ECLI:NL:GHSHE:2024:2088

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
20-002629-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. O.A.J.M. Lavrijssen
  • mr. J.F. Dekking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot amfetamine

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte, geboren in 2000 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had 29,6 kilogram amfetamine en 2 gram hennep in zijn bezit, welke middelen door de rechtbank onttrokken zijn aan het verkeer. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte afstand gedaan van de inbeslaggenomen middelen, waardoor het hof niet meer op het beslag hoefde te beslissen.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de bewijsvoering van de rechtbank en de verklaringen van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij in geldnood verkeerde en dat hij drugs moest vervoeren, waarbij hij dacht dat het om hasj ging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de kans dat hij amfetamine vervoerde, en dat hij niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de aard van de drugs. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen en heeft geoordeeld dat de straf te laag was in verhouding tot de ernst van het feit.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf verhoogd naar 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder deelname aan gedragsinterventies en het melden bij de reclassering. Het hof heeft de beslissing gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002629-23
Uitspraak : 22 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 september 2023, in de strafzaak met parketnummer
02-066814-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Dordrecht te Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’en de verdachte ter zake veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft voorts een inbeslaggenomen hoeveelheid van 29,6 kilogram amfetamine (G2567982) en 2 gram hennep (G2567797) onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Gedurende het vooronderzoek is onder de verdachte een hoeveelheid van 29,6 kilogram amfetamine (G2567982) en 2 gram hennep (G2567797) inbeslaggenomen. De rechtbank heeft deze verdovende middelen onttrokken aan het verkeer.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten overstaan van het hof – en in aanwezigheid van zijn raadsman – uitdrukkelijk afstand gedaan van voormelde inbeslaggenomen verdovende middelen, zodat het hof niet gehouden is ten aanzien daarvan nog enige beslissing te nemen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens de beslissing op het beslag. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof niet meer op het beslag hoeft te beslissen, nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep daarvan afstand heeft gedaan.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis behoudens de opgelegde straf, zulks onder aanvulling van de gronden waarop het berust en met vervanging van de bewijsoverweging als na te melden. Daarnaast zal het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften vervangen op de wijze als na te melden. Met betrekking tot de straf zal het vonnis derhalve worden vernietigd.
Aanvulling bewijsmiddelen
Mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, is het hof van oordeel dat de bewijsvoering van de rechtbank de navolgende verbetering en aanvulling behoeft. In aanvulling op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen komt de bewezenverklaring van het tenlastegelegde mede te berusten op de navolgende bewijsmiddelen:
1.
Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL2000-2023057434-13, volgnummer 1 (pg. 16), voor zover inhoudende:

Inbeslagneming

Plaats [adres] , binnen de gemeente
Reimerswaal
Datum en tijd 6 maart 2023
Omstandigheden aangetroffen in kofferbak [kenteken]

Beslagene

Achternaam [verdachte]
Voornaam [verdachte]
Geboren [geboortedag] 2000
Geboorteplaats [geboorteplaats] in Nederland

Volgnummer 1

Goednummer PL2000-2023057434-2567982
Object Verdovende mid (het
hof begrijpt: middelen) (Amfetamine)
Totale hoeveelheid 29,6 kg
Bijzonderheden Amfetamine verpakt in twee sporttassen
2.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 april 2024 voor zover inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij de bewezenverklaring van de rechtbank voor en vraagt mij of ik het tenlastegelegde, op de wijze zoals in de bewezenverklaring van de rechtbank staat vermeld, heb begaan. Ik antwoord dat de bewezenverklaring van de rechtbank klopt.
Het is juist dat ik op 6 maart 2023, te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal in Zeeland, 29.671,8 gram amfetamine heb vervoerd. Ik kreeg de opdracht om naar Zeeland te rijden om drugs op te halen in Terneuzen. Daar heb ik de auto (
het hof begrijpt: de Toyota Aygo met kenteken [kenteken]) afgegeven en vervolgens zijn de drugs buiten mijn aanwezigheid in de auto gelegd. Ik heb toen een adres in Oosterhout gekregen om de drugs naartoe te brengen.
Bewijsoverwegingen
Met de rechtbank stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 6 maart 2023 de in de bewezenverklaring vermelde hoeveelheid van 29.671,8 gram amfetamine opzettelijk heeft vervoerd. Immers, de verdachte is door de politie op heterdaad aangehouden en voormelde hoeveelheid amfetamine, is, verpakt in twee sporttassen, door de politie aangetroffen in de kofferruimte van de door de verdachte bestuurde Toyota Aygo. Dat de verdachte de amfetamine feitelijk heeft vervoerd is door de verdachte bekend en overigens niet door de verdediging betwist.
Het hof ziet zich evenwel voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de amfetamine opzettelijk heeft vervoerd. Nu verdachte dit heeft ontkend (hij heeft verklaard dat hij meende dat het hasj was), dient onderzocht te worden of minst genomen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het vervoer van amfetamine. Daartoe dient uit de bewijsmiddelen te blijken dat de verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de door hem vervoerde partij verdovende middelen amfetamine betrof.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
In het licht van deze vooropstelling overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten overstaan van het hof verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde in geldnood verkeerde en dat hij met een derde – wiens naam de verdachte niet wenst te noemen – is overeengekomen om drugs te vervoeren. Daartoe is de verdachte op 6 maart 2023 in de Toyota Aygo naar Terneuzen gereden en aldaar heeft hij de auto afgegeven, waarna buiten aanwezigheid van de verdachte door een of meer derde(n) twee tassen met daarin de verdovende middelen in de kofferbak van de auto van de verdachte zijn geplaatst. De verdachte kreeg de opdracht om de drugs af te leveren op een adres in Oosterhout. De verdachte heeft verklaard dat hem was verteld dat de door hem te vervoeren drugs hasj betrof.
Het hof stelt vast dat verdachte, in lijn met de door hem gemaakte afspraak om drugs te vervoeren, in het kader van onderhavig transport is gevraagd om de door hem geleende en bestuurde auto aan (een) onbekende derde(n) af te staan, hetgeen hij heeft gedaan, waarna de drugs door (een) onbekende(n) en buiten het zicht van de verdachte in zijn auto zijn geplaatst. Toen de verdachte de auto met daarin de drugs terugkreeg, heeft hij de inhoud van de kofferbak en/of de tassen met daarin de verdovende middelen niet onderzocht en zich aldus op geen enkele wijze vergewist van (de inhoud van) de door hem te vervoeren lading.
Het hof is op grond van voormelde feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – van oordeel dat de verdachte, door op deze wijze te handelen, zichzelf willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij met het vervoeren van de partij drugs niet hasj, maar andersoortige drugs, in dit geval amfetamine zou vervoeren en dat hij deze kans, blijkens zijn handelen, ook bewust heeft aanvaard.
De enkele in hoger beroep door de verdachte gegeven verklaring dat tegen hem zou zijn gezegd dat de partij drugs hasj zou betreffen, is – wat daar ook van zij – volstrekt onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte er zonder enig nader onderzoek op kon en mocht vertrouwen dat de verdovende middelen hasj en geen andere verdovende middelen betroffen, bijvoorbeeld cocaïne of, zoals in het onderhavige geval, amfetamine. Naar het oordeel van het hof had van de verdachte minstens verlangd mogen worden dat hij nader onderzoek zou verrichten naar de aard en inhoud van de door hem te vervoeren partij drugs.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep (ook) voor wat betreft de strafoplegging zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft – onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, meer in het bijzonder verdachtes financiële problemen ten tijde van het tenlastegelegde en zijn softdrugsverslaving destijds, alsmede verdachtes beperkte rol bij het tenlastegelegde, te weten als vervoerder – bepleit dat het hof een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan de rechtbank, al dan niet in combinatie met een groter voorwaardelijk strafdeel, al dan niet met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft zich ten aanzien van de duur van het voorwaardelijk strafdeel en de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van bijna 30 kilogram amfetamine. Ter beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde feit stelt het hof voorop dat wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het (frequent) gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. Door de amfetamine te vervoeren heeft de verdachte de illegale handel – en in het verlengde daarvan de productie – ervan in stand gehouden, welke handel allerlei maatschappelijk ongewenste – veelal criminele – effecten tot gevolg heeft, waarmee voorts de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. De verdachte heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van het opzettelijk vervoeren van harddrugs in aanmerking genomen. Deze oriëntatiepunten indiceren bij het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid van 20 kilogram hard drugs of meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 50 maanden.
Anders dan ten verwere is aangevoerd, oordeelt het hof dat de verdachte in deze geen tot strafmatiging aanleiding gevende ondergeschikte rol heeft gehad. De bewezenverklaarde gedraging betreft het toen en daar vervoeren van de hoeveelheid amfetamine, welke gedraging de verdachte zelfstandig heeft vervuld. Het door het hof gehanteerde, voornoemde, oriëntatiepunt is ook van toepassing op het (enkel) vervoeren van harddrugs.
Het hof heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 februari 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2019 twee maal onherroepelijk is veroordeeld, waaronder ter zake van vermogensdelicten. Vermogensdelicten en het thans bewezenverklaarde hebben gemeenschappelijk dat deze feiten doorgaans en, zo valt aan te nemen, ook in het geval van de verdachte, beide worden gepleegd met een financieel motief. De eerdere veroordeling voor vermogensdelicten acht het hof daarom ook in deze zaak van belang. Voorts blijkt uit voormeld uittreksel en de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, dat de verdachte op 18 december 2019 in Duitsland ter zake van – kort gezegd en naar het hof begrijpt – de handel in verdovende middelen is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, alsmede dat hij ter zake van dat feit 11 maanden in voorarrest heeft doorgebracht. Voormelde veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Het hof heeft kennisgenomen van een Detentie en Re-integratie-advies van Reclassering Nederland d.d. 28 maart 2024. Dit advies is opgemaakt ten behoeve van het detentie- en re-integratietraject van de verdachte. De reclassering beschrijft dat de verdachte sinds jongvolwassen leeftijd in aanraking komt met justitie vanwege een reeks aan vermogensdelicten. Gelet op verdachtes eerdere veroordeling in Duitsland ter zake van een drugsfeit signaleert de reclassering een beginnend patroon in drugsdelicten. De reclassering beschrijft voorts dat het de verdachte ontbrak en thans ontbreekt aan stabiliteit op het gebied van werk, inkomen en huisvesting. Om die reden ziet de reclassering in het bijzonder een risicoverhogende factor op het gebied van financiën en dagbesteding. Gezien verdachtes inactieve houding, beperkte probleemoplossend vermogen en het feit dat hij op vrijwel alle leefgebieden stabiliteit ontbeert, acht de reclassering interventies geïndiceerd om aan verdachte perspectief te bieden, zijn zelfinzicht te vergroten en daarmee het recidiverisico te verminderen. Het algemeen recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog. De reclassering adviseert daarom om de verdachte aan te melden voor de CoVa-Plus training, teneinde onder meer het inzicht in zijn eigen handelen in lastige situaties te vergroten en hem te leren weloverwogen beslissingen te nemen. Voorts adviseert de reclassering om aan verdachte de PI training Werk & Inkomen, of een andere interventie gericht op arbeidsvaardigheden, aan te bieden.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte voorts met name verklaard dat hij schulden heeft ten bedrage van
€ 15.000,00 tot € 20.000,00. Na detentie zal hij bij de aflossing daarvan schuldhulpverlening ontvangen van Humanitas. Tenslotte heeft de verdachte verklaard dat hij in detentie is gestart met een training gericht op het verminderen van recidive.
Het vorenstaande in aanmerking genomen en in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Het hof komt daarmee al met al tot een lagere straf dan waar in de oriëntatiepunten als startpunt van wordt uitgegaan. Bij dat oordeel heeft het hof in het voordeel van de verdachte in het bijzonder meegewogen dat hij (inmiddels) grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en ervan blijk heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Ook heeft het hof verdachtes relatief jonge leeftijd in aanmerking genomen.
Teneinde voorts de kans op recidive te minimaliseren en om verdachtes inspanningen om zijn leven – ook na zijn tijd in detentie – ten goede te keren kracht bij te zetten, ziet het hof op grond van het verhandelde ter terechtzitting aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden te verbinden. Bij de oplegging van de bijzondere voorwaarden heeft het hof aansluiting gezocht bij het Detentie en Re-integratie-advies van Reclassering Nederland d.d. 28 maart 2024. Het hof acht het daarnaast, teneinde herhaling te voorkomen, waarbij het hof zich uiteraard rekenschap heeft gegeven van de eerdere veroordeling ter zake van drugs, noodzakelijk dat aan de voorwaardelijke veroordeling een langere proeftijd wordt verbonden dan in eerste aanleg is bepaald en door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof zal daarom een proeftijd van 3 (drie) jaren verbinden aan de voorwaardelijke veroordeling.
Het hof komt aldus tot een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd, door de advocaat-generaal is gevorderd en door de verdediging is verzocht, nu het hof van oordeel is dat deze telkens onvoldoende recht doen aan de ernst en aard van het feit, zulks in samenhang met de recidive als voormeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend wat betreft de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het arrest meldt bij Reclassering Nederland, Regio Zuid-West, regiokantoor Rotterdam, via het telefoonnummer [telefoonnummer] . De verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en waarbij de verdachte zich houdt aan de regels en aanwijzingen van de reclassering;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte de aanwijzingen van de reclassering opvolgt, ook als dit inhoudt:
dat de verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa-Plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en/of deelneemt aan een gedragsinterventie die gericht is op werk en inkomen en/of gericht op arbeidsvaardigheden. De reclassering bepaalt welke training(en) het precies word(t)(en). De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 22 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.