ECLI:NL:GHSHE:2024:2119

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
20-001994-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake opzettelijke teelt van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 7 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De rechtbank had hem een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk was toegewezen. In hoger beroep heeft de verdachte vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 april 2019 in Venlo een hennepkwekerij had opgezet met 538 hennepplanten en elektriciteit had gestolen door middel van een illegale aftakking. Het hof heeft de verklaring van de verdachte, dat hij de garage had verhuurd aan een Poolse man, ongeloofwaardig geacht. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 10.229,29 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001994-20
Uitspraak : 4 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 september 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-061254-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1976,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel’ (
feit 1) en ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ (
feit 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 7.576,22, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en onder afwijzing van het meer gevorderde.
Ten slotte is de onttrekking aan het verkeer bevolen van de onder de verdachte in beslag genomen handschoen en hennepkwekerij.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat onder de verdachte de hiervoor vermelde voorwerpen (een handschoen en een hennepkwekerij) in beslag zijn genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk afstand gedaan van deze voorwerpen. Gelet daarop zal het hof geen beslissing meer nemen over het beslag, zoals vermeld op de beslaglijst d.d. 21 juli 2020.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Meer in het bijzonder komt het hof met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde tot een langere bewezenverklaarde periode dan de rechtbank. Het vorenstaande laat onverlet dat het hof zich in belangrijke mate kan vinden in de bewijsbeslissingen van de rechtbank en in de daaraan ten grondslag gelegde bewijsvoering, zodat het hof deze waar mogelijk zal overnemen in het onderhavige arrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2019 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 538 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 26 april 2019 in de gemeente Venlo met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 538 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 26 april 2019 in de gemeente Venlo opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 26 april 2019 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/ hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 26 april 2019 in de gemeente Venlo met elkaar, althans één van hen, (in een pand aan [adres 2] ) elektriciteit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die persoon/personen en/of aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die persoon/personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/ hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 26 april 2019 in de gemeente Venlo, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door aan die persoon/personen voornoemd pand ter beschikking te stellen en/of toegang tot de aansluitkast te verschaffen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 26 april 2019 in de gemeente Venlo opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van in totaal 538 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 26 april 2019 in de gemeente Venlo elektriciteit, die toebehoorde aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het bewijs [1]
Naar aanleiding van een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen Oost-Brabant, waarin werd vermeld dat op het adres [adres 2] een hennepkwekerij in de garage was gevestigd, hebben verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich op 26 april 2019 begeven naar het adres [adres 2] . Met toestemming van de verdachte hebben verbalisanten via de oprit het perceel betreden. Zij zagen dat aan het eind van de oprit een garage stond met een poort en daarin een deur. Zij hoorden achter de poort een ‘zoemend’ geluid dat zij ambtshalve herkenden als het geluid van een ventilatie- c.q. afzuiginstallatie. Op vragen van verbalisanten bevestigde de verdachte dat hij de eigenaar is van het hele perceel, omvattende zowel de woning als de garage. Bij het binnengaan van de garage hebben verbalisanten daar een hennepkwekerij aangetroffen. [2]
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft gerelateerd dat de garage uit twee verdiepingen bestond. Op de begane grond bevonden zich vier kweekruimtes.
In de
eerste kweekruimtewerden geen hennepplanten aangetroffen. Wel werden de volgende zaken aangetroffen:
  • 3 assimilatielampen (niet aangesloten)
  • 1 schakelbord
  • 1 snelheidsregelaar
  • 3 tijdschakelaars
  • 3 ventilatoren
  • 1 CO2 booster
  • 1 kachels
  • 3 temperatuurventilatieregelaars
  • 2 waterreservoirs met dompelpomp
  • 8 flessen groeimiddelen
  • 3 hygro-ph/thermometers
  • 5 knipgereedschappen

In de tweede kweekruimte werden de volgende zaken aangetroffen:

  • 100 hennepplanten
  • 11 assimilatielampen met armatuur
  • 11 transformatoren
  • 1 koolstoffilter
  • 3 ventilatoren
  • 2 kachels
  • 2 CO2 boosters
  • 4 hygro-ph/thermometers

In de derde kweekruimte werden de volgende zaken aangetroffen:

  • 191 hennepplanten
  • 18 assimilatielampen met armatuur
  • 18 transformatoren
  • 2 koolstoffilters
  • 4 ventilatoren
  • 3 CO2 boosters
  • 2 kachels

In de vierde kweekruimte werden de volgende zaken aangetroffen:

  • 247 hennepplanten
  • 24 assimilatielampen met armatuur
  • 24 transformatoren
  • 2 koolstoffilters
  • 4 ventilatoren
  • 3 CO2 boosters
  • 3 kachels
  • 1 hygro-ph/thermometer
Op de bovenverdieping van de garage stonden toebehoren van de kwekerij. Ook daar stonden geen hennepplanten. [3]
Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] troffen op de begane grond, in de ruimte waar ook de waterreservoirs stonden, een schakelbord aan ten behoeve van de elektriciteit. Zij zagen dat dit schakelbord werd gevoed middels een grijze stroomkabel die door de muur van de garage naar buiten liep. Buiten de garage schepten zij ter hoogte van de kabel wat grond weg. Zij zagen dat de grijze kabel zeer oppervlakkig vanuit de garage richting de oprit van de woning liep. Zij konden de kabel eenvoudig uit de grond trekken. De kabel liep in de richting van de schutting op de perceelgrens waar diverse boompjes en struiken stonden. Zij zagen dat de wortels van deze boompjes en struiken over de kabel heen waren gegroeid. Zij moesten met behulp van de schep de wortels lossteken om de kabel vrij te maken. De kabel stopte voor een klein hokje op de oprit, waarin zich een meterkast bevond. [4]
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door de heer [betrokkene 1] , fraude-inspecteur van [benadeelde] . Hij heeft geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij werd afgenomen middels een aftakking buiten de garage op de aansluiting van [benadeelde] . [5] De grijze kabel, afkomstig uit de hennepkwekerij, bleek voor de meterkast op de oprit illegaal te zijn afgetakt van de hoofdkabel. [6] [benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. [7] In de aangifte wordt vermeld dat uit de administratie van [benadeelde] blijkt dat verdachte op 26 april 2019 contractant was ten aanzien van het pand [adres 2] , zijnde de loods. [8] De verdachte heeft verklaard dat de loods of garage ( [adres 2] ) en de woning ( [adres 2] ) elk een eigen meterkast hebben en dat het contract voor de garage op zijn naam staat. [9]
Ten aanzien van de watervoorziening is door verbalisant [slachtoffer 2] waargenomen dat in de kwekerij twee waterreservoirs stonden die allebei waren voorzien van water. In de kwekerij werd verder geen watervoorziening waargenomen. Aan de achterzijde van de woning aan [adres 2] bevond zich een buitenkraan. Direct naast die buitenkraan en ook voor de garage lagen diverse tuinslangen op de grond. De afstand tussen de ingang naar de garage en de buitenkraan betrof slechts enkele meters. [slachtoffer 2] vermoedt dat het irrigatiesysteem van de hennepkwekerij werd gevoed door de buitenkraan van de woning. [10]
De verdachte heeft verklaard dat de watervoorziening in de garage was afgesloten en dat water voor de garage werd afgenomen vanaf de buitenkraan van de woning. [11]
Bewijsoverwegingen
Verweren van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, en daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de rechtbank een omgekeerde bewijslast lijkt te hanteren. Er zijn in de hennepkwekerij geen forensische sporen in de garage aangetroffen die duiden op de betrokkenheid van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte een aannemelijke verklaring gegeven omtrent zijn huurder. Op basis daarvan kan slechts tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid worden gekomen omdat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad op de teelt en op zijn bijdrage daaraan door de schuur te verhuren, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de eigenaar was van het perceel waarop de woning en de garage stonden en dat het irrigatiesysteem voor de hennepkwekerij werd gevoed vanaf de buitenkraan van de door verdachte bewoonde woning, terwijl door de tuin van de woning, vanaf de garage naar de oprit, een kabel was ingegraven en illegaal was aangesloten op de aldaar gelegen hoofdkabel van [benadeelde] .
Dit zijn voor de verdachte bezwarende, voor het bewijs redengevende omstandigheden dat de aangetroffen hennepkwekerij van de verdachte is. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte een redelijke verklaring heeft gegeven, welke die redengevendheid ontzenuwt.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft in dit verband verklaard niets met de aangetroffen hennepkwekerij noch met de geconstateerde diefstal van elektriciteit te maken te hebben. Hij heeft de schuur per 1 april 2017 verhuurd aan een Poolse man genaamd [betrokkene 2] . Hij heeft van [betrokkene 2] een identiteitsbewijs gekregen dat hij thuis heeft gekopieerd. De man op het identiteitsbewijs is [betrokkene 2] .
De verdachte is in april 2017 in de garage geweest voor een taxatie. Toen stonden er allemaal dozen in de garage. De verdachte dacht dat [betrokkene 2] het pand gebruikte voor de opslag van elektrische steppen. [betrokkene 2] kwam meestal alleen, soms met twee anderen, een forse kale man, een Pool, en een langere man met een snor, een Nederlander. Om de maand werd door deze mannen gevraagd om water, maar de verdachte wist niet wat zij met dat water moesten.
De huur is telkens contant betaald. In de zomer van 2018 hoorde de verdachte een soort ventilator en is hij door zijn buurman aangesproken omdat er een wietlucht hing. De verdachte had toen het vermoeden dat er een hennepplantage in de garage stond. Vanaf september 2018 is hij [betrokkene 2] en de twee mannen erop gaan aanspreken dat zij weg moesten uit de schuur. Vanaf toen liep het contact met de huurders stroef. De verdachte had niet de moed om op te treden of de politie in te schakelen. In februari 2019 is hij door hen voor het eerst bedreigd. De verdachte heeft de illegale aftakking van stroom niet eerder gezien. Hij dacht dat het energiecontract, dat op zijn naam stond, door de huurders was overgenomen. Hij heeft nooit iets betaald en heeft nooit in de meterkast gekeken.
Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat, in het licht van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte niet kan gelden als een redelijke verklaring die de redengevendheid van de bewijsmiddelen voor het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde kan ontzenuwen. Het hof acht de verklaring van de verdachte – kort gezegd – ongeloofwaardig en stelt deze om die reden terzijde.
Daartoe overweegt het hof als volgt.
De politie heeft op 26 april 2019 op aanwijzingen van de verdachte het identiteitsbewijs van de huurder [betrokkene 2] in het kantoor in de woning van de verdachte gevonden. Het betreft een Poolse identiteitskaart die niet op naam staat van iemand met de naam [betrokkene 2] , maar op naam staat van [betrokkene 3] , geboren op [geboortedag 2] 1997 te [geboorteplaats 2] . Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben, middels het integrale bevragingssysteem, geconstateerd dat deze identiteitskaart op 14 november 2016 als vermist/verduisterd/gestolen is opgegeven bij de Poolse autoriteiten. [12]
De verdachte heeft verklaard dat de huurder [betrokkene 2] , van wie hij bevestigt dat het de man op de identiteitskaart is, 30-35 jaar oud was, terwijl de persoon die op de identiteitskaart staat afgebeeld ten tijde van het aangaan van de huur 19 jaar oud geweest zou moeten zijn. Uit de foto op de identiteitskaart blijkt naar het oordeel van het hof ook dat de man die daarop staat er veel jonger uitziet dan 30-35 jaar. [13]
De verdachte heeft – drie dagen na zijn verhoor bij de politie op 26 april 2019 – op 29 april 2019 een huurcontract bij de politie afgegeven dat op naam stond van [betrokkene 3] – overigens zonder uitgeschreven voornamen of geboortedatum en -plaats. Dit contract was echter alleen door de verdachte ondertekend. [14]
Het hof constateert daarnaast dat de huurprijs van € 750.- die in het huurcontract is opgenomen een hoge prijs is voor een garage van beperkte omvang en zonder voorzieningen, die bedoeld is voor de opslag van auto’s, fietsen of meubels. Ook staat achter de in deze huurovereenkomst opgenomen huurprijs van € 750,00, opgenomen ‘zegge: vierhonderd euro’, hetgeen weer afwijkt van de door de verdachte gestelde maandelijkse huurprijs. [15]
De verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie gesteld dat de huurprijs elke maand contant werd betaald – hetgeen overigens eveneens afwijkt van de in de huurovereenkomst opgenomen bepaling waarin staat dat de huurder het bedrag elke maand zal voldoen door girale overboeking op de Rabobank-rekening van de verdachte [16] – en dat hij van een deel van de betalingen kwitanties heeft bewaard. [17]
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte, gevraagd naar deze kwitanties, verklaard dat hij zijn kwitantieboekje is kwijtgeraakt. De verdachte is niet in staat de gestelde huurontvangsten op enigerlei wijze te onderbouwen. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij geen telefoonnummer had van [betrokkene 2] . [18] Dit komt het hof ongeloofwaardig voor als deze [betrokkene 2] maandelijks contant kwam betalen. De verdachte heeft immers ook zelf verklaard dat hij door zijn werk veel van huis was. Daarom ligt in de rede dat hij over de contactgegevens van zijn huurder zou beschikken om daarover maandelijks afspraken te maken. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte vervolgens verklaard dat hij wel een telefoonnummer had van [betrokkene 2] . Dat nummer zou tot de dag van de inval door de politie in gebruik zijn geweest, maar daarna niet meer.
Resumerend moet het hof vaststellen dat de verklaring van de verdachte geen enkele steun vindt in enig ander bewijsmiddel en, met name ten aanzien van de persoon van de gestelde huurder en de contacten die hij met verdachte had, dermate veel inconsistenties en/of onwaar(schijnlijk)heden bevat, dat deze verklaring niet kan worden aangemerkt als een aannemelijke of geloofwaardige verklaring die de redengevendheid van het bewijs dat op verdachtes betrokkenheid wijst, ontzenuwt.
Gelet op het vorenstaande concludeert het hof dan ook dat – nu uit het verhandelde ter terechtzitting geen enkele andere mogelijke betrokkene bij de aangetroffen hennepkwekerij naar voren komt (anders dan de door de verdachte genoemde [betrokkene 2] en anderen, hetgeen het hof als ongeloofwaardig terzijde schuift) – het de verdachte moet zijn geweest die de aangetroffen hennepkwekerij heeft opgezet, de hennepplanten in die kwekerij heeft geteeld en ook de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij heeft gepleegd. Ook overigens is het hof niet gebleken van enige contra-indicaties voor het aannemen van daderschap van de verdachte.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde periode
Uit het feit dat de stroomkabel waarmee illegaal stroom werd afgetapt was overgroeid door wortels van boompjes en struiken, leidt het hof af dat de hennepkwekerij op het moment dat deze door de politie werd ontdekt reeds lange tijd in bedrijf was. Het hof merkt op dat deze begroeiing van de kabel met wortels in elk geval zodanig was dat de verbalisanten de kabel niet konden lostrekken en de wortels met behulp van een schep moesten lossteken. [19] Het hof acht onaannemelijk dat een dergelijke mate van begroeiing is ontstaan in slechts de periode vanaf 1 augustus 2018 tot 26 april 2019, de datum van ontdekking van de hennepkwekerij.
Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep door de benadeelde partij een overzicht overgelegd aan het hof met de uitgelezen meterstanden van de slimme meter die hoort bij de garage aan [adres 2] . Uit dit overzicht – en uit de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop door de benadeelde partij – kan worden opgemaakt dat beide telwerken van deze slimme meter per 16 september 2016 geen stroomverbruik meer geregistreerd hebben, terwijl daarvan voorafgaand aan die periode nog wel sprake was.
Nu het hof ongeloofwaardig acht dat de verdachte per 1 april 2017 de garage heeft verhuurd aan de door hem gestelde ‘ [betrokkene 2] ’, gaat het hof er derhalve – gelet op de aanzienlijke begroeiing en het meterstandenoverzicht – van uit dat de illegale aftakking al eerder moet zijn aangelegd dan in de zomer van 2018. Het hof gaat daarom uit van de volledige onder 2 tenlastegelegde periode, te weten: vanaf 1 april 2017.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof bij de strafoplegging rekening zal houden met het feit dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het telen van een (grote) hoeveelheid van 538 hennepplanten (
feit 1) en de diefstal van elektriciteit met verbreking (
feit 2).
Door de illegale teelt van hennep heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van illegale handel in hennep en aan het criminele circuit dat zich doorgaans rondom deze illegale hennepteelt ontvouwt. De aangetroffen kwekerij was naar het oordeel van het hof – gelet op de hoeveelheden – zonder meer bestemd voor de (grootschalige) handel. Bovendien gaat illegale hennepteelt vaak gepaard met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties en schade voor de gezondheid van gebruikers ervan. Ook hier is de hennepkwekerij aangetroffen middenin een woonwijk. Ten slotte heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [benadeelde] door buiten de meter om elektriciteit te stelen.
De verdachte neemt voor zijn handelen geen enkele verantwoordelijkheid. Het hof rekent het hem dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 januari 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte sinds mei 2023 werkt als zelfstandige en dat de schulden die hij heeft overgehouden aan een eerder faillissement inmiddels goeddeels opgelost, in de zin dat zij zijn ingelost, kwijtgescholden of dat daarvoor een betalingsregeling is getroffen die voor de verdachte valt te voldoen.
Redelijke termijn
Ten slotte overweegt het hof als volgt omtrent de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof stelt vast dat in eerste aanleg geen sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 18 september 2020 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en eindigt heden, 4 april 2024, met het wijzen van het onderhavige arrest door dit hof. De redelijke termijn van 24 maanden is daarmee in hoger beroep overschreden met ongeveer 1 jaar, 6 maanden en 2 weken. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou het hof een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, passend hebben geacht. Gelet echter op voormelde overschrijding, acht het hof een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.564,41. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.576,22, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering zodat de vordering in volle omvang aan het oordeel van het hof onderworpen is.
De vordering van de benadeelde partij valt uiteen in de volgende posten.
  • verbruik elektriciteit € 8.455,40 (gebaseerd op 133.787,892 kWh)
  • administratiekosten € 384,31
  • netwerkkosten € 856,22
  • uurtarief inspecteur € 308,00
  • afsluitkosten € 560,48
Ter zitting in eerste aanleg heeft de benadeelde partij zich op het standpunt gesteld dat het elektriciteitsverbruik van de Opticlimates in mindering kan worden gebracht op de vordering. Dit verbruik is als volgt opgenomen op de specificatie van de benadeelde partij.
Ruimte
Type
Verbruik groeifase
Verbruik bloeifase
Aangetroffen teelt
157,50 kWh
0,00 kWh
1
Voorgaande teelten
472,50 kWh
2.520,00 kWh
Aangetroffen teelt
78,75 kWh
0,00 kWh
2
Voorgaande teelten
236,25 kWh
1.260,00 kWh
Aangetroffen teelt
78,75 kWh
0,00 kWh
3
Voorgaande teelten
78,75 kWh
420,00 kWh
Totaal
1.102,50 kWh
4.200,00 kWh
In totaal is derhalve op de specificatie opgenomen een verbruik van (1.102,50 + 4.200,00 =) 5.302,50 kWh voor de opticlimates. Het totale elektriciteitsverbruik komt daarmee op (133.787,892 -/- 5.302,50 =)
128.485,392 kWh
Het hof komt daarmee tot de volgende – bijgestelde – vordering:
  • verbruik elektriciteit € 8.120,28 (gebaseerd op 128.485,392 kWh)
  • administratiekosten € 384,31
  • netwerkkosten € 856,22
  • uurtarief inspecteur € 308,00
  • afsluitkosten € 560,48 +
  • Totaal € 10.229,29
Deze vordering is gebaseerd [23] op het verbruik van:
- Kweekruimte 1 [24] :
o 1 aangetroffen teelt;
o 3 voorgaande teelten.
- Kweekruimte 2 [25] :
o 1 aangetroffen teelt;
o 3 voorgaande teelten.
- Kweekruimte 3 [26] :
o 1 aangetroffen teelt;
o 1 voorgaande teelten.
Gelet op de onder 2 bewezenverklaarde periode komt het totale verbruik in aanmerking voor toewijzing. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof dan ook genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte, rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.229,29. Deze door de benadeelde partij gestelde schade is voldoende onderbouwd, niet door de verdediging betwist en komt voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2019, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal beslissen op de proceskosten als hierna te melden.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 10.229,29. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer aansprakelijk naar burgerlijk recht.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.229,29 (tienduizend tweehonderdnegenentwintig euro en negenentwintig eurocent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.229,29 (tienduizend tweehonderdnegenentwintig euro en negenentwintig eurocent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. J.T.F.M. van Krieken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 4 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.M.J.J. van de Loo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2321-2019062933, gesloten d.d. 4 juli 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 104.
2.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 29 april 2019, pagina’s 32 tot en met 34.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 14 juni 2019, pagina’s 1 tot en met 6.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2019, pagina’s 45 en 46.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 14 juni 2019, pagina 4.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2019, pagina 46; Aangifte diefstal/verduistering (elektriciteit) d.d. 6 mei 2019, pagina 62.
7.Aangifte diefstal/verduistering (elektriciteit) d.d. 6 mei 2019, pagina 60 tot en met 63.
8.Aangifte diefstal/verduistering (elektriciteit) d.d. 6 mei 2019, pagina 60 tot en met 63.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 april 2019, pagina 41.
10.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2019062933-16 d.d. 23 mei 2020.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 april 2019, pagina 41.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, pagina’s 47 en 48.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, pagina 57.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, pagina 56.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, pagina 50.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, pagina 50.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 april 2019, pagina 41.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 april 2019, pagina 43.
19.Dossierpagina 46.
20.Kweekruimte 4 in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij.
21.Kweekruimte 3 in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij.
22.Kweekruimte 2 in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij.
23.Dossierpagina’s 67 tot en met 76.
24.Kweekruimte 4 in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij.
25.Kweekruimte 3 in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij.
26.Kweekruimte 2 in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij.