ECLI:NL:GHSHE:2024:2102

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
200.338.801_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing deels bekrachtigd en voor het overige aangehouden in afwachting van informatie over stabiliteit en veiligheid van de minderjarige in het netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft zorgen geuit over de stabiliteit en veiligheid van de minderjarige in het netwerkpleeggezin van de grootmoeder aan moederszijde. Het hof heeft eerder op 16 mei 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing bekrachtigd, maar heeft nu aanvullende informatie gevraagd over de situatie van de minderjarige in het netwerkpleeggezin. De raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de pleegzorgscreening nog niet is afgerond en dat er zorgen zijn over de begeleidbaarheid van de grootmoeder. Het hof heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te bekrachtigen voor de periode van 1 juli 2024 tot 1 september 2024, maar houdt verdere beslissingen aan in afwachting van nadere informatie. De partijen zijn opgeroepen voor een voortgezette mondelinge behandeling op 25 juli 2024, waarbij het hof duidelijkheid wil over de stabiliteit en veiligheid van de minderjarige in het netwerkpleeggezin.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 11 juni 2024
Zaaknummer : 200.338.801/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/324388 / JE RK 23-2009
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI.
Als informant merkt het hof aan:
[de grootmoeder (mz)],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de grootmoeder (mz).

7.De beschikking van 16 mei 2024

Het hof heeft bij beschikking van 16 mei 2024 de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 december 2023 voor wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 12 december 2023 tot 1 juli 2024 in een netwerkpleeggezin, te weten het gezin van de grootmoeder moederzijde en de stiefgrootvader, bekrachtigd.
Daarbij is de raad verzocht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 1 juni 2024, het hof schriftelijk te informeren over hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 5.4.6. van die beschikking, met gelijktijdige verzending van de informatie aan de overige partijen.
Iedere verdere beslissing is aangehouden tot 1 juli 2024 pro forma.
8. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
8.1.
De voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Kreutzkamp;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
8.1.1.
De GI is met bericht van afmelding niet op de mondelinge behandeling verschenen. De grootmoeder (mz) is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op mondelinge behandeling verschenen.
8.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de raad d.d. 31 mei 2024;
- het e-mailbericht namens de moeder d.d. 6 juni 2024;
- het e-mailbericht met bijlagen van de GI d.d. 10 juni 2024.

9.De verdere beoordeling

9.1.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. In de (tussen)beschikking heeft het hof zorgen geuit over de plaatsing van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van de grootmoeder (mz). Deze zorgen zijn sindsdien niet afgenomen. Het is nog steeds onduidelijk of de plek voldoende rustig en stabiel is voor [minderjarige] . De pleegzorgscreening is niet afgerond en het is niet duidelijk of de grootmoeder (mz) voldoende begeleidbaar en behandelbaar is. Ook heeft de moeder zorgen over mogelijke drugshandel in de woning van de grootmoeder (mz). De GI schrijft in het verslag dat er over vier weken een overleg is gepland om de lijnen kort te houden en zodat de samenwerking transparant is. Dit stelt de moeder niet gerust. In het verslag van [zorggroep] staat dat er binnen zes maanden in kaart moet worden gebracht wat er nodig is voor [minderjarige] . Dat had eerder moeten gebeuren. Ook voor grootmoeder (mz) moet er binnen een half jaar ambulante begeleiding komen. De grootmoeder (mz) is dus nog niet klaar om alles in goede banen te leiden. De moeder vindt dit niet juist. Er is veel kunst- en vliegwerk nodig in de leefsituatie bij de grootmoeder (mz). De moeder vindt dit vreemd omdat zij het eens is met de ondertoezichtstelling en zelf open staat voor hulp en steun. Zij krijgt inmiddels drie uur per week begeleiding van [instantie 1] en het huis is opgeknapt. Omdat de moeder zich wel begeleidbaar en behandelbaar opstelt, terwijl er in de situatie bij de grootmoeder (mz) veel hulp en steun nodig is en [instantie 2] nog steeds twijfels heeft, zou [minderjarige] beter terug naar de moeder kunnen. In zoverre moet het hof terugkomen op de (tussen)beschikking en op basis van de nieuwe informatie beslissen om de machtiging tot uithuisplaatsing te vernietigen vanaf 1 juli.
9.2.
De raad voert – samengevat – het volgende aan. De raad heeft op 29 mei 2024 contact gehad met de GI. Hieruit bleek dat de definitieve pleegzorgscreening nog steeds niet is afgerond, omdat er zaken met betrekking tot de grootmoeder (mz) onduidelijk blijven en de afwikkeling traag verloopt. De grootmoeder (mz) levert de benodigde informatie wel aan, zoals een verklaring van een referent uit haar eigen netwerk ten aanzien van haar opvoedcapaciteiten, maar het aanleveren van deze informatie duurt erg lang. Dit heeft een remmend effect op de screening. De grootmoeder (mz) heeft benoemd dat zij voornemens was een traject voor EMDR aan te gaan in verband met PTSS, maar dat zij dit traject niet heeft kunnen starten vanwege de pleegzorgplaatsing van [minderjarige] . Bij doorvragen door [instantie 2] wordt niet duidelijk in welke mate grootmoeder (mz) klachten ervaart en waardoor de PTSS zou zijn ontstaan. [instantie 2] heeft vragen over de begeleidbaarheid van grootmoeder (mz), nu het haar niet lukt om openheid en transparantie te bieden over voor [minderjarige] belangrijke zaken, zoals PTSS en de oorzaak, ernst en behandeling daarvan. Ook navraag bij de gespecialiseerde thuiszorg van [thuiszorg] levert onvoldoende duidelijkheid op: de betrokken professional geeft enkel aan dat grootmoeder (mz) eigen redenen heeft om het EMDR-traject aan te gaan, dan wel on hold te zetten. Medio mei 2024 heeft er een RTO plaatsgevonden met de bij [minderjarige] en grootmoeder (mz) betrokken professionals. Hier heeft school aangegeven een positieve ontwikkeling te zien bij [minderjarige] : zij zit beter in haar vel sinds zij bij grootmoeder (mz) verblijft en maakt een verzorgde indruk. Volgens school komt [minderjarige] nu aan ontwikkeling toe. De GI is voornemens om 6 juni 2024 aan te sluiten bij een gesprek van [instantie 2] Pleegzorg met grootmoeder (mz), om het belang van een transparante en voortvarende samenwerking te onderstrepen, ook in het kader van de zorgen in de (tussen)beschikking van 16 mei 2024 genoemd worden.
Naar aanleiding van de informatie van de GI van 10 juni 2024 is de raad gerustgesteld. Er is ambulante hulpverlening in de situatie bij de grootmoeder (mz) en die hebben goede ervaringen met de grootmoeder (mz) en [minderjarige] . Er wordt geluisterd naar de adviezen en met de tips wordt aan de gang gegaan. Het belangrijkste is dat het nu goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] heeft aangegeven dat zij terug zou willen naar de moeder, maar dat daar wel eerst iets moet gebeuren. De moeder is er mee bezig, maar drie uur begeleiding per week is niet veel. Ook is dit nog heel pril en is het de vraag of dit stand zal houden. De doelen waar [instantie 1] aan werkt zijn veelal van praktische aard, terwijl er juist veel zorgen zijn over moeders persoonlijke problematiek. Daar is geen informatie over.
De raad acht het in het belang van [minderjarige] dat het oorspronkelijke verzoek wordt toegewezen en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd. Met intensieve hulpverlening zal moeten worden onderzocht of [minderjarige] weer terug naar de moeder zal kunnen.
9.3.
De GI brengt – samengevat – het volgende naar voren. Op 6 juni 2024 heeft er een overleg plaatsgevonden met medewerkers van [instantie 2] en de ambulant begeleider van [minderjarige] vanuit [zorggroep] . In dit gesprek is naar voren gekomen dat de pleegzorgscreening zo lang duurt omdat [instantie 2] twijfels heeft over de samenwerking en begeleidbaarheid van de grootmoeder (mz). Dit heeft te maken met het geheugenverlies van de grootmoeder (mz). Het eigen behandeltraject van de grootmoeder (mz) zou op dit moment stop liggen.
[zorggroep] heeft het meest zicht op de grootmoeder (mz) en [minderjarige] . De [zorggroep] ziet dat grootmoeder (mz) aan de bel trekt wanneer het nodig is, goed in verbinding staat met de ambulant hulpverlener, adviezen aanneemt en het beste met [minderjarige] voor heeft. [zorggroep] heeft aangeboden om meer uren in te zetten bij de grootmoeder (mz) thuis wanneer er twijfels blijven. Er is daarom nog een overleg met [instantie 2] gepland om de lijnen kort te houden en de samenwerking transparant. De GI maakt zich ernstige zorgen om [minderjarige] wanneer zij terug zou moeten naar de moeder of elders zou moeten wonen.
9.4.
Het hof overweegt het volgende.
9.4.1.
In de (tussen)beschikking van 16 mei 2024 heeft het hof reeds gemotiveerd beslist dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is om haar uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de moeder, terwijl de moeder deze zorgen niet erkent en hulp onvoldoende accepteert. Hoewel de moeder inmiddels drie uur per week hulp krijgt van [instantie 1] en de woning opgeknapt en schimmelvrij is, zijn de overige zorgen onverminderd aanwezig. Het hof heeft dan ook geen aanleiding om terug te komen op deze eerdere beslissing ten aanzien van de noodzaak van de machtiging tot uithuisplaatsing. Een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is ook nu nog steeds noodzakelijk.
9.4.2.
Het hof heeft in de (tussen)beschikking wel zorgen geuit over de plaatsing van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van de grootmoeder (mz). Er is naar voren gekomen dat de situatie sinds het oorspronkelijke verzoek van de raad feitelijk is gewijzigd en er zijn zorgen ontstaan. Zo heeft de moeder zorgen geuit over mogelijk drugsgebruik door de grootmoeder (mz) en is er een Veilig Thuis-melding over de grootmoeder gedaan. De pleegzorgscreening ten aanzien van grootmoeder (mz) is nog niet afgerond. Inmiddels is er nieuwe informatie gekomen. Gelet op deze nieuwe informatie ziet het hof enerzijds een positieve ontwikkeling waar het gaat om de begeleiding, aandacht en zorg die er is ten aanzien van de grootmoeder (mz). Anderzijds is gebleken dat de pleegzorgscreening nog steeds niet is afgerond en dat dit zo lang duurt omdat [instantie 2] twijfels heeft over de samenwerking en de begeleidbaarheid van de grootmoeder (mz). Over de overige zorgen die tijdens de eerste mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren zijn gekomen, zoals naar aanleiding van de Veilig Thuismelding, is geen nieuwe informatie gekomen. Het hof acht zich daarom nog steeds niet voldoende voorgelicht om in het belang van [minderjarige] een beslissing te nemen op het volledige inleidende verzoek van de raad voor de plaatsing in dit specifieke netwerkpleeggezin voor de duur van ondertoezichtstelling. Het hof zal de bestreden beschikking daarom voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van 1 juli 2024 tot 1 september 2024 bekrachtigen en voor het overige de beslissing aanhouden, in afwachting van nadere informatie over de pleegzorgscreening en de zorgen die bestaan over de situatie bij de grootmoeder (mz). Het hof wil uiterlijk 16 juli 2024 duidelijkheid over de stabiliteit en veiligheid van [minderjarige] in dit netwerkpleeggezin. Hierbij wil het hof eveneens weten welke gevolgen deze informatie heeft voor het oorspronkelijke verzoek van de raad.
9.4.3.
Het hof zal partijen oproepen voor een (voortgezette) mondelinge behandeling op donderdag 25 juli 2024 om 10.00 uur in het Paleis van Justitie in ’s-Hertogenbosch.
9.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

10.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 december 2023 voor wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 1 juli 2024 tot 1 september 2024 in een netwerkpleeggezin, te weten het gezin van de grootmoeder moederzijde en de stiefgrootvader;
verzoekt de raad zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk
16 juli 2024, het hof schriftelijk te informeren over hetgeen vermeld in rechtsoverweging 9.4.2., met gelijktijdige verzending van de informatie aan de overige partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan en roept partijen op om op
donderdag 25 juli 2024 om 10.00 uurte verschijnen op de voortgezette mondelinge behandeling in het Paleis van Justitie, Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij op 11 juni 2024 en op schrift gesteld op 25 juni 2024.