ECLI:NL:GHSHE:2024:2089

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
20-002810-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voorbereidingshandelingen voor de bewerking van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een cocaïnewasserij, waar op grote schaal cocaïne werd bewerkt uit karton. De verdachte werd op 18 november 2019 aangehouden in de nabijheid van de loods waar de cocaïnewasserij was aangetroffen. Tijdens de aanhouding rook zijn kleding naar een chemische stof die op benzine leek, en er werd cocaïne aangetroffen op zijn kleding en schoenen. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van betrokkenheid, voldoende bewijs had geleverd dat hij samen met anderen had gehandeld. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij de cocaïnewasserij, maar het hof verwierp deze argumenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden, met aftrek van voorarrest, en de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 507,50 werd gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002810-20
Uitspraak : 1 mei 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-276690-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1), ‘medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ (feit 2) en ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van een inbeslaggenomen hoeveelheid geld (€ 507,50). De rechtbank heeft tot slot het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank .
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 september 2019 tot en met 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, (een) middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende één of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 september 2019 tot en met 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en), immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) in de voornoemde periode in voornoemde pleegplaats
- een (grote) hoeveelheid verpakkingen met daarin (grote) hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen voorhanden gehad, waaronder benzine en/of ethylacetaat en/of aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur, en/of
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en) voorhanden gehad, waaronder een of meerdere magnetron(s) en/of metalen logo’s;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer één of meer hoeveelhe(i)d(en) van in totaal ongeveer 73,6 kilogram cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2019 tot en met 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bewerkt, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 1 november 2019 tot en met 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict, immers, hebben hij, verdachte en zijn mededaders in de voornoemde periode in voornoemde pleegplaats
- een (grote) hoeveelheid verpakkingen met daarin (grote) hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen voorhanden gehad, waaronder benzine en ethylacetaat en aceton en zoutzuur en zwavelzuur, en
- onderdelen van een productieopstellingen voorhanden gehad, waaronder magnetrons en metalen logo’s;
3.
hij op 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal ongeveer 72,9 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2019 (p. 234-235), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Vandaag 18 november 2019 had ik dienst met collega [verbalisant 6] . Omstreeks 17.45 uur kregen wij van het operationeel centrum Middelburg een melding te gaan naar [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]) in [plaats 1] . Aldaar werd een vreemde lucht geroken uit het riool op straat. Ter plaatse zag ik dat de brandweer reeds met twee voertuigen ter plaatse was. Ook zag ik verschillende personen van de handhaving gemeente [gemeente] tezamen met de AOV'er [verbalisant 2] . Zij stonden allemaal op het terrein van het tankstation ' [locatie] '. Vanaf de [straat 2] gezien met het gezicht naar het tankstation bevond zich rechts naast dat tankstation een metalen hek. Achter dit hek bevond zich een loods met [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]). Dit hek was afgesloten middels een kettingslot. Achter dit hek staande kijkende naar die loods was een roldeur te zien. Rechts van deze roldeur was een bakstenen uitbouw te zien waar enkele ramen en twee kunststof deuren in zaten. De AOV'er vertelde ons dat er vandaag weer een melding van een bewoner in de [straat 2] was geweest dat die een benzinelucht rook die uit het riool leek te komen. Ongeveer twee weken geleden was zo een melding ook al gedaan. Hij vertelde mij dat de brandweer het riool op straat ter hoogte van het tankstation had geopend en daar direct een hele penetrante lucht uit rook. Deze lucht rook sterk naar benzine. Toen ik in de put keek, rook ik dit ook direct. De brandweer had uitgezocht welke panden zaten aangesloten op dit riool. Dit waren er drie. Het tankstation, de sportschool en het pand met [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]). De sportschool was niets mee aan de hand en het tankstation hadden ze door een expert laten onderzoeken. Ook hier was niets mee aan de hand en technisch in orde. Hierdoor bleef de loods met [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]) over.
Om 18.21 uur verbrak de brandweer het kettingslot waarmee het hek was afgesloten, middels een hydrologische nijptang.
Om 18.24 uur werd door ons, de gemeente en de brandweer het terrein betreden.
Door een brandweerman werd een vluchtige stof gemeten bij een
beluchtingsrooster rechts naast de roldeur. De lucht uit het riool was ook een
vluchtige stof.
De brandweer probeerde een kunststof deur in de uitbouw te forceren zonder het produceren van vonken. Dit lukte niet.
Om 18.58 uur werd er door de brandweer een houten deur geopend die zich links naast de roldeur bevond. Dit lukte, echter zat er een houten wandje achter. Toen dit wandje werd ingetrapt, zag ik een ruimte waarin verschillende kunststof vaten stonden met daarin een bruine substantie. Ik stond op veilige afstand, maar ook daar rook ik direct weer die benzinelucht.
Toen de brandweer uit de loods ging hadden ze de houten plaat terug van binnenuit tegen de deuropening gezet en de houten deur dicht geduwd.
Omstreeks 20.45 uur hoorde ik een collega roepen dat er meerdere verdachten weg renden vanaf het terrein met [adres 2] de openbare weg op. Dit bleken uit eindelijk zes verdachten te zijn. Hiervan hielden ik samen met collega [verbalisant 3] (
het hof begrijpt: [verbalisant 3]) er drie aan in de voortuin rechts naast te woning met [adres 2] . Achter deze woning bevond zich de betreffende loods. Ik zag dat alle ramen van de woning waren afgesloten middels rolluiken. De voordeur van de woning was afgesloten voor en na de aanhoudingen. Toen ik later naar de houten deur van de loods liep die de brandweer had geopend, zag ik dat die op een kier stond. Toen ik die voorzichtig opende zag ik dat die houten plaat nu grotendeels naar rechts open stond. Hieruit kon ik opmaken dat de verdachten zich waarschijnlijk in de loods bevonden en via deze deur naar buiten waren gevlucht.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2019 (p. 63), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 18 november 2019 was ik aanwezig in de omgeving van het adres [adres 2]
(
het hof begrijpt: [adres 2]) [adres 2] . Plotseling hoorde ik dat er werd geroepen. Ik hoorde niet precies wat er werd gezegd, maar ik zag dat er op dat moment een persoon kwam aanrennen welke door een brandweerman werd tegengehouden. Direct daarna hoorde ik over de portofoon dat er personen vanaf de plaats delict waren weggerend. Ik ben vervolgens terstond naar de brandweerman gerend die een persoon onder controle hield. Ik heb deze persoon vervolgens aangehouden. De plaats van aanhouding was op het terrein van het tankstation [locatie] . Later bleek mij dat deze verdachte [verdachte] was genaamd. Omdat er op dat moment door collega's ter plaatse nog 5 andere aanhoudingen werden verricht, moest ik met de aangehouden verdachte ter plaatse wachten op transport. Gedurende dit wachten viel me op dat de kleding van de verdachte (
het hof begrijpt: [verdachte]) erg stonk. Ik vond het een chemische lucht, een beetje gelijkend op de lucht van benzine.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2019 (p. 67), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Verdachte genummerd met letter B is genaamd [verdachte] . Verdachte klom als eerste over het hek, vanaf het terrein waar het drugslab is aangetroffen, aan de zijde [straat] . Verdachte [verdachte] vluchtte vanaf het hek de [straat] op, in de richting van de [straat 2] . Hij is op de kruising [straat] met de [straat 2] aangehouden. Verdachte genummerd met letter D is genaamd [medeverdachte 3] . Verdachte (
het hof begrijpt: [medeverdachte 3]) klom direct na verdachte [verdachte] over het hek, vanaf het terrein waar het drugslab is aangetroffen, aan de zijde [straat] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019 (p. 73-74), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Aanvullend proces verbaal van bevindingen, in verband met het aantreffen van een drugslab op maandag 18 november 2019 op het perceel [adres 2] . Dit volledige perceel had het [adres 2] . In mijn eerdere bevindingen benoemde ik ook het [adres 2] , dit is echter onjuist. Op het perceel [adres 2] is zowel de woning als de loods met uitbouw gevestigd. Toen ik omstreeks 20.55 uur ter hoogte van het hek naast het tankstation stond hoorde ik een collega roepen over de portofoon en hoorde aan het volume van het roepen dat er iets aan de hand was. Ik keek om mij heen en zag dat er een aanhouding plaats vond ter hoogte van de kruising [straat 2] met de [straat] . Dit bleek later verdachte [verdachte] te zijn. Ik hoorde ook iemand roepen dat er verdachten van het perceel af kwamen rennen. Ik zag dat collega [verbalisant 3] van uit de [straat] kwam rennen en riep dat er nog meer waren. Ik zag dat hij terugrende in de richting van het hek aan de [straat] . Ik rende achter hem aan. Aangekomen bij het hek zag ik dat er een persoon voor het hek op de grond zat en geboeid was aan dit hek. Dit bleek later verdachte [medeverdachte 3] te zijn. Ik zag dat collega [verbalisant 3] over het hek klom om in de voortuin van de woning te komen. Ik volgde en klom ook over dit hek. Eenmaal in de tuin renden wij naar rechts om rechts naast de woning te komen. Aldaar zag ik nog drie verdachte personen. Ik zag dat een van deze personen blauwe handschoenen aan had. Ik riep samen met collega [verbalisant 3] deze personen aan en vertelde hun dat ze waren aangehouden. Dit bleken later de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] te zijn.
Toen ik bij de drie verdachten samen met collega [verbalisant 3] boeien aan het aanleggen was, rook ik direct de sterke chemische geur die ik eerder die avond uit het riool in de [straat 2] en het ontdekte drugslab had geroken. Het was een sterke chemische lucht die op de geur van benzine leek. Ik zag dat de kleding die ze droegen er vervuild uit zag en ik zag bij zeker een van de verdachten ook een paar plastic soort schoonmaak handschoenen in een van zijn broekzakken zitten. Een deel van die handschoenen was duidelijk zichtbaar. In verband met de meerdere verdachte en mogelijke sporen had ik de goederen die zij op zak hadden in hun kleding laten zitten. Kort daarna zijn wij met de drie verdachten om de woning heen gelopen, om vervolgens langs de loods bij het andere hek uit te komen aan de [straat 2] . Aldaar werden alle verdachten naast elkaar gezet en kregen zij een witte overal aan. Al hun eigen kleding en goederen die zij bij zich droegen werden in afzonderlijk zakken opgeborgen. Deze zakken werden middels de letters A t/m F in combinatie met hun namen gekoppeld. Ik hoorde daar van collega's dat er in totaal zes verdachten waren aangehouden. Collega [verbalisant 6] had ter hoogte van het hek bij de [straat 2] ook een verdachte aangehouden, welke later [medeverdachte 1] te zijn.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2019 (p. 78), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 18 november 2019 zijn er 6 personen aangehouden. Verdachte [verdachte] zat op een lage plantenbak. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand naar zijn rechterjaszak ging. Ik zag dat hij hier een wit met blauw boekje uit haalde en deze achter zijn rug bracht. Ik heb [verdachte] direct omhoog getild. Net op dat moment werd een andere verdachte ook op deze plantenbak neergezet. Toen [verdachte] stond, zag ik dat in de plantenbak een wit met blauw notitieboekje.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019 (p. 216-218), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Onder verdachte [verdachte] werd het navolgende in beslag genomen:
- een notitieblok.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2020 (p. 1041), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op 18 november 2019 werd onder verdachte [verdachte] een kladblok (
het hof begrijpt: notitieboekje/notitieblok) in beslag genomen. Aan dit kladblok werd vervolgens onderzoek verricht. Bij dit onderzoek werden in het desbetreffende kladblok tekeningen aangetroffen, welke overeenkomen met materialen/ketels die in de cocaïnewasserij te [plaats 1] werden aangetroffen. Tevens werden doorgedrukte pagina’s aangetroffen, waarvan de tekst leesbaar kon worden gemaakt en waarop hoeveelheden staan omschreven en waarin gesproken wordt over ‘base’ en ‘zakken’.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 27 januari 2020 (p. 211), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Veiligstellen kleding:
Onze eerste inzet op maandag 18 november 2019 betrof het veiligstellen van de kleding van zes aangehouden verdachten. Deze verdachten werden op het terrein [adres 2] in afwachting van onze komst opgehouden. Door ons werd iedere verdachte apart gefotografeerd in de kleding zoals wij hem ter plaatse geboeid aantroffen. Vervolgens heb ik, per verdachte, de bovenkleding (jas en/of trui), de broek en de schoenen apart in schone droge papieren zakken verpakt. Deze papieren zakken zijn door mij per verdachte apart in een schone ongebruikte plastic zak verzegeld met vermelding van letter A t/m F.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019 (p. 216-218), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 18 november 2019 werd er een cocaïnewasserij aangetroffen in [plaats 1] . Hierbij werden 6 verdachten aangehouden. Onder de verdachten werden diverse goederen, kleding en schoeisel in beslag genomen. Per verdachte was er een (1) plastic zak met daarin diverse papieren zakken. De plastic zakken waren genummerd A tot en met F. Bij het openen van de plastic zakken rook ik, verbalisant [verbalisant 7] , een zoete weeïge chemische lucht die afkomstig was van de kleding en schoeisel.
A [medeverdachte 1]
B [verdachte]
C [medeverdachte 2]
D [medeverdachte 3]
E [medeverdachte 4]
F [medeverdachte 5]
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2020 (p. 271-275), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Op 18 november 2019 had ik piketdienst bij de Districtsrecherche de Markiezaten. Omstreeks 22:00 uur ben ik naar [adres 2] gegaan in verband met een aangetroffen drugslaboratorium. Toen ik daar ter plaatse was ben ik ook het drugslaboratorium binnen gegaan. Ik zag dat er aan de loods een ruimte vast zat, ruimte H. Ik zag dat deze ruimte H als slaapgedeelte was ingericht. Ik zag dat hier 8 slaapplaatsen waren ingericht. Deze slaapplaatsen bestonden per slaapplaats uit 1-2 matrassen waarbij de matrassen dan op elkaar lagen. Ik zag dat het erop leek dat deze slaapplaatsen recent nog gebruikt waren.
11.
Het proces-verbaal onderzoek Westminster, forensisch onderzoek schoenen, d.d. 1 februari 2020 (p. 453-454), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] :
Op 7 januari 2020 ontving ik één (1) plasticzak met daarin sporendragers,
kledingstukken en schoenen van één (1) verdachte.
Goednummer: PL2000-2019277756-2124785
SIN: AANC0241NL
Object: Schoeisel (Sport)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Merk/type: Nike
Kleur: Rood
Eigenaar: [medeverdachte 4] , geboren [geboortedag 2] 1979.
Forensisch onderzoek aan de schoenen
Ik zag dat het één (1) paar schoenen van de verdachte restanten karton/pulp bevatte. De door mij waargenomen restanten karton/pulp op en rondom het één (1) paar schoenen komen visueel/soortgelijk overeen met de karton/pulp dat door mij en de politiemedewerkers van LFTO werd aangetroffen in de loods/lab aan [adres 2] .
12.
Het proces-verbaal onderzoek Westminster, forensisch onderzoek schoenen, d.d. 1 februari 2020 (p. 455-456), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] :
Op 7 januari 2020 ontving ik vijf (5) plasticzakken met daarin sporendragers, kledingstukken en schoenen van de vijf (5) verdachten. Deze zijn veiliggesteld tijdens het onderzoek ingevolge de vervaardigen harddrugs (lijst I) op het adres [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]), [adres 2] . Het ging hier om het bewerken van het vermoedelijk cocaïne bevattende karton door deze tot pulp te malen in water en vervolgens hieruit met behulp van voornoemde chemicaliën cocaïne terugwinnen uit het kartonnen drager materiaal. Reden hiertoe was de waarschijnlijke aanwezigheid van cocaïne gerelateerde sporen, waardoor, gelet op het gevaar voor contaminatie en/of kwetsbaarheid van de sporendragers, werden de kledingstukken en schoenen separaat van elkaar veiliggesteld en gewaarmerkt voor een eventueel nader in te stellen onderzoek "verdovende middelen".
Object: Schoeisel (Schoen)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Kleur: Zwart
Eigenaar: [medeverdachte 1] , geboren [geboortedag 3] 1990.
Object: Schoeisel (Schoen)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Kleur: Zwart
Eigenaar: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1988.
Object: Schoeisel
Merk/type: New Balance
Kleur: Geel
Eigenaar: [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag 4] 1960.
Object: Schoeisel (Schoen)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Merk/type: Fila
Kleur: Bruin
Eigenaar: [medeverdachte 3] , geboren [geboortedag 5] 1977.
Object: Kleding
Aantal/eenheid: 2 stuks
Merk/type: Schoenen Instap
Kleur: Bruin
Eigenaar: [medeverdachte 5] , geboren [geboortedag 6] 1955.
Forensisch onderzoek aan de schoenen
Ik zag dat alle vijf (5) paar schoenen van de vijf (5) verdachten restanten karton/pulp bevatten. De door mij waargenomen restanten karton/pulp op en rondom de vijf (5) paar schoenen komen visueel/soortgelijk overeen met de karton/pulp dat door mij en de politiemedewerkers van LFTO werd aangetroffen in de loods/lab aan [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]) [adres 2] .
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2020 (p. 713), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
In verband met het onderzoek naar de strafbare feiten in onderhavig onderzoek werd onder andere verdachte [medeverdachte 4] gehoord. Hij verklaarde, onder andere, dat hij niet in de loods was geweest op [adres 2] en dat als er mogelijk kartonpulp/kartonafval onder zijn schoenen terecht zou zijn gekomen, dit zou zijn gebeurd toen hij werd aangehouden, daar de ondergrond buiten de loods ook zou zijn vervuild. Ik, verbalisant, heb vervolgens de foto’s, welke genomen zijn kort na het aantreffen van de cocaïnewasserij, nogmaals bekeken en zag daar geen vervuiling van kartonpulp/kartonafval op, buiten de loods. Tevens heb ik, verbalisant, aan de aanhoudende verbalisant van verdachte [medeverdachte 4] de vraag gesteld of er, ten tijde van deze aanhouding sprake was van vervuiling van de ondergrond met betrekking tot kartonpulp/kartonafval. Aan mij werd mede gedeeld dat dit zeker niet het geval was. Sterker nog er werd mij, verbalisant, medegedeeld dat er überhaupt geen sprake was van enige vervuiling op deze locatie buiten de loods.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2020 (p. 777-784), proces-verbaalnummer 93, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
In verband met de onderzochte feiten, in onderhavig onderzoek, werd het navolgende goed in beslag genomen onder verdachte [medeverdachte 3] :
Beslagnummer: 2124682
Goednummer: 19-1133-005 (UL) (UF)
Soort: Smartphone
Merk en type: Apple iPhone 6S Plus (Al 687)
Uit het onderzoek (
het hof begrijpt: aan de voornoemde in beslag genomen telefoon) bleek tevens de navolgende bijzonderheden:
Op de telefoon stond een zeer groot aantal foto’s waarbij een aantal opvallende (
het hof begrijpt: door verbalisant geselecteerd en genummerd 1 tot en met 25).
Aan foto 7 t/m 25 zitten GPS coördinaten gekoppeld. Deze GPS coördinaten komen overeen met een locatie in Nederland, zijnde de [straat 2] te [plaats 1] ter hoogte van nummer [nummer] . Dit betreft tevens de locatie waar de cocaïne wasserij is aangetroffen op 18 november 2019. De goederen die zichtbaar zijn op foto 7 t/m 25 komen overeen met de aangetroffen materialen op de plaats delict aan [adres 2] . In de telefoon stonden ook nog een aantal WhatsApp chats, deze bleken in de Spaanse taal te zijn.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2020 (p. 792-803), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
In verband met de onderzochte feiten, in onderhavig onderzoek, was in het proces-verbaal, voorzien van nummer 93 , al een uiteenzetting gemaakt van de aangetroffen bijzonderheden in de telefoon, welke in beslag was genomen onder verdachte [medeverdachte 3] . In deze telefoon werden tevens een tweetal relevante WhatsApp chats aangetroffen. Deze chats waren allen in de Spaanse taal en werden, na te zijn veilig gesteld, vertaald door een beëdigd
tolk/vertaler.
groen (zeer vermoedelijk verdachte [medeverdachte 3] .)
blauw + dikgedrukt (zeer vermoedelijk de vriendin/vrouw van verdachte [medeverdachte 3] )
Groen 2-11 -2019 00:00:03
Bb ik lig op bed ben kapot
Groen 2-11-2019 00:00:21
Morgen vroeg op en weer bikkelen
Groen 2-11-20 19 00:00:48
Goed liefje. Godzijdank zijn we inmiddels begonnen met werken
Groen 3-11-2019 22:23:55
Hier met 10 man op de grond
Groen 3-11-2019 22:24:00
Allemaal op de grond
Blauw 3-11-20 19 22:24:25
Jee heftig en maken jullie een beetje lol bb
Groen 3-11-2019 22:24:44
Nee schat je mag hier geen herrie maken
Groen 3-11-2019 22:25:07
Het is allemaal heel strak georganiseerd
Groen 7-11-2019 21:52:43
Zeker schat we zijn nog niet eens op de helft maar gisteren zijn er drie mensen extra gebracht om te helpen en er komen een paar machines zodat het sneller gaat
Groen 12-11-2019
Schat je mag hier niet eens wap gebruiken. Er zijn 2 opzichters eentje vanuit de huurder en de andere van die mensen hier
Ik ben hier elke ochtend om 6 of 7 uur op en aan het werk om een klus af te maken die op een nachtmerrie begon uit te lopen
Groen 14-11-2019
Schat wij komen niet buiten je weet toch dat we op de werkplaats slapen
Groen 15-11-2019
Hier waar wij zitten hebben we sinds onze aankomst geen daglicht gezien
De mensen hier trekken het ook bijna niet meer
Gisteren waren we 2 weken hier
Sinds we begonnen met werken
Groen 18-11-2019
Schat de politie is er
Politie staat buiten
Er is geen uitweg schat
We zitten binnen en buiten de brandweer en de politie.
16.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 3 maart 2020 (p. 427-431), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11]:
Aanleiding onderzoek
Op maandag 18 november 2019 omstreeks 21:20 uur kreeg ik het verzoek van de forensische Coördinator, Broers, om een onderzoek in te stellen in een loods, op de locatie [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]) [adres 2] .
Via de openstaande sectionaaldeur werd door mij de loods, ruimte C betreden. Door mij werd in deze ruimte (C) een typerende geur waargenomen die ik herken als zijnde de geur die vrij komt bij het bewerken van cocaïne. In deze ruimte zag ik op verschillende plaatsen op de vloer verpakkingen verspreid liggen van chemicaliën. Tevens lagen er lege jerrycans, tonnen, kuipen en emmers met vloeistoffen ten behoeve van het bewerken van cocaïne verspreid in deze ruimte.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld :
Goednummer: PL2000-2019277734-2122727
SIN: AAMY9259NL
Object: Handschoen
Kleur: Groen
Land: Nederland
Inhoud: 1 paar huishoudhandschoen
Bijzonderheden: 18/11/19,ED, chemische-/productieruimte thv pulpbakken.
17.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 10 maart 2020 (p. 435-444), voor zover inhoudende:
SIN
Omschrijving bemonstering
Relatie met SIN
AAMY8299NL#01
dragersporen rechter handschoen
AAMY9259NL
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
AAMY8299NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
[verdachte] en minimaal een andere persoon
AAMY8299NL#01 (dragersporen rechter handschoen: AAMY9259NL).
Hypothese 5: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 6: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
DNA-mengprofiel AAMY8299NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
18.
Het proces-verbaal van het LFO d.d. 13 augustus 2020 (p. 663-674), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 12] :
Op 18 november 2019, omstreeks 21.30 uur en later, hebben wij, verbalisanten
[verbalisant 9] en [verbalisant 12] onderzoek verricht op de locatie [adres 2] . Naar aanleiding van stankklachten was op genoemde locatie door de lokale politie een onderzoek ingesteld, waarbij in het bedrijfspand een productieplaats van verdovende middelen, vermoedelijk van cocaïne, was aangetroffen. Vervolgens werd door ons in het bedrijfspand [adres 2] een oriënterend onderzoek ingesteld. Hierbij werd door ons de eerste maatregelen, zoals het wegnemen van voortzetting van gevaarlijke en/of schadelijke situaties en het nemen van de eerste bemonsteringen genomen. Tijdens dit onderzoek bleek ons dat er door middel van sandwich isolatieplaten en underlaymentplaten in het bedrijfspand enkele ruimten gecreëerd waren. Door ons werden deze aangetroffen ruimten gecodeerd. Deze codering betrof:
- Ruimte V (voorbereiding)
- Ruimte A (pers/afwerk)
- Ruimte C (chemische)
- Ruimte H (slaap/eet)
Ruimte C:
Bij aanvang van ons onderzoek stonden de overhead sectionaaldeur en de loopdeur allebei open. Toen wij voor de geopende sectionaaldeur stonden werd er door ons een sterke benzine geur waargenomen. Eenmaal in de loods werd door ons de typerende geur waargenomen die wij herkennen als zijnde de geur die vrij komt bij het bewerken van cocaïne. Gezien vanaf de sectionaaldeur stonden in het rechtergedeelte van de loods verpakkingen met chemicaliën, waaronder: benzine, ethylacetaat, aceton, zoutzuur en zwavelzuur. Tevens stonden er daar verspreid over de vloer van de loods vuilniszakken met afval, lege jerrycans en diverse tonnen, kuipen en emmers met vloeistoffen ten behoeve van het bewerken van cocaïne. Direct links van de sectionaaldeur bevond zich de wand van de inpandig gecreëerde ruimte A. Na deze ruimte A stonden links in de loods twee hydraulische vloeistofpersen, twee gecreëerde zeeftafels, diverse tonnen en dopvaten, kuipen en emmers met vloeistoffen en zakken gevuld met vochtig uitgeperst karton. Tussen deze goederen werden 5 “Jumbo” boodschappentassen aangetroffen met daarin cocaïne.
Ruimte V:
Binnen voor de buitendeur stond op de vloer een gemodificeerde RVS-vacuümvat op een palletwagen. Voor de wand links van de buitendeur stonden op de vloer twee grote speciekuipen. Op de randen van de speciekuipen lagen twee houten balken met daartussen respectievelijk één en twee elektrische mixers bevestigd. Beide speciekuipen waren geheel gevuld met een substantie van opgelost karton met een vloeistof. Gezien vanuit de loopdeur stonden links voor de wand enkele speciekuipen. Op een speciekuip bevond zich op de randen twee houten balken met daartussen een elektrische mixer bevestigd. De speciekuip was geheel gevuld met een substantie van opgelost karton met een vloeistof. In de overige speciekuipen bevonden zich restanten van opgelost karton met een vloeistof. Aan het plafond hing een buizen systeem bevestigd met daaraan drie spiraal verwarmingselementen. Het buizensysteem was gekoppeld aan een RVS-ketel. Vanaf deze ketel en het buizensysteem liepen de buizen door de wand naar de loods. Voor de rechterwand stonden drie speciekuipen. Op de randen van twee speciekuipen bevonden zich houten balken met daartussen ieder twee mixers bevestigd. In deze speciekuipen bevond zich karton met een vloeistof. Het karton in deze speciekuipen was minder ver gevorderd qua oplossing dan de substantie in de overige speciekuipen. In de derde speciekuip bevond zich een laag vloeistof met daarop vochtige en droge stukken karton.
Ruimte A:
In een kast hingen drie elektrische straalkachels ten behoeve van het drogen. Rechts daarvan stonden op een werkblad twee tafelweegschalen en een sealmachine. Op de vloer onder de werkbanken stonden enkele kartonnen dozen met goederen, waaronder: ballonnen, versnijdingsmiddel, sealzakken, kabelbinders, persmallen, papierrollen en overige goederen. Recht tegenover de ingang stonden op een werkbank twee magnetrons. Rechts voor de wand stond links naast de werkbank een hydraulische pers.
Ruimte H (slaap/eet)
Ruimte H was in gebruik als leefruimte.
Nader onderzoek en monsterneming
Wij hebben met schoon en ongebruikt monstername materiaal monsters genomen van diverse goederen. Deze monsters werden ter analyse overgebracht naar het NFI afdeling verdovende middelen te Den Haag.
SIN
LFO code
Omschrijving
Ruimte V (Voorbereidingsruimte)
AAMH0975NL
V1
Zwarte plastic zak, dichtgeplakt met ducttape, met daarin bruine karton snippers. Monster bruine kartonsnippers uit zwarte plastic zak.
AAMH0973NL
V4
Zwarte speciekuip, inhoud 1000 liter, geheel gevuld, met daarin kartonpulp in vloeistof. Monster uit zwarte speciekuip.
AAMH0971NL
V9
Zwarte speciekuip, inhoud 500 liter, geheel gevuld met bruin kartonpulp in een heldere vloeistof. Monster uit zwarte speciekuip.
AAMH0967NL
V11
Een op maat gemaakte RVS ketel aan bovenzijde via een slang gekoppeld, door de muur geleid, en uitkomend op een 220 liter vat die op een IBS was geplaatst. Monster uit aftap RVS ketel.
Ruimte C (Chemische ruimte)
AAJD5061NL
C1
C1A: Doek met bruto 7,16 kg vochtige
coke brokjes met geur oplosmiddel
(ethylacetaat)
AAJD5062NL
C1
C1B: Seal zak met 0,88 kg droge coke
brokjes en poeder
AAJD5063NL
C1
C1C: Seal zak met 0,1 kg droge coke
brokjes en poeder
AAJD5064NL
C2
C2A: Seal zak met opschrift ‘9,163’,
gewicht 9,163 kg vochtige coke brokjes
met geur oplosmiddel (ethylacetaat)
AAJD5065NL
C2
C2B: Seal zak met opschrift ‘8,619’,
gewicht 8,42 kg coke brokjes met geur
oplosmiddel (ethylacetaat)
AAJD5066NL
C3
C3A: Seal zak met opschrift ‘5,276’,
gewicht 5,22 kg vochtige coke brokjes met
geur oplosmiddel (ethylacetaat).
C3B: Seal zak vochtige brokjes
C3C: Seal zak vochtige coke brokjes
AAJD5067NL
C4
Jumbo tas
C4A: Seal zak met opschrift ‘3,197’,
gewicht 3,24 kg coke brokjes met geur
oplosmiddel (ethylacetaat)
C4B: Seal zak vochtige coke brokjes
AAJD5068NL
C5
Jumbo tas
C5A: Seal zak met opschrift ‘2,698’,
gewicht 2,68 kg coke brokjes met geur
oplosmiddel (ethylacetaat)
C5B: Seal zak vochtige coke brokjes
C5C: Seal zak vochtige coke brokjes
C5D: Seal zak vochtige coke brokjes
C5E: Seal zak vochtige coke brokjes
AAMH0976NL
C14
2 v 1000 liter IBC’s met methylacetaat.
C14A: Monster uit IBC
AAMH0974NL
C18
3 x blauwe oliedrums, inhoud 200 liter per
stuk. Monster uit oliedrum.
AAMH0968NL
C20
7 x 25 liter jerrycans + 2 x 30 liter
jerrycans rood en geel
= totaal 220 liter zoutzuur. Monster uit jerrycan
AAMH0978NL
C24
2 X gele jerrycan 25 liter
Opschrift Acetona.
Monster uit jerrycan.
AAMH0970NL
C26
2 Blauwe jerrycans. Inhoud totaal 30 liter. Monster uit jerrycan.
AAMH0980NL
C28
Witte jerrycan, inhoud 5 liter, opschrift
‘GOMMA’, gevuld met ongeveer 1,5 liter
crèmekleurige emulsie.
Monster uit jerrycan.
AAMG7736NL
C30-1
Witte emmer, inhoud ongeveer 80 liter,
met 20 centimeter oranjekleurige
vloeistof, met daarop een melkachtige
bovenlaag van ongeveer 3 centimeter.
FD oranje vloeistof = water met cocaïne.
FD melkachtige vloeistof = benzine
C30-1A: monster uit witte emmer, positief op cocaïne
AAMG7748NL
C30-2
Witte emmer, inhoud 50 liter, inhoud
oranje heldere vloeistof, ongeveer 20,5 centimeter.
Monster uit de witte emmer
AAMG7747NL
C30-3
Witte emmer, inhoud 20 liter met 14,5
centimeter oranje vloeistof, met daarop
een melkachtige drijflaag van ongeveer 6
centimeter.
Monster uit witte emmer.
AAMG7739NL
C35
Zwarte vuilniszak met vloeipapier.
Diverse logo’s, onder andere ‘545’, olifant
en ‘CALI’.
Monster alt vuilniszak.
AAMH0982NL
C38A
Pers, kleur rood/grijs, Inhoud grote hoop
karton, loopt uit in bak, afmeting 74 x 42
centimeter. Vloeistofhoogte ongeveer 21
centimeter. Zwak gele vloeistof, zwak
positief op cocaïne.
Kartonbezinksel op de bodem.
Monster uit de bak.
AAMG7745NL
C45
75 x witte zakken, ongeveer 25 kg per
stuk met kartonpulp
Monster uit witte zak.
AAMG7743NL
C47
4 x Kartonnen ton, ieder ongeveer 25 kg, met wit poeder. Monster uit kartonnen ton.
Interpretatie LFO
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar, op zeer grote schaal, cocaïne wordt bewerkt (versneden) ofwel wordt teruggewonnen uit een dragermateriaal.
Gezien de hoeveelheid aangetroffen verpakkingen met chemicaliën (indicatief: ethylacetaat, aceton, hexaan, benzine, zwavelzuur, zoutzuur, ammoniak), hoeveelheid afval (gebruikt nat karton en positief op cocaïne getest crêpepapier met logo afdrukken cocaïne), aantal gebruikte magnetrons (2) (drogen blokken cocaïne), verschillende metalen logo's, was deze locatie ingericht en gebruikt voor het op grote schaal bewerken van cocaïne c.q. terugwinnen van cocaïne uit een drager materiaal. Het ging hier om het bewerken van het vermoedelijk cocaïne bevattende karton door deze tot pulp te malen in water en vervolgens hieruit met behulp van voornoemde chemicaliën cocaïne terugwinnen uit het kartonnen drager materiaal.
19.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 19 juni 2020 (los opgenomen), voor zover inhoudende:
Het onderzoeksmateriaal werd op 3 december door [verbalisant 13] van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen overhandigd aan het NFI.
Interpretatie en conclusie
In een groot deel van de materialen is cocaïne aangetoond. Tevens werd een versnijdingsmiddel voor cocaïne aangetroffen ([AAMG7743NL). Daarnaast waren er materialen die voornamelijk bestaan uit MEK ([AAMH0974NL]) zoutzuur ([AAMHO968NL]), aceton ([AAMHO978NL]) en zwavelzuur
([AAMHO970NL])

Bijlage 1. Resultaten van het laboratoriumonderzoek

LFO code
Omschrijving LFO
SIN monster
NFI omschrijving monster
Analyseresultaat
Ruimte V (Voorbereidingsruimte)
V1
Zwarte plastic zak, dichtgeplakt met ducttape, met daarin bruine karton snippers. Monster bruine kartonsnippers uit zwarte plastic zak.
AAMH0975NL
monster stukken bruin karton, aantal
onderzocht: acht
bevatten cocaïne.
het gemeten gehalte
varieert van ca. 0% tot
10%, Het gemiddelde was
ca. 2%
V4
Zwarte speciekuip, inhoud 1000 liter, met
daarin kartonpulp in vloeistof
Roermechanisme idem als V3.
Monster uit zwarte speciekuip.
AAMH0973NL
monster vloeistof met bruine pulp
bevat cocaïne in water
V9
Zwarte speciekuip, inhoud 570 liter,
gevuld met bruin kartonpulp in een
heldere vloeistof,
Voorzien van een roermotor op 2 houten balken.
Witte speciekuip, inhoud 125 liter, met
restant bruin kartonpulp.
Monster uit zwarte speciekuip.
AAMH0971NL
monster vloeistof met bruine pulp
bevat cocaïne in water
V11
Gemodificeerde RVS ketel, aan bovenzijde
via een slang gekoppeld aan IBS
gaswasser. Door de muur loopt een
leiding, aangesloten op de onderzijde van
de RVS ketel. De RVS ketel is aan de
zijkant bovenzijde voorzien van een rvs
slang, gekoppeld aan een leidingsysteem.
Het leidingsysteem staat in verbinding met 3 verwarmingsspiralen.
Deze leiding loopt
terug door de muur, en komt uit op een
elektrische verwarmingsketel
Inhoud van de RVS ketel is een lichtgele
heldere vloeistof.
AAMH0967NL
monster lichtgele vloeistof
bevat een mengsel van o.a.
ethylacetaat en MEK met lage
concentraties cocaïne en cocaïne gerelateerde stoffen
Ruimte C (Chemische ruimte)
C1
Jumbo tas
C1A: Doek met bruto 7,16 kg vochtige
coke brokjes met geur oplosmiddel
(ethylacetaat)
AAJD5061NL
monster crèmekleurige brokjes
bevat vnl. cocaïnebase
C1B: Seal zak met 0,88 kg droge coke
brokjes en poeder.
AAJD5062NL
monster crèmekleurig poeder
bevat vnl. cocaïne
hydrochloride
met levamisol en/of dexamisol
C1C: Seal zak met 0,1 kg droge coke
brokjes en poeder.
AAJD5063NL
monster lichtroze poeder
bevat vnl. cocaïne hydrochloride
C2
Jumbo tas
C2A: Seal zak met opschrift ‘9,163’,
gewicht 9,163 kg vochtige coke brokjes
met geur oplosmiddel (ethylacetaat).
AAJD5064NL
monster crèmekleurige brokjes
bevat vnl. cocaïnebase
C2B: Seal zak met opschrift ‘8,619’,
gewicht 8,42 kg coke brokjes met geur
oplosmiddel (ethylacetaat).
AAJD5065NL
monster crèmekleurige brokjes
bevat vnl. cocaïnebase
C3
Jumbo tas
C3A: Seal zak met opschrift ‘5,276’,
gewicht 5,22 kg vochtige coke brokjes met
geur oplosmiddel (ethylacetaat).
C3B: Seal zak vochtige brokjes
C3C: Seal zak vochtige coke brokjes.
AAJD5066NL
monster crèmekleurige brokjes
bevat vnl. cocaïnebase
C4
Jumbo tas
C4A: Seal zak met opschrift ‘3,197’,
gewicht 3,24 kg coke brokjes met geur
oplosmiddel (ethylacetaat)
C4B: Seal zak vochtige coke brokjes.
AAJD5067NL
monster crèmekleurige brokjes
bevat vnl. cocaïnebase
C5
Jumbo tas
C5A: Seal zak met opschrift ‘2,698’,
gewicht 2,68 kg coke brokjes met geur
oplosmiddel (ethylacetaat)
C5B: Seal zak vochtige coke brokjes
C5C: Seal zak vochtige coke brokjes
C5D: Seal zak vochtige coke brokjes
C5E: Seal zak vochtige coke brokjes.
AAJD5068NL
monster crèmekleurige vochtige brokjes
bevat vnl. cocaïnebase
C14
2 v 1000 liter IBC’s met methylacetaat.
Monster uit IBC.
AAMH0976NL
monster kleurloze vloeistof
bevat vnl. ethylacetaat
C18
3 x blauwe oliedrums, inhoud 200 liter per
stuk. Monster uit oliedrum.
AAMH0974NL
monster kleurloze vloeistof
bevat vnl. MEK
C20
7 x 25 liter jerrycans + 2 x 30 liter
jerrycans rood en geel = totaal 220 liter zoutzuur. Monster uit jerrycan.
AAMH0968NL
monster kleurloze vloeistof
bevat een geconcentreerde
zoutzuuroplossing
C24
2 X gele jerrycan met inhoud 25 liter, vol.
Opschrift Acetona.
Monster uit jerrycan.
AAMH0978NL
monster kleurloze vloeistof
bevat vnl. aceton
C26
2 Blauwe jerrycans, Inhoud 25 liter.
Inhoud totaal 30 liter zwavelzuur.
Monster uit jerrycan.
AAMH0970NL
monster kleurloze vloeistof
bevat vnl. zwavelzuur
C28
Witte jerrycan, inhoud 5 liter, opschrift
‘GOMMA’, gevuld met ongeveer 1,5 liter
crèmekleurige emulsie.
Monster uit jerrycan.
AAMH0980NL
monster lichtbruine substantie
bevat vnl. cocaïnebase
C30-1
Witte emmer, inhoud ongeveer 80 liter, voor een kwart deel gevuld met oranjekleurige vloeistof met daarop een melkachtige bovenlaag van ongeveer 3 centimeter. Monster uit witte emmer.
AAMG7736NL
witte troebele vloeistof op een lichtgele
vloeistof
de witte troebele vloeistof bevat
vnl. benzine, de lichtgele
vloeistof is een zure waterige
oplossing van cocaïne
C30-2
Witte emmer 50 liter, gevuld met ongeveer 20 liter oranje heldere vloeistof. Monster uit witte emmer.
AAMG7748NL
lichtgele vloeistof
bevat een zure waterige
oplossing van cocaïne
C30-3
Witte emmer 20 liter met 14,5 centimeter oranje vloeistof, met daarop een melkachtige drijflaag. Monster uit witte emmer.
AAMG7747NL
witte troebele vloeistof op een lichtgele
vloeistof
de witte troebele vloeistof bevat
vnl. benzine, de lichtgele
vloeistof is een zure waterige
oplossing van cocaïne
C35
Zwarte vuilniszak met vloeipapier. Diverse logo’s onder andere ‘545’, olifant
en ‘CALI’.
Monster uit vuilniszak.
AAMG7739NL
monster wit papier
bevat cocaïne
C38A
Pers, kleur rood/grijs, Inhoud grote hoop
karton, loopt uit in bak, afmeting 74 x 42
centimeter. Vloeistofhoogte ongeveer 21
centimeter. Zwak gele vloeistof, zwak
positief op cocaïne.
Kartonbezinksel op de bodem.
Monster uit de bak.
AAMH0982NL
monster nagenoeg kleurloze vloeistof
bevat cocaïne in water
C45
75 x witte zakken, ongeveer 25 kg per
stuk met kartonpulp
Monster uit witte zak.
AAMG7745NL
bruine pulp
bevat een lage concentratie cocaïne
C47
4 x Kartonnen ton, ieder ongeveer 25 kg, met wit poeder.
Monster uit kartonnen ton.
AAMG7743NL
wit poeder
bevat dexa- en/af levamisol
20.
Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO d.d. 21 november 2019 (p. 285-287), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Op 18 november 2019, van omstreeks 21.30 uur en later heb ik, met mijn LFO
collega [verbalisant 12] onderzoek verricht op de locatie [adres 2] . Bij nader onderzoek zag ik in de open ruimte [C] op de vloer vijf gele nieuw ogende “JUMBO’ tassen staan waarvan een open was met hierin een wit poeder met een geur die ik herken als cocaïne. Ik heb vervolgens de voornoemde Jumbo tassen nader onderzocht en de inhoud van de tassen bemonsterd. Bij de monstername bleek het te gaan om deels vochtige en naar oplosmiddelen ruikende cocaïnebase. Hierbij is door mij middels indicatieve testen en handheld analyse apparatuur vastgesteld dat het hier gaat om cocaïnebase.
21.
Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 19 oktober 2020 (los opgenomen), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Op maandag 18 november 2019 van omstreeks 21.30 uur en later heb ik, met mijn LFO collega [verbalisant 12] , onderzoek verricht op de locatie [adres 2] . Ter plaatse was in een bedrijfspand een productieplaats van verdovende middelen, vermoedelijk van cocaïne, aangetroffen.
Bepalen netto gewichten van de vijf aangetroffen Jumbo tassen (C1 t/m C5) met cocaïne bevattende materiaal.
C1: Jumbo tas, gewicht 7,48 kg bruto.
C2: Jumbo tas, gewicht 17,98 kg bruto.
C3: Jumbo tas, gewicht 24,42 kg bruto.
C4: Jumbo tas, gewicht 10,6 kg bruto.
C5: Jumbo tas, gewicht 13,12 kg bruto.
C1: 7,48 – (gewicht tas + gewicht vochtige doek + aantal sealzakken)
Netto Gewicht C1: 7,48 – (0,08 + 0,14 + 2 x 0,02) = 7,37 kilo
Netto Gewicht C2: 17,98 – (0,08 + 2 x 0,02) = 17,84 kilo
Netto Gewicht C3: 24,42 – (0,08 + 3 x 0,02) = 24,28 kilo
Netto Gewicht C4: 10,6 – (0,08 + 3 x 0,02) = 10,46 kilo
Netto gewicht C5: 13,12 – (0,08 + 5 x 0,02) = 12,94 kilo
Netto Totaal C1 t/m C5 = 72,9 kilo vochtige coke brokjes.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweer van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van de aan hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de overgelegde pleitnota – het navolgende aangevoerd.
De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de cocaïnewasserij. Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte over zijn aanwezigheid in de loods verklaard, welke verklaring niet wordt weersproken door de bewijsmiddelen in het dossier. De verdachte heeft verklaard dat hij aan [adres 2] was om wietafval te storten. Op 18 november 2019 werd hij door een kennis in [plaats 2] in een klein minibusje opgehaald en aan het eind van de middag kwamen ze aan bij de loods in [plaats 1] . Daar hebben zij samen vuilniszakken die in de loods stonden ingeladen. Deze vuilniszakken waren nat en vies, zodat de verdachte handschoenen kreeg aangereikt. De verdachte zou € 500,00 vooraf krijgen en daarna nog eens € 500,00. De kennis van de verdachte reed op enig moment weg naar de stortplaats, terwijl de verdachte achterbleef om de andere vuilniszakken bij de deur van de loods neer te leggen zoals te zien is op pagina 358 van het dossier (afbeelding 10). Op enig moment brak er paniek uit in het pand. Het licht ging uit en de verdachte hoorde ‘
police,
police’. Vervolgens heeft de verdachte twee uur in een donkere ruimte staan wachten.
Verdachtes verklaring vindt steun in een verklaring van een getuige die op 18 november 2019 een grijs busje heeft zien rijden. Bovendien is er tweemaal eerder, in 2013 en in 2018, een hennepkwekerij aangetroffen in het pand gelegen aan [adres 2] . Daarnaast heeft de verdachte – na een ongeval op 23 juli 2019 – fysiotherapiebehandelingen gevolgd in de periode tussen 21 oktober 2019 en 14 november 2019. Ook lijdt de verdachte aan de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa waardoor hij in uiterst schone omstandigheden moet leven om infectiegevaar te voorkomen. Gelet hierop heeft hij in de periode voorafgaand aan, tijdens en ook na de tenlastegelegde periode voortdurend ziekenhuisbezoeken en behandelingen bij de fysiotherapeut in [plaats 2] gehad. Dit vormt een contra-indicatie voor een voortdurende aanwezigheid van de verdachte bij de loods.
Het dossier bevat ook geen bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte als pleger danwel medepleger bij het bewerken van harddrugs alsmede het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van het bewerken van harddrugs. Uit verdachtes verklaring blijkt niet dat hij ontkent dat hij op 18 november 2019 in de loods is geweest. Hij ontkent echter wel dat hij in die loods verbleef en dat hij daar eerder dan 18 november 2019 überhaupt is geweest. In dit verband wordt opgemerkt dat er geen DNA-sporen of andere sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de in de loods aangetroffen matrassen, dan wel op andere goederen die het verblijf van de verdachte in de loods zouden aantonen. Juist de aanwezigheid van andere verdachten en het DNA van deze personen dat op goederen in de loods is aangetroffen, maakt dat niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte betrokken moet zijn geweest bij de cocaïnewasserij
De verdachte is op 18 november 2019 minimaal twee uur in de loods aanwezig geweest. De door verbalisanten beschreven geur moet toen in zijn kleding zijn gedrongen. Ten aanzien van de verdachte is door de politie ook niet opgemerkt dat hij naar chemicaliën rook, terwijl dit voor medeverdachte [medeverdachte 2] wel het geval was. Nu de verdachte zich minimaal twee uur lang in de loods bevond, waar overal kartonpulp op de grond lag, is het ook niet verwonderlijk dat er kartonpulp onder zijn schoenen terecht is gekomen.
Met betrekking tot de handschoenen waarop DNA van de verdachte is aangetroffen blijkt uit het dossier dat de handschoenen alleen zijn onderzocht op biologische sporen en niet op eventuele stoffen die zich op de handschoenen hebben bevonden. Bij de medeverdachten zijn soortgelijke handschoenen aangetroffen waarvan wel is gesteld dat die zijn gebruikt, nu die geel zijn verkleurd. Er kan dan ook niet zonder meer worden vastgesteld dat de handschoenen waarop DNA van de verdachte is aangetroffen bij het bewerken van cocaïne zijn gebruikt. De handschoenen zijn bovendien neergelegd op een vuilniszak, in een ruimte die ten onrechte is aangeduid als een chemische ruimte. Voorts is door de politie opgemerkt dat de kleding van overige verdachten smerig was en onder de modder zat. Ook is er cocaïne en kartonpulp op kledingstukken van medeverdachten aangetroffen. Dat is echter bij de verdachte niet het geval, hetgeen eveneens een contra-indicatie oplevert voor betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten.
Bovendien heeft de politie ten tijde van de aanhouding van de verdachten ten onrechte verschillende goederen (een wit met blauw notitieboekje en twee telefoons) aan de verdachte toegeschreven. Het is niet aannemelijk dat de verdachte – die geboeid was – het voor elkaar zou krijgen om meerdere goederen uit zijn rechterjaszak te halen en die achter zijn rug te brengen, zoals in het dossier is opgetekend. Het is dan ook aannemelijk dat de twee telefoons en het notitieboekje niet aan hem toebehoorden, maar aan een van de Colombiaanse medeverdachten. Het handschrift van de verdachte komt ook niet overeen met het handschrift in het notitieboekje. Op basis van de inhoud van het notitieboekje kan ook niet worden afgeleid wat de rol in het geheel van de gebruiker van dat boekje is geweest waardoor hieruit niet kan worden afgeleid dat de gebruiker van dat boekje bij de bewerking van cocaïne betrokken was.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte de loods eerder heeft bezocht en betrokken is geweest bij het bewerken van cocaïne, dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. In dit verband blijkt niet dat de verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad over de in de loods aangetroffen voorwerpen die bestemd zouden zijn voor het bewerken van harddrugs. Hij is niet de eigenaar van die voorwerpen en kan evenmin worden aangemerkt als ‘gebruiker’ van deze voorwerpen, aangezien deze goederen zich bevonden in een loods waar de verdachte slechts eenmalig is geweest en niet is gebleken dat hij overal in de loods is geweest. Uit de inhoud van het dossier blijkt ook niet dat daadwerkelijk sprake was van een actieve cocaïnewasserij toen de politie op 18 november 2019 de loods betrad, zodat de verdachte van de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Voorts is uit het dossier niet gebleken van enig samenwerkingsverband. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte in verband kan worden gebracht met een van de medeverdachten. Hij kent de medeverdachten niet en hij heeft ze nooit eerder gezien. Gelet op de inhoud van het dossier kan het tenlastegelegde medeplegen dan ook niet worden bewezen.
De verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs. Hij heeft namelijk, tot zijn aanhouding, geen enkele wetenschap gehad van de aanwezigheid van verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. De cocaïne zat immers verpakt in Jumbotassen waarop geen DNA van de verdachte is aangetroffen. Bovendien waren de tassen afgesloten en dichtgeknoopt, zodat vanaf de buitenzijde niet was waar te nemen dat er cocaïnebase in zat. Voorts zijn de overige goederen die de verdachte heeft gezien geen goederen waaruit direct wetenschap kan worden afgeleid dat de ruimte bestemd was om cocaïne in te bewerken. Hij is alleen in de grote ruimte geweest, welke ruimte geen chemische ruimte betreft, maar wel als zodanig is aangeduid. Ook de omstandigheid dat het in de loods naar benzine rook betreft geen reden om te vermoeden dat sprake was van een cocaïnewasserij. Gelet op de enkele aanwezigheid van de verdachte in de loods waar later verdovende middelen zijn aangetroffen, waarvan niet vaststaat vanaf welk moment de verdovende middelen daar zijn geplaatst en zonder de daadwerkelijke vaststelling dat de verdachte die goederen heeft gezien, kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte deze goederen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de gebeurtenissen op 18 november 2019 stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast .
Op 18 november 2019 omstreeks 14.00 uur (p. 39) ontving de brandweer een melding over stankoverlast bij een woning aan [adres 2] . Ongeveer twee weken eerder (
het hof begrijpt: op of omstreeks 4 november 2019) was ook al een dergelijke melding gedaan. De lucht bleek uit een put van de riolering te komen. Bij het openen van de rioolput, rook de brandweer een benzinelucht. Na een buurtonderzoek werden twee van de drie op de rioolput aangesloten panden (een sportschool en het tankstation) uitgesloten als veroorzaker(s) van de geroken benzinelucht. Het perceel aan [adres 2] bleef over. Hierop is besloten om het perceel en de daarop gevestigde panden aan een nadere inspectie te onderwerpen. Om 18.21 uur werd het perceel betreden door de brandweer tezamen met ambtenaren van de gemeente en de politie. Teneinde toegang tot het perceel te krijgen werd het kettingslot van een hek opengeknipt. Vervolgens werd om 18.58 uur een houten deur, links van de roldeur die toegang gaf tot de loods, geopend. Nadat een houten wandje dat achter de deur bleek te staan was ingetrapt, werden in een ruimte verschillende kunststof vaten met daarin een bruine substantie aangetroffen. Voorts blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat het in die ruimte naar benzine rook. In afwachting van nader onderzoek door het gespecialiseerde team op het terrein van drugslabs en de forensische opsporing, werd de houten plaat teruggeplaatst en de houten deur weer afgesloten. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat vervolgens op 18 november 2019, omstreeks 20.45 uur, vanaf het [adres 2] plotseling meerdere personen wegrenden. Al deze personen zijn kort daarna in de directe omgeving van de loods aangehouden. Deze personen bleken te zijn de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . [verdachte] en [medeverdachte 3] waren over het hek geklommen en werden ter hoogte van het tankstation aangehouden. De anderen, waaronder de verdachte [medeverdachte 4] , werden op het terrein van de loods aangehouden. Verbalisant [verbalisant 4] heeft gerelateerd dat de kleding van [verdachte] erg stonk: hij vond het een chemische lucht, een beetje gelijkend op de lucht van benzine. Uit hetgeen verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd blijkt dat een van de personen blauwe handschoenen droeg, alsmede dat hij bij drie aangehouden verdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ) op het moment dat hij hen de boeien heeft aangelegd een sterke chemische geur rook die op benzine leek. Dit was dezelfde sterke geur als de geur die hij eerder die avond ook in de loods gelegen aan het [adres 2] had geroken. Bij nadere inspectie van de loods, bleek dat de houten plaat opzij was geschoven en dat de houten deur was opengedraaid.
Het hof overweegt als volgt.
Door de Landelijk Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) is nader onderzoek verricht in de loods behorende bij de woning gelegen aan [adres 2] . Op basis van de bevindingen van de LFO stelt het hof vast dat in voornoemde loods tot aan de dag van de ontdekking, op 18 november 2019, op grote schaal cocaïne werd teruggewonnen uit karton, dat als dragermateriaal fungeerde. Een deel van de reeds teruggewonnen cocaïne bevond zich nog in de loods. In een van de ruimten van de loods – ruimte C, welke ruimte is aangeduid als de ‘chemische ruimte’ – stonden namelijk vijf Jumbotassen gevuld met in totaal meer dan 70 kilogram cocaïnebase. Gelet op de bevindingen van de LFO en de (door hen) aangetroffen voorwerpen en stoffen, was de cocaïnewasserij ingericht en gereed voor het terugwinnen van nog meer cocaïne uit karton. In de loods waar de cocaïnewasserij was opgesteld, was ook een aparte ruimte ingericht als slaapplek (ruimte H). In deze ruimte waren acht slaapplaatsen ingericht (met dekens en kussens op de matrassen, procesdossier p. 238), welke recent nog waren gebruikt.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen en het vorenstaande stelt het hof vast dat de verdachten – waaronder de verdachte – in de directe omgeving van de aangetroffen cocaïnewasserij zijn aangehouden. Voorts rook de kleding van verdachten ten tijde van de aanhoudingen naar een chemische geur die op benzine leek, welke geur ook in de cocaïnewasserij werd geroken. Uit de inhoud van het dossier blijkt ook dat de kleding en schoenen van de verdachten in beslag zijn genomen. Vervolgens zijn per verdachte de kleding en schoenen per stuk verpakt in een papieren zak daarna per verdachte in een plastic zak gedaan. Met betrekking tot het nader onderzoek aan de kleding heeft verbalisant [verbalisant 7] gerelateerd dat hij bij het openen van de plastic zakken een zoete weeïge chemische lucht rook, die afkomstig was van de kleding en de schoenen. De kledingstukken die de verdachte op 18 november 2019 droeg zijn naderhand door het NFI onderzocht. Uit de rapportage van het NFI blijkt dat in de bemonsteringen van de schoenen van de verdachte cocaïne is aangetoond. In drie bemonsteringen van verdachtes joggingbroek (rechterheup, rechterenkel en het kruis/bovenbeen) is eveneens cocaïne aangetoond. Ook in een bemonstering van de trui van de verdachte is cocaïne aangetoond. Voorts blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat onder de schoenen van de verdachten pulp is aangetroffen, gelijkend op het kartonpulp dat eveneens in de cocaïnewasserij was aangetroffen. Bovendien blijkt uit de inhoud van het dossier dat onder verdachte [verdachte] een wit met blauw notitieboekje/kladblok is aangetroffen waarop niet alleen wordt gesproken over ‘base’ en ‘zakken’ , maar waarin ook tekeningen werden aangetroffen welke overeenkomen met materialen/ketels die in de cocaïnewasserij werden aangetroffen. Uit het bericht van medeverdachte [medeverdachte 3] ‘we zitten binnen en buiten de brandweer en de politie’ dat hij 18 november 2019 aan zijn vrouw stuurde blijkt ook dat de verdachten in de loods waren op het moment van de ontdekking van het drugslab.
Gelet op het vorenstaande kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de zes aangehouden verdachten, waaronder verdachte [verdachte] , op 18 november 2019 allen in de loods verbleven alwaar de cocaïnewasserij was opgebouwd en ingericht en dat zij van daaruit, toen zij bemerkten dat zij waren ontdekt, hebben getracht te vluchten.
Dat de verdachten ook in de loods werkzaam waren vindt naar het oordeel van het hof bevestiging in de Whatsapp-gesprekken die verdachte [medeverdachte 3] met zijn vrouw heeft gevoerd. Uit die gesprekken maakt het hof op dat de werkzaamheden - in ieder geval - vanaf 1 november 2019 zijn gestart. Bovendien zijn op zijn telefoon foto’s aangetroffen ter zake waarvan niet alleen blijkt dat aan die foto’s GPS-coördinaten zijn gekoppeld en dat deze coördinaten overeenkomen met de locatie alwaar de cocaïnewasserij is aangetroffen, maar ook dat de goederen die op de foto’s te zien zijn overeenkomen met de materialen die op de plaats delict zijn aangetroffen.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de bevindingen en de waarnemingen van de verbalisanten die zij ten aanzien van de door hen geroken chemische lucht (een beetje gelijkend op de lucht van benzine) hebben opgetekend. De bevindingen passen bij het aantreffen van een cocaïnewasserij in de loods. Ook ziet het hof geen reden te twijfelen aan de bevindingen dat het materiaal onder de schoenen van alle verdachten sterke gelijkenissen vertoonde met de kartonpulp die in de loods is gevonden. In dit verband heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat nog nader onderzoek is verricht naar de vraag of buiten de loods (ook) kartonpulp/kartonafval is aangetroffen, welke vraag ontkennend is beantwoord.
Ten aanzien van de individuele betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten van de verdachte stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Ofschoon de bevindingen omtrent de geur van de kleding en de schoenen op zichzelf genomen zonder nader deskundig onderzoek van het NFI nog niet zonder meer tot een bewezenverklaring zou kunnen leiden, kunnen zij wel dienen ter ondersteuning van de verdenking jegens de verdachte die onder andere volgt uit de omstandigheid dat hij samen met vijf medeverdachten op heterdaad is aangehouden in de directe nabijheid van een loods waaruit zij – zoals hiervoor overwogen – waren gevlucht toen de cocaïnewasserij was ontdekt.
Bovendien blijkt uit de inhoud van het dossier dat onder de verdachte een wit met blauw notitieboekje/kladblok is aangetroffen waarop niet alleen wordt gesproken over ‘base’, ‘blok’ en ‘zakken’ , maar waarin ook tekeningen werden aangetroffen die overeenkomen met materialen/ketels die in de cocaïnewasserij werden aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 6] heeft hierover gerelateerd dat hij heeft gezien dat de verdachte, toen hij op een plantenbak zat, het wit met blauwe notitieboekje met zijn rechterhand uit zijn binnenzak haalde en achter zijn rug bracht. [verbalisant 6] heeft de verdachte toen omhoog getild. Net op dat moment werd – net als de verdachte eerder – een andere verdachte op de plantenbak neergezet. Toen de verdachte stond, zag [verbalisant 6] in de plantenbak het notitieboekje liggen. Op basis van de inhoud van het dossier is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de waarnemingen en bevindingen van [verbalisant 6] . Gelet op hetgeen [verbalisant 6] heeft gerelateerd stelt het hof vast dat [verbalisant 6] reeds voordat een andere verdachte (ook) op de plantenbak werd gezet zag dat de verdachte een wit met blauw boekje achter zijn rug hield. Naar het oordeel van het hof kan dan ook genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte het betreffende notitieboekje in zijn bezit heeft gehad en in de plantenbak heeft achtergelaten. Dat het notitieboekje zou toebehoren aan één van de andere verdachten acht het hof niet aannemelijk geworden. Hierbij neemt het hof in het bijzonder nog in aanmerking dat in het notitieboekje de woorden ‘zakken’ en ‘blok’ in de Nederlandse taal zijn geschreven en dat de verdachte de enige van de aangehouden verdachten was die de Nederlandse taal sprak. [2]
Nu de verdachte in de directe omgeving van de cocaïnewasserij is aangehouden en hij in bezit was van een notitieboekje dat gelet op de inhoud daarvan betrekking heeft op die cocaïnewasserij, duidt dat naar het oordeel van het hof op betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen cocaïnewasserij.
Ten aanzien van verdachtes betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten wijst het hof voorts op een paar handschoenen die in de chemische ruimte (ruimte C) zijn aangetroffen ter hoogte van de bakken met pulp. Allereerst ziet het hof, anders dan de verdediging, op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep geen reden om te twijfelen aan de bevindingen waarbij ruimte C als chemische ruimte is aangeduid. De handschoenen die daar zijn aangetroffen, zijn vervolgens onderzocht op dragersporen. Op de rechterhandschoen is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen, waarbij het DNA afkomstig kan zijn van de verdachte en minimaal een andere persoon. Met betrekking tot het DNA-mengprofiel is geconcludeerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA van de verdachte en een willekeurige onbekende persoon bevat dan dat de bemonstering DNA van twee willekeurige onbekende personen bevat. Het hof concludeert dan ook dat het DNA van de verdachte afkomstig is.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte is aangetroffen bij de loods met een cocaïnewasserij waar cocaïne werd gewonnen uit kartonpulp, dat er in de chemische ruimte van de wasserij handschoenen met het DNA van de verdachte zijn gevonden en dat onder de verdachte een notitieboekje in beslag is genomen waarin tekeningen staan die overeenkomen met de materialen/ketels die in de cocaïnewasserij werden gebruikt en de – gedeeltelijk Nederlandse – woorden ‘base’, ‘blok’ en ‘zakken’ staan die eveneens in verband kunnen worden gebracht met de cocaïnewasserij. Daarnaast rook de verdachte net als zijn medeverdachten naar de sterke chemische geur die op benzine leek van de cocaïnewasserij en had hij net als zij kartonpulp onder zijn schoenen die leek op het pulp uit de cocaïnewasserij. Uit deze feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij betrokken is geweest bij de aangetroffen cocaïnewasserij. Hij heeft verklaard dat hij op 18 november 2019 door een kennis werd opgehaald in [plaats 2] en dat zij aan het eind van de middag arriveerden bij de loods in [plaats 1] . Hij zou geld verdienen om drugsafval, van wiet, af te voeren. De verdachte heeft vuilniszakken ingeladen en heeft daarbij handschoenen gedragen. Op enig moment reed de kennis van de verdachte weg naar de stortplaats en de verdachte bleef toen achter in de loods om andere vuilniszakken bij de deur van de loods neer te leggen. Toen de kennis niet meer terugkwam, is de verdachte nog een aantal uren in de loods gebleven, heeft daar al die tijd niemand gezien totdat het licht uitging en er werd geroepen: “
police, police”, zo verklaarde de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof stelt vast dat de verdachte bij de politie niets heeft gezegd over hoe het volgens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep zou zijn gegaan. Hij heeft op verschillende momenten – op 19 november 2019, 28 januari 2020 en 22 juni 2020 – een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij € 500,00 zou verdienen om drugsafval af te voeren, dit terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in totaal € 1.000,00 zou krijgen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ook verklaard dat het hek dat toegang gaf tot het perceel middels een afstandsbediening werd geopend. Uit de inhoud van het dossier blijkt echter dat het hek met een kettingslot was afgesloten, dat door de brandweer op 18 november 2019, om 18.21 uur, met een hydrologische nijptang werd verbroken. De verdachte heeft noch ter terechtzitting in eerste aanleg noch ter terechtzitting in hoger beroep nadere (persoons)gegevens van zijn kennis willen noemen, zodat zijn verklaring op dat punt niet kan worden geverifieerd. Ook acht het hof niet aannemelijk zijn verklaring dat hij een aantal uren in de loods heeft verbleven zonder ook maar een van de vijf andere verdachten te hebben gezien. Bovendien is het hof niet gebleken van aanknopingspunten waaruit blijkt dat op 18 november 2019 – dan wel kort daaraan voorafgaand – een hennepkwekerij in de loods aanwezig was, dan wel dat daar drugsafval, wiet, (in zakken) lag. Dat er eerder in het pand – in 2013 en in 2018 – een hennepkwekerij is aangetroffen, maakt het voorgaande niet anders. Het hof acht het door de verdachte geschetste scenario dan ook ongeloofwaardig en schuift dat derhalve terzijde.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte voor zijn aanwezigheid in de directe omgeving van de aangetroffen cocaïnewasserij en voornoemde feiten en omstandigheden waaronder hij is aangehouden – welke omstandigheden in samenhang beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van de aan hem tenlastegelegde feiten – geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de vijf hierboven genoemde medeverdachten hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne heeft bewerkt en goederen en stoffen voorhanden heeft gehad teneinde (nog meer) cocaïne te bewerken. Het onder 1 en 2 tenlastegelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Over de periode en overige elementen van de bewezenverklaring merkt het hof nog het volgende op. Op basis van de inhoud van de Whatsapp-berichten tussen [medeverdachte 3] en zijn vrouw, en de data waarop die zijn verstuurd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat in de periode van 1 november 2018 tot en met 18 november 2019 hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne zijn bewerkt en dat de verdachte en zijn medeverdachten in deze periode stoffen en onderdelen van een productieopstelling voorhanden hebben gehad voor de bewerking van (nog meer) materiaal bevattende cocaïne. Bovendien blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat ter plaatse niet alleen op 18 november 2019 een benzinelucht werd geroken, maar dat twee weken eerder ook al een dergelijke melding was gedaan, hetgeen naar het oordeel van het hof bevestigt dat vanaf begin november 2019 de cocaïnewasserij in bedrijf was.
De verdachte heeft tot slot ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij op 23 april 2019 een ongeluk heeft gehad en dat hij in de periode daarna, waaronder in de tenlastegelegde periode, behandelingen bij een fysiotherapeut in [plaats 2] heeft moeten ondergaan. Ook heeft de verdachte verschillende bezoeken aan het ziekenhuis moeten brengen. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep verdachtes broer als getuige gehoord. De broer van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte in het weekend voorafgaand aan 18 november 2019 (
het hof begrijpt: op 16 en 17 november 2019) en het weekend eerder (
het hof begrijpt: op 9 en 10 november 2019) bij hem verbleef.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de omstandigheden dat de verdachte bezoeken aan het ziekenhuis heeft gebracht, in behandeling bij een fysiotherapeut is geweest en in de genoemde weekenden bij zijn broer heeft verbleven. Dit staat naar het oordeel van het hof evenwel niet in de weg aan een bewezenverklaring dat de verdachte zich in de periode van 1 november 2019 tot en met 18 november 2019 schuldig gemaakt aan de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat een behandeling bij de fysiotherapeut volgens verdachtes verklaring ter terechtzitting in hoger beroep niet langer dan 40 minuten duurde en dat hij gedurende de tenlastegelegde periode niet iedere dag door de fysiotherapeut is behandeld. Bovendien is het hof niet gebleken dat alle bij de cocaïnewasserij betrokken personen gedurende de tenlastegelegde periode niet naar binnen of naar buiten konden gaan. In dit verband heeft [medeverdachte 3] op 7 november 2019 bijvoorbeeld het volgende bericht gestuurd:
‘Zeker schat we zijn nog niet eens op de helft maar gisteren zijn er drie mensen extra gebracht om te helpen en er komen een paar machines zodat het sneller gaat’.
Onder 3 is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne.
Het hof stelt voorop dat voor het bewijs van het onder 3 tenlastegelegde voldoende is dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid daarvan, waaronder tevens is te begrijpen de situatie waarin de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft met zijn werk in de cocaïnewasserij niet alleen een materiaal bevattende cocaïne bewerkt, maar hij heeft ook samen met zijn medeverdachten een hoeveelheid van 72,9 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne opzettelijk aanwezig gehad. De verdachte en zijn medeverdachten moeten hebben geweten dat de cocaïne die zij uit het karton hadden teruggewonnen in de loods bleef staan totdat die werd meegenomen of opgehaald. Op 18 november 2019 was (nog) een hoeveelheid van 72,9 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne in de loods aanwezig. Ook hadden zij hierover tot die tijd de beschikkingsmacht; de tassen met daarin de aangetroffen cocaïnebase stonden namelijk voor het grijpen in de loods. De verdachte en zijn medeverdachten waren – gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld en overwogen – op 18 november 2019 ook in die loods aanwezig.
Zoals hiervoor reeds genoemd acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het medeplegen wijst het hof in het bijzonder nog op de inhoud van de Whatsapp-berichten die [medeverdachte 3] naar zijn vrouw heeft gestuurd. In die berichten wordt bijvoorbeeld op 15 november geschreven: ‘gisteren waren we twee weken hier. Sinds we begonnen met werken’. Op 18 november heeft hij nog geschreven ‘we zitten binnen en buiten de brandweer en de politie’. Het hof kan het woord ‘we’ niet anders duiden dat daaronder de zes aangehouden verdachten kunnen worden begrepen. Het hof leidt uit de aard en de omvang van de cocaïnewasserij ook af dat sprake was van het bewerken van (een materiaal bevattende) cocaïne dat overleg en op elkaar afgestemd handelen vereist. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene kan naar het oordeel van het hof dan ook genoegzaam worden vastgesteld dat de tenlastegelegde feiten door ‘verenigde personen’ is begaan. De verdachte is ook, samen met anderen, aangehouden onder omstandigheden die op betrokkenheid bij die feiten duiden en daaromtrent heeft hij – zoals hiervoor reeds genoemd – geen aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Ook deze omstandigheid draagt bij aan het oordeel van het hof dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
De verweren van de verdediging strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten worden in al hun onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte niet zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe is in het bijzonder naar voren gebracht dat de verdachte lijdt aan de ziekte van Crohn. De medische voorzieningen binnen de gevangenis zijn ontoereikend. Daarnaast heeft de verdachte colitis ulcerosa, astma en bronchitis. Bovendien dreigt de verdachte zijn woning in [plaats 2] te verliezen indien aan hem een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Voorts dient rekening te worden gehouden met het enorme tijdsverloop vanaf 2019 en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet en hij na zijn aanhouding in 2019 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de bewerking van een materiaal bevattende cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de bewerking van nog meer cocaïne. Voorts heeft hij samen met een anderen een grote hoeveelheid (meer dan 70 kilogram) van de reeds bewerkte cocaïne – die kennelijk voor verdere verwerking en transport gereed stond – opzettelijk aanwezig gehad. De productie van en de handel in harddrugs – zoals cocaïne – dient krachtig te worden bestreden. Het is algemeen bekend dat ook het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico's met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat deze drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Bovendien schuilen in de productie van cocaïne nog andere gevaren. Het hof wijst in dit verband op schade aan het milieu als gevolg van het dumpen van afvalstoffen en op explosiegevaar van chemische stoffen die bij het wassen van cocaïne worden gebruikt. Dit gevaar op explosie had bovendien verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor (mensen in) de omgeving, nu de cocaïnewasserij was gelegen in een woonwijk, direct naast een tankstation. De verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van voornoemde belangen en uitsluitend gehandeld ten behoeve van financieel gewin. Hij heeft ook op geen enkel moment blijk van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen gegeven.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2024. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld. Die veroordelingen hebben betrekking op andersoortige strafbare feiten en dateren van langer geleden. Het hof zal die omstandigheid derhalve niet in het nadeel van de verdachte bij de strafoplegging meewegen. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor het bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van harddrugs bij meer dan 20 kilogram geeft als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Het hof stelt vast dat de verdachte samen met anderen veel meer dan 20 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne heeft bewerkt, vervaardigd en aanwezig gehad en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor de bewerking van nog meer cocaïne.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de voren omschreven aard en ernst van de feiten, alsmede voornoemd oriëntatiepunt – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet daarop kan evenmin worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt. De door de verdediging genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en diens medische situatie brengen het hof niet op een ander oordeel.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Deze termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 15 december 2020, de dag waarop de verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof wijst het onderhavige arrest op 1 mei 2024. Het hof stelt vast dat het – gelet op het feit dat de voorlopige hechtenis van de verdachte reeds op 14 januari 2021 is geschorst (nadat de rechtbank op 14 december 2020 het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis had opgeheven) en de verdachte aldus het merendeel van de procedure in hoger beroep niet gedetineerd heeft gezeten – niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen. In hoger beroep is de redelijke termijn met een periode van een jaar en ruim vier maanden overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn kan voor een gedeelte worden verklaard doordat de toenmalige raadsman van de verdachte de verdediging in de onderhavige zaak had neergelegd en om die reden in april 2023 heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden. Naar het oordeel van het hof komt voornoemde overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep evenwel niet volledig voor rekening van de verdachte.
Zonder de schending van de redelijke termijn in hoger beroep zou een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren (72 maanden) met aftrek van voorarrest passend zijn geweest. Rekening houdend met de schending van de redelijke termijn in hoger beroep, zal het hof in plaats daarvan een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 60 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van een geldbedrag ten bedrage van
€ 507,50, nu geen verband is vastgesteld tussen dit geldbedrag en de bewezenverklaarde feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag ten bedrage van € 507,50.
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 1 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. K.J. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van het digitale dossier van politie Midden- en West-Brabant, onderzoeksnummer ZB2R019106 Westminster, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1714 .
2.Dossierpagina 996.