In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met bijzondere voorwaarden, voor poging tot zware mishandeling en vernieling. De benadeelde partij had een vordering ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat dit hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte geen schriftelijke grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven. Bovendien heeft de benadeelde partij aangegeven geen inhoudelijke behandeling te wensen. Het hof heeft daarom besloten om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, waarbij ook de bijzondere voorwaarden voor de verdachte zijn herbevestigd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met de aangeefster. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.C. Bosch als voorzitter.