ECLI:NL:GHSHE:2024:2118

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
20-001993-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 september 2020. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene is vastgesteld. De rechtbank had het voordeel vastgesteld op € 115.234,68, maar de advocaat-generaal vorderde een herziening naar € 184.250,00. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 184.216,35, gebaseerd op de opbrengsten van drie eerdere hennep oogsten. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene, die veroordeeld was voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit deze activiteiten. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op drie jaar. Tevens is er een overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld, maar dit heeft geen invloed gehad op de uitspraak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001993-20 (OWV)
Uitspraak : 4 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 september 2020 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-061254-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep heeft de rechtbank het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 115.234,68 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor datzelfde bedrag.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormelde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de uitspraak waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het wederrechtelijk verkregen voordeel zal
vaststellen op een bedrag van € 184.250,00 en aan de betrokkene de verplichting tot
betaling aan de Staat zal opleggen voor eenzelfde bedrag.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uitspraak waarvan beroep
Het hof zal de uitspraak waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het zich met die uitspraak niet kan verenigen. Meer in het bijzonder komt het hof tot meer voorgaande oogsten dan de rechtbank.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof grondt zijn overtuiging dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen op de hierna te vermelden (en in de voetnoten genoemde) wettige bewijsmiddelen en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Grondslag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van heden, 4 april 2024, onder parketnummer 20-001994-20, veroordeeld ter zake van – kort weergegeven – het telen van een (grote) hoeveelheid van 538 hennepplanten gepleegd op 26 april 2019 (
feit 1) en de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking in de periode van 1 april 2017 tot en met 26 april 2019.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten – te weten eerdere oogsten uit hennepteelt, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan – voordeel als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, heeft verkregen.
Schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Normen van het Functioneel Parket Afpakken
Het hof baseert zich bij de berekening op het door de politie opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid van Wetboek van Strafrecht van 25 juni 2019 [2] , alsmede op de daarbij behorende bijlage, betreffende de update ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 (hierna ook te noemen: normen van het Functioneel Parket).
Eerdere oogsten
De betrokkene is veroordeeld voor het opzettelijk telen van 538 hennepplanten op 26 april 2019. Het hof is van oordeel dat, gelet op de duur van een gemiddelde kweekcyclus en de in de kwekerij aangetroffen indicatoren voor eerdere oogsten voldoende aannemelijk is geworden dat in elke kweekruimte in elk geval drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
De volgende feiten en omstandigheden hebben het hof tot dit oordeel gebracht. In alle kweekruimtes zijn hennepresten aangetroffen [3] op de grond en in de eerste kweekruimte ook in kartonnen dozen, in vuilniszakken en in de potgrond waarmee de aldaar aangetroffen potten waren gevuld. [4] In alle kweekruimtes is stof op de armaturen van de assimilatielampen aangetroffen. Ook waren de koolstoffilters zwaar vervuild. [5] Ook andere gebruikte materialen waren flink vervuild. [6] Daarnaast zijn op diverse materialen in de schuur zichtbare kalkresten aangetroffen. [7] De kabel die liep van de meterkast door de tuin naar de garage ten behoeve van de stroomvoorziening van de hennepkwekerij was bovendien in de buurt van de illegale aansluiting overgroeid met wortels van planten, zodanig dat de verbalisanten de kabel niet konden lostrekken en de wortels met behulp van een schep moesten lossteken. [8] Hieruit – en uit de bij arrest van heden, 4 april 2024, bewezenverklaarde periode van de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking in de strafzaak tegen de verdachte – leidt het hof af dat deze er al een lange periode heeft gelegen en de kwekerij dus al lange tijd actief was.
Gelet op het vorenstaande – in samenhang bezien met de bewezenverklaarde periode van de diefstal van elektriciteit – is daarmee naar het oordeel van het hof voldoende bewijs aanwezig dat de betrokkene al langere tijd hennep teelde en ten minste drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden waaruit hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij de beantwoording van de vraag naar de omvang van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt in beginsel uitgegaan van de situatie, zoals die uit het onderzoek door de politie is gebleken.
De betrokkene heeft geen verklaring afgelegd over aantallen eerdere oogsten, de totale opbrengst per oogst en/of de gerealiseerde kiloprijs per oogst. Op grond van de aangetroffen situatie ter plaatse gaat het hof uit van drie gerealiseerde oogsten. De onderbouwing van deze aanname is hiervoor weergegeven. Het hof gaat er verder van uit dat er bij de eerdere voltooide oogsten net zo veel planten waren als bij de ontmanteling zijn aangetroffen. Nu geen andere informatie beschikbaar is, zal bij de berekening van het voordeel worden uitgegaan van de eerder aangehaalde normen van het Functioneel Parket.
Ten aanzien van de in aanmerking te nemen kosten overweegt het hof in het bijzonder dat de betrokkene de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij illegaal afnam zodat het hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen elektriciteitskosten zal betrekken.
Ook bevat het dossier geen aanwijzingen dat de betrokkene de hennep liet knippen door derden tegen betaling. Hier zullen daarom bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel evenmin kosten voor in aanmerking genomen worden.
Het hof overweegt voorts dat – zoals ook ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd is bevestigd – de betrokkene de illegaal afgenomen elektriciteitskosten tot op heden niet heeft voldaan. Het hof ziet daarom ingevolge artikel 36e, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht, geen aanleiding om – ondanks de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten laste van de verdachte in de tegen de verdachte aanhangige strafzaak onder parketnummer 20-001994-20 – deze kosten te betrekken in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Anders dan de hierna te melden kosten is het hof ook overigens niet gebleken van kosten die bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in aanmerking genomen zouden moeten worden.

Kweekruimte 1

Bruto-opbrengst per oogst kweekruimte 1
De verbalisanten hebben gerelateerd dat in deze ruimte 100 hennepplanten stonden. Het hof gaat daarbij uit van een opbrengst per plant van 30,9 gram nu er (afgerond naar boven in het voordeel van de betrokkene) 9 hennepplanten per m2 stonden. [9]
Dit resulteert in een bruto-opbrengst (in kilogram hennep) per oogst van (100 planten x 30,9 gram =) 3,09 kilogram hennep. Het hof gaat vervolgens – overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket – uit van een prijs per kilogram hennep van € 4.070,00. Dit resulteert in een bruto-opbrengst (in euro’s) per oogst van (3,09 kilogram x € 4.070,00 =)
€ 12.576,30.
Kosten per oogst kweekruimte 1
De kosten per oogst in deze kweekruimte zijn – op grond van de normen van het Functioneel Parket – als volgt:
Afschrijvingskosten per oogst € 150,00 (
kweekruimte met 100 planten)
Inkoopkosten hennepstekken € 381,00 (
100 planten x € 3,81 per stek)
Overige variabele kosten € 388,00 + (100 planten x € 3,88 per plant)
Totale kosten per oogst € 919,00
Netto-opbrengst kweekruimte 1
Het vorenstaande brengt met zich dat de netto-opbrengst (het wederrechtelijk verkregen voordeel) per oogst in deze kweekruimte bedraagt:
Bruto-opbrengst per oogst € 12.576,30
Kosten per oogst € 919,00 -/-
Netto-opbrengst per oogst € 11.657,30

Kweekruimte 2

Bruto-opbrengst per oogst kweekruimte 2
De verbalisanten hebben gerelateerd dat in deze ruimte 191 hennepplanten stonden. Het hof gaat daarbij uit van een opbrengst per plant van 30,5 gram nu er (afgerond naar boven in het voordeel van de betrokkene) 10 hennepplanten per m2 stonden. [10]
Dit resulteert in een bruto-opbrengst (in kilogram hennep) per oogst van (191 planten x 30,5 gram =) 5,8255 kilogram hennep. Het hof gaat vervolgens – overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket – uit van een prijs per kilogram hennep van € 4.070,00. Dit resulteert in een bruto-opbrengst (in euro’s) per oogst van (5,8255 kilogram x € 4.070,00 =)
€ 23.709,79‬.
Kosten per oogst kweekruimte 2
De kosten per oogst in deze kweekruimte zijn – op grond van de normen van het Functioneel Parket – als volgt:
Afschrijvingskosten per oogst € 150,00 (
kweekruimte met 191 planten)
Inkoopkosten hennepstekken € 727,71 (
191 planten x € 3,81 per stek)
Overige variabele kosten € 741,08 + (191 planten x € 3,88 per plant)
Totale kosten per oogst € 1.618,79
Netto-opbrengst per oogst kweekruimte 2
Het vorenstaande brengt met zich dat de netto-opbrengst (het wederrechtelijk verkregen voordeel) per oogst in deze kweekruimte bedraagt:
Bruto-opbrengst per oogst € 23.709,79
Kosten per oogst € 1.618,79 -/-
Netto-opbrengst per oogst € 22.091,00

Kweekruimte 3

Bruto-opbrengst per oogst kweekruimte 3
De verbalisanten hebben gerelateerd dat in deze ruimte 247 hennepplanten stonden. Het hof gaat daarbij uit van een opbrengst per plant van 29,6 gram nu er 12 hennepplanten per m2 stonden. [11]
Dit resulteert in een bruto-opbrengst (in kilogram hennep) per oogst van (191 planten x 30,5 gram =) 7,3112 kilogram hennep. Het hof gaat vervolgens – overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket – uit van een prijs per kilogram hennep van € 4.070,00. Dit resulteert in een bruto-opbrengst (in euro’s) per oogst van (7,3112 kilogram x € 4.070,00 =)
€ 29.756,58‬.
Kosten per oogst kweekruimte 3
De kosten per oogst in deze kweekruimte zijn – op grond van de normen van het Functioneel Parket – als volgt:
Afschrijvingskosten per oogst € 200,00 (
kweekruimte met 247 planten)
Inkoopkosten hennepstekken € 941,07 (
247 planten x € 3,81 per stek)
Overige variabele kosten € 958,36 + (247 planten x € 3,88 per plant)
Totale kosten per oogst € 2.099,43
Netto-opbrengst per oogst kweekruimte 3
Het vorenstaande brengt met zich dat de netto-opbrengst (het wederrechtelijk verkregen voordeel) per oogst in deze kweekruimte bedraagt:
Bruto-opbrengst per oogst € 29.756,58
Kosten per oogst € 2.099,43 -/-
Netto-opbrengst per oogst € 27.657,15

Resumé

Het hof komt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, tot de volgende netto-opbrengsten per oogst en per de totale drie eerdere oogsten.
Kweekruimte
Netto-opbrengst per oogst
Totale opbrengst drie oogsten
1
€ 11.657,30
€ 34.971,90
2
€ 22.091,00
€ 66.273,00
3
€ 27.657,15
€ 82.971,45
Totaal
€ 184.216,35
Het hof schat op grond van het vorenstaande het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op een bedrag van
€ 184.216,35.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Ten slotte overweegt het hof als volgt omtrent de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof stelt vast dat in eerste aanleg geen sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 18 september 2020 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en eindigt heden, 4 april 2024, met het wijzen van het onderhavige arrest door dit hof. De redelijke termijn van 24 maanden is daarmee in hoger beroep overschreden met ongeveer 1 jaar, 6 maanden en 2 weken. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Echter, hoewel er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof met de enkele constatering daarvan volstaan, nu deze overschrijding reeds is verdisconteerd bij de straftoemeting in de strafzaak van de betrokkene in hoger beroep, in welke strafzaak eveneens heden, 4 april 2023, arrest wordt gewezen.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 heeft het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet gekregen. Het hof zal daarom bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt.
Het hof hanteert, overeenkomstig de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde uitgangspunten, bij de berekening van de duur van deze gijzeling voor elke volle € 50,00 van de betalingsverplichting één dag.
De maximale duur van de gijzeling bedraagt ingevolge artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht drie jaren. Gelet op de hoogte van de op te leggen betalingsverplichting zal het hof mitsdien de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd hierna bepalen op drie jaren.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht:
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 184.216,35 (honderdvierentachtigduizend tweehonderdzestien euro en vijfendertig eurocent);
legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 184.216,35 (honderdvierentachtigduizend tweehonderdzestien euro en vijfendertig eurocent);
bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
3 (drie) jaren.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. J.T.F.M. van Krieken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 4 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.M.J.J. van de Loo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2321-2019062933, gesloten d.d. 4 juli 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 104.
2.Dossierpagina’s 7 tot en met 16.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina’s 9, 10 en 12, en de foto’s op pagina’s 23 tot en met 25.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 9.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina’s 9, 10, 11 en 12, en de foto’s op pagina’s 29, 98 en 99.
6.Zie de foto’s in de bijlage van de aangifte van [benadeelde] op pagina’s 95 tot en met 97.
7.Zie de foto’s in de bijlage van de aangifte van [benadeelde] op pagina’s 102 en 103.
8.Dossierpagina 46.
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 8.
10.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 10.
11.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 11.