ECLI:NL:GHSHE:2024:2172

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
20-002276-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van mensensmokkel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 juli 2023. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor mensensmokkel. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, maar de advocaat-generaal in hoger beroep vorderde een straf van 6 maanden. De verdachte had twee vrouwelijke passagiers, die geen geldige verblijfsstatus hadden, van Italië naar Duitsland vervoerd. Tijdens de controle door de Koninklijke Marechaussee op 13 april 2023 werd het voertuig van de verdachte staande gehouden. De verdachte had documenten van de passagiers in zijn bezit en had hen geadviseerd om bepaalde informatie te verbergen tijdens de controle. Het hof heeft de bewijsvoering verbeterd en de tenlastelegging aangepast, maar heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan mensensmokkel. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de beslissing over de inbeslaggenomen auto herzien. De uitspraak is gedaan op basis van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn weergegeven, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde heeft meegewogen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002276-23
Uitspraak : 1 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer
03-099051-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
wonende te [adres]
.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘mensensmokkel’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter een beslissing genomen ten aanzien van het in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest en de inbeslaggenomen auto verbeurd zal verklaren.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat het hof de teruggave zal gelasten van de inbeslaggenomen personenauto aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met dien verstande dat het hof het tenlastegelegde en de bewezenverklaring verbeterd zal lezen, zoals hierna te melden, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, en met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. De toepasselijke wettelijke voorschriften worden dientengevolge opnieuw opgenomen.
Het hof is van oordeel dat in de tenlastelegging en bewezenverklaring sprake is van een kennelijke verschrijving, nu hierin de naam ‘ [betrokkene 1] ’ is opgenomen, terwijl dit
– blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2023 (pg. 26 dossier B) –
‘ [betrokkene 1] ’ dient te zijn. Het hof beschouwt dit als een kennelijke misslag en zal daarom de tenlastelegging en de bewezenverklaring dienovereenkomstig verbeteren en verbeterd lezen.
Deze verbetering van de bewezenverklaring houdt slechts in een vaststelling van de juiste inhoud van de bewezenverklaring en niet een ander oordeel omtrent hetgeen bewezen is. De verdachte is door de verbeterde lezing dan ook niet in zijn belangen geschaad.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering en aanvulling. Omwille van de leesbaarheid zal het hof de bewijsvoering van het mondeling vonnis als aangetekend in het proces-verbaal van de openbare zitting van de politierechter op 27 juli 2023, geheel vervangen. Derhalve komt de bewezenverklaring uitsluitend te berusten op de navolgende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van:
  • het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Limburg-Zuid, dossiernummer PL27YL/23-001532 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 111), nader te noemen: Dossier A;
  • het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, brigade Limburg-Zuid, dossiernummer PL27YL/23-001533 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 78), nader te noemen: Dossier B.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. De inhoud van alle gebezigde bewijsmiddelen is, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2023 (pg. 3 t/m 12 van dossier A), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 4)
Op 13 april 2023 bevonden wij ons op de A2 te Eijsden en waren wij bezig met een
controle Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV). Het systeem maakte een melding aangaande een Spaans voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] , welke de Belgisch-Nederlandse grens passeerde en Nederland inreed.
Tijdens deze controle werd het voertuig staandegehouden, zijnde een Opel
Zafira, grijs van kleur en voorzien van het Spaans kenteken [kenteken] .
De vrouwelijke passagier gezeten achter de bestuurder (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) communiceerde met de bestuurder in een voor de verbalisanten onbekende taal. De bestuurder haalde hierna uit de passagiersdeur bij de bestuurderszijde een Chinees paspoort en een Spaanse verblijfsvergunning, welke hij vervolgens overhandigde aan het personeel van de Koninklijke Marechaussee. De bestuurder wees vervolgens in de richting van de vrouwelijke passagier gezeten achter de bestuurder.
De vrouwelijke passagier gezeten achter de bijrijdersstoel overhandigde een
mobiele telefoon met daarop een foto van een Duits "ANKUNFTSNACHWEIS", zijnde een bewijs van aankomst voor asielzoekers. Dit document is geen geldig
grensoverschrijdingsdocument als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit.
Wij zijn met tussenkomst van een tolk in de Chinese taal in
gesprek gegaan met de bestuurder van het staandegehouden voertuig, welke het
volgende verklaarde:
- Die mevrouw rechts achterin is vluchteling en heeft asiel aangevraagd;
- De passagier heet [betrokkene 2] ;
- Ik heb ze opgehaald in Milaan bij het asielzoekerscentrum;
- We zijn onderweg naar een asielzoekerscentrum in Bochum (
hof: Bochum is gelegen in Duitsland).
(pg. 8)
Uit onderzoek is gebleken dat vreemdeling [betrokkene 1] (
het hof begrijpt hier en hierna: [betrokkene 1]) en vreemdeling [betrokkene 2] (
het hof begrijpt hier: [betrokkene 2]), beiden geen verblijfsstatus hadden binnen het Schengengebied en derhalve illegaal waren ten tijde van de controle.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2023 (pg. 100 van dossier A), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
[betrokkene 1] gaf aan dat zij ons een spraakbericht wilde laten luisteren met behulp van de tolk. Zij gaf aan deze te hebben ontvangen van de chauffeur bij wie ze in de auto was aangetroffen tijdens de controle van onze collega's.
Vervolgens heeft zij, onder ons toezicht, het spraakbericht erbij gepakt en dit laten beluisteren door ons middels de tussenkomst van de tolk. Eerder genoemde tolk gaf na het beluisteren van het spraakbericht de volgende vertaling aan ons door:
“Dit document wat ik je zojuist heb gestuurd, moet je dadelijk tonen tijdens de
controle van de politie. Je moet niet zeggen dat je deze documenten van mij
hebt gekregen maar dat je dit van iemand anders eens een keer hebt gekregen
(of woorden van gelijke strekking).”
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2023 (pg. 26 van dossier B), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 13 april 2023 werd een vrouw aangehouden die later bleek te zijn genaamd:
- [betrokkene 1] , geboren op [geboortedag 2] 1989.
Daar waar in de diverse genoemde stukken de naam [betrokkene 1] wordt
gebruikt, wordt hier [betrokkene 1] bedoeld.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 april 2023 (p. 65 t/m 69 van dossier A), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
(pg. 65)
V staat voor: vraag verbalisant,
A staat voor: antwoord gesmokkelde.
V: Wat zijn uw personalia?
A: Naam: [betrokkene 2]
Geboortedatum: [geboortedag 3] 1976
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 april 2023 (p. 39 t/m 46 van dossier A), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(pg. 42)
A: Ik ben van Spanje naar Italië gereden en vervolgens naar Frankrijk. Ik wilde naar Duitsland via Nederland en toen ben ik dus gestopt door de politie in Nederland.
(pg. 43)
V: Wie zijn de personen die bij u in het voertuig zaten?
A: Er zaten 2 vrouwen in de auto.
V: Waar hebben jullie elkaar voor vertrek ontmoet?
A: In Milaan.
V: Waarmee moesten ze geholpen worden?
A: Ik moest ze helpen om naar een plek in de buurt van Düsseldorf (
hof: Düsseldorf is gelegen in Duitsland) te gaan.
Bewijsoverwegingen
In hoger beroep is door en namens de verdachte vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Door de raadsman is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wist dan wel ernstige redenen had te vermoeden dat de medepassagiers geen geldige verblijfsstatus hadden en dat de doorreis wederrechtelijk was. Daartoe heeft de raadsman in het bijzonder betoogd dat niet met voldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat de verdachte de spraakmemo naar medepassagier [betrokkene 1] heeft verstuurd, nu verdachte dit ontkent en in het thans voorliggende dossier een stemherkenning van de verdachte ontbreekt. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte na de staandehouding de identiteitspapieren voor een van zijn passagiers heeft gepakt. Voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande het navolgende.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Op basis van die bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte twee vrouwelijke passagiers in Milaan heeft opgehaald bij een asielzoekerscentrum en dat hij met hen onderweg was naar een asielzoekerscentrum in Duitsland. [betrokkene 2] , een van de dames, had een ‘bewijs van aankomst voor asielzoekers’ uit Duitsland bij zich. De verdachte wist klaarblijkelijk tijdens de controle dat [betrokkene 2] een asielzoeker was, gelet op zijn eigen verklaring ten overstaan van de verbalisanten die hem staande hielden. Daarnaast heeft de verdachte tijdens de controle documenten uit het autoportier aan de bestuurderszijde gepakt en aan de Koninklijke Marechaussee overhandigd en daarbij gewezen naar de passagier die achter hem zat, te weten [betrokkene 1] . De Koninklijke Marechaussee heeft uiteindelijk vastgesteld dat deze documenten niet van [betrokkene 1] zijn. Voorts bevat het dossier een spraakmemo van de verdachte aan [betrokkene 1] , inhoudende dat zij bepaalde documenten aan de politie tijdens een controle moest tonen en dat zij niet mocht vertellen dat zij deze documenten van hem had gekregen.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het dan ook niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat de doorreis van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] vanuit Italië, door Frankrijk en Nederland op weg naar Duitsland wederrechtelijk was.
De stelling van de verdediging dat onvoldoende vastgesteld kan worden dat het spraakbericht afkomstig is van de verdachte, omdat een stemherkenning niet in het dossier is opgenomen, volgt het hof niet. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 1] , waarvan niet aannemelijk is dat zij een reden heeft om niet naar waarheid te verklaren, en de weergave van de inhoud van het spraakbericht.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, en voor het overige de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van twee personen. Hij heeft hierdoor een ernstige inbreuk op de Nederlandse rechtsorde gemaakt. Door zijn handelswijze levert hij namelijk een actieve bijdrage aan het illegale circuit en lapt hij het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegale doorreis door Nederland aan zijn laars. Het is bovendien algemeen bekend dat personen die het voorwerp van mensensmokkel zijn vaak kwetsbare personen zijn die niet zelden worden bewogen tot het betalen van onevenredig grote geldbedragen die in de zakken terechtkomen van de smokkelaars, waarmee een systeem van misbruik en uitbuiting in stand wordt gehouden.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. In geval van mensensmokkel gaan deze oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden per gesmokkeld persoon. Bij meerdere gesmokkelden volgt er voorts in beginsel een lineaire verhoging. In de onderhavige zaak komt dat bij twee gesmokkelde personen neer op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft in het bijzonder ten overstaan van het hof verklaard dat hij in Spanje woont, werkzaam is in een nagelsalon en mede de financiële zorg draagt voor zijn gezin in China. Deze feiten en omstandigheden acht het hof echter van onvoldoende gewicht om in strafmatigende zin mee te wegen.
Ook overigens zijn geen strafmatigende feiten of omstandigheden aannemelijk geworden. Evenzeer is niet aannemelijk geworden dat sprake is van feiten en omstandigheden die een strafverzwarend effect dienen te hebben. Al met al zal het hof, anders dan de politierechter heeft opgelegd en de verdediging heeft verzocht, daarom een straf opleggen conform het geldende oriëntatiepunt.
Naar het oordeel van het hof kan aldus, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Beslag
Met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto overweegt het hof dat in het dossier onvoldoende duidelijk is geworden wie rechthebbende is van het inbeslaggenomen voorwerp. Derhalve is het hof niet in staat de teruggave daarvan aan een met name te noemen persoon te gelasten. Het hof zal dientengevolge ten aanzien van het beslag de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto (Omschrijving: PL2700-23¿032389-7, grijs, merk: Opel);
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Harskamp, griffier,
en op 1 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.