk geval van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, waarbij aan hem voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en een geldboete werden opgelegd. Deze veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
Het hof heeft voorts meegewogen de overige persoonlijke omstandigheden, zoals die door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof komt evenwel tot een lagere gevangenisstraf dan de politierechter rekening houdend met de financiële impact voor de verdachte van na te melden bijkomende straf, daar is betoogd dat zijn motorfiets hem in totaal zo’n € 13.000,00 heeft gekost toen hij deze eind 2022 heeft gekocht en naar wens heeft aangepast.
Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, acht het hof passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging bepleit, is naar het oordeel van het hof gelet op de ernst van de feiten en de geconstateerde recidive niet aan de orde.
Beslag
Het hof laat de beslagbeslissingen van de politierechter onverlet, zodat het vonnis op dit onderdeel in stand blijft en bevestiging vindt. Het hof ziet evenwel in de gegeven feiten en omstandigheden aanleiding de overwegingen die hebben geleid tot deze beslagbeslissingen van de politierechter als vermeld op pagina 8 van het proces-verbaal van de politierechter van 26 april 2023, waarin het mondeling vonnis is aangetekend, te vervangen door na te melden overwegingen.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven zwarte motor (merk/type: Harley Davidson Sportster 1200), met kenteken [kenteken] , volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven (vals) Pools rijbewijs (voorzien van het nummer: [nummer] ), met behulp waarvan het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang of de wet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde hoofdstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 17 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Brouwer is wegens afwezigheid buiten staat dit proces-verbaal te ondertekenen.