ECLI:NL:GHSHE:2024:2108

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
20-002511-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongere wegens het niet nakomen van de leerplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, een jongere geboren in 2006, werd beschuldigd van het niet nakomen van de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs. De kantonrechter had eerder de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de jeugdreclassering en medewerking aan hulpverlening. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd en de omstandigheden waarin hij verkeerde, verantwoordelijk was voor het niet volgen van onderwijs. De uitspraak benadrukt de noodzaak van het naleven van de leerplicht en de rol van ouders en instanties in het onderwijsproces.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002511-23
Uitspraak : 21 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 september 2023 in de strafzaak met parketnummer 02-112298-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren. De kantonrechter heeft aan deze voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbonden in de vorm van een meldplicht bij de jeugdreclassering, het meewerken aan het toezicht van de jeugdreclassering, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken, het meewerken aan het realiseren en behouden van zinvolle dagbesteding, het meewerken aan hulpverlening/behandeling en het meewerken aan het hulpverleningstraject bij Surplus.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kantonrechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2022 tot en met 12 maart 2023 te Oosterhout meermalen, althans eenmaal, als jongere, die als leerling, vavo-student of mbo-student van een school of instelling, te weten Curio (Effent), stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid en/of 2.107I, tweede lid en/of 2.100, eerste lid en/of 2.109, derde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 september 2022 tot en met 12 maart 2023 te Oosterhout meermalen, als jongere die als leerling van een school, te weten Curio (Effent), stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid en/of 2.107I, tweede lid en/of 2.100, eerste lid en/of 2.109, derde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal leerplicht over het schooljaar 2022-2023 d.d. 4 april 2023, proces-verbaalnummer PV/0826-2022/2023 0068, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [leerplichtambtenaar] , leerplichtambtenaar en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar:
Ik, [leerplichtambtenaar] , leerplichtambtenaar in dienst van de gemeente [gemeente] , belast met de handhaving van de Leerplichtwet 1969, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar nummer akte van beëdiging [nummer] , standplaats Breda, heb in verband met ongeoorloofd schoolverzuim na dit onderzoek vastgesteld dat [verdachte] het gehele schooljaar, van 5 september 2022 tot en met 13 maart 2023 de school van inschrijving niet heeft bezocht.

Verdachten

Leerplichtige minderjarige:
Naam minderjarige: [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [dag-maand] 2006, [geboorteplaats] , Nederland
Adres: [adres]
Pc/Woonplaats: [postcode en woonplaats]
Moeder: [moeder verdachte]
Geboortedatum en plaats: [moeder verdachte] 1981, [geboorteplaats moeder]
Adres: [adres]
Pc/Woonplaats: [postcode en woonplaats]

Vrijstelling

Tevens heb ik vastgesteld dat de leerplicht als bedoeld in artikel 3 van de Leerplichtwet is geëindigd, maar dat de jongere geen startkwalificatie heeft als bedoeld in art. 7.2.2, eerste lid onder b tot en met e, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Verder bleek mij dat voor genoemde minderjarige geen vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15 van de Leerplichtwet, was verleend.
Voorts is mij gebleken, dat artikel 5 van deze wet niet van toepassing is, omdat de ouders de in artikel 6 bedoelde kennisgeving niet hebben ingediend.

Schoolloopbaan/gezinssituatie

Is vanaf 1 augustus 2022 ingeschreven op Curio (Effent) in Oosterhout.
Het wettig gezag ligt bij moeder. De feitelijke verzorging ligt bij moeder.

Bevindingen/advies leerplichtambtenaar

Ik ben vanaf oktober 2019 betrokken bij [verdachte] . [verdachte] gaat vanaf januari 2019 niet naar school. Moeder krijgt het niet voor elkaar [verdachte] te motiveren voor school. Het lukt moeder niet [verdachte] aan te melden op een andere, volgens haar passende school.
Na het opmaken van het proces-verbaal relatief schoolverzuim voor het schooljaar 2018-2019 d.d. 5 december 2019 en een eerste aanvullend proces-verbaal voor het schooljaar 2019-2020 d.d. 20 februari 2020 en een tweede aanvullend proces-verbaal d.d. 15 juli 2020 tegen moeder en [verdachte] is OTS opgelegd.
Ondanks de OTS van oktober 2020 tot en met 5 januari 2023, de betrokkenheid van drie voogden en een persoonlijke begeleider voor moeder van [hulpverlenende instantie 1] is het niet gelukt [verdachte] te laten deelnemen aan onderwijs of dagbesteding.
In overleg met moeder en alle betrokken partijen is er van 2019 tot 2023 al veel ingezet: RSV VO Breda, Procesregisseur van gemeente Oosterhout, Sociaal Wijkteam van gemeente Oosterhout, onderwijsconsulent, [hulpverlenende instantie 1] , Remedial Teaching, [hulpverlenende instantie 2] , [hulpverlenende instantie 3] , [hulpverlenende instantie 4] , Observatieklas. Er is in 2019 door mijn collega een melding gedaan bij Veilig Thuis.
Voor onderzoek, hulpverlening of dagbesteding voor [verdachte] stond moeder niet open. [verdachte] wordt ernstig bedreigd in zijn ontwikkeling. Niemand heeft zicht op hem, hoe het met hem gaat en waar hij mee bezig is. De laatste voogd, [voogd] , zij was betrokken van januari 2022 tot en met 5 januari 2023, is het niet gelukt in 2022 [verdachte] te zien of te spreken. Moeder hield in 2022 alle gesprekken met [verdachte] af en moeder en zoon verschenen niet meer op de rechtbank i.v.m. het verlengen van OTS.
[betrokkene] (Coördinator Regionaal Vangnet PrO/VSO) en ik hebben op 9 januari 2023 moeder uitgenodigd voor een gesprek. Zonder afmelding is zij niet verschenen. Op 18 januari 2023 is [betrokkene] onaangekondigd op huisbezoek geweest. Er werd niet open gedaan.
Omdat moeder niet meewerkt aan OTS is deze per 5 januari 2023 afgesloten. In plaats van [verdachte] uit huis te plaatsen heeft de rechter besloten dat een strafrechtelijke maatregel (jeugdreclassering) moet worden opgelegd, zodat men [verdachte] op het schoolverzuim kan aanspreken. Hiervoor is het noodzakelijk dat ik een proces-verbaal relatief schoolverzuim opmaak tegen [verdachte] .
2.
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting bij de kantonrechter te Breda, rechtbank Zeeland-West-Brabant, op 5 september 2023, voor zover inhoudende:
Verdachte verklaart:
Het klopt dat ik al bijna vijf jaar niet meer naar school ga.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de moeder van de verdachte haar best heeft gedaan om de verdachte naar school te krijgen, maar dat onderwijsinstellingen en hulpverlenende instanties haar daarbij onvoldoende hebben geholpen dan wel tegen hebben gewerkt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte al langere tijd niet naar school gaat en er sprake is van schoolverzuim in de tenlastegelegde periode. Er zijn veel hulpverlenende instanties betrokken geweest om ervoor te zorgen dat de verdachte weer naar school zou gaan. De moeder van de verdachte stelt dat zij er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de verdachte naar een passende school kon gaan en onderwijs kon volgen, maar uit de bevindingen van de leerplichtambtenaar blijkt dat zij diverse voorwaarden heeft gesteld aan onder meer de school en het niveau van onderwijs. Hoewel de verdachte als minderjarige zal zijn beïnvloed door de kritische houding van zijn moeder jegens de school, de hulpverlening, de voogden, de leerplichtambtenaar en andere instanties, pleit hem dat als jongere in de zin van artikel 26, tweede lid van de Leerplichtwet 1969 niet vrij van de verplichting tot het geregeld volgen van onderwijs in de tenlastegelegde periode.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie zal opleggen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij in de periode van 5 september 2022 tot en met 12 maart 2023 als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot het geregeld volgen van onderwijs niet is nagekomen. De Leerplichtwet 1969 verplicht de jongere de school na inschrijving regelmatig te bezoeken om op deze manier het belang van een goede en ononderbroken opleiding voor die jongere te bewerkstelligen en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof heeft kennisgenomen van een recent advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 12 februari 2024, alsmede het eerder opgemaakte raadsonderzoek van de Raad van 31 augustus 2023, waarin wordt geadviseerd om het schoolverzuim strafrechtelijk af te doen met een jeugdreclasseringsmaatregel waarbij de daarbij behorende bijzondere voorwaarden als doel hebben om de verdachte te helpen om terug te keren naar een vorm van onderwijs en werk. De Raad stelt voorts dat de verdachte slachtoffer is geworden van het gevecht van zijn moeder met de instanties, waardoor hij al langere tijd geïsoleerd leeft van de buitenwereld. De Raad adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en een strafbeschikking uit te vaardigen in de vorm van een aanwijzing dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant te Etten-Leur.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij op dit moment het vak Engels volgt op het [particuliere onderwijsinstelling] in Breda, waarvan een inschrijvingsverklaring op voorhand door de verdediging is ingebracht.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich lange tijd in een situatie heeft bevonden waarin hij klem zat tussen de langdurige discussies tussen zijn moeder, onderwijsinstellingen en hulpverlenende instanties. Het hof is van oordeel dat de verdachte naar school had moeten gaan en onderwijs had moeten volgen, maar ziet in de omstandigheden van het geval en de situatie waarin de verdachte verkeerde aanleiding om aan hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Het hof zal de verdachte daarom – net als de kantonrechter heeft gedaan – veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf. Hieraan zal het hof ook de bijzondere voorwaarden verbinden, die de kantonrechter heeft gesteld.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Met oplegging van deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal aan deze voorwaardelijke straf, naast de algemene voorwaarden – waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit – bijzondere voorwaarden verbinden in de vorm van een meldplicht bij de jeugdreclassering, het meewerken aan het toezicht van de jeugdreclassering, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken, het meewerken aan het realiseren en behouden van zinvolle dagbesteding, het meewerken aan hulpverlening/behandeling en het meewerken aan het hulpverleningstraject bij Surplus.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie;
bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende een door de Stichting Jeugdbescherming Brabant te Etten-Leur te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan ambulante hulpverlening/behandeling als de jeugdreclassering dat nodig acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het realiseren en behouden van zinvolle dagbesteding bestaande uit onderwijs, stage of werk;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het hulpverleningstraject bij Surplus zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Brabant tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 21 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.C. van Duijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.