ECLI:NL:GHSHE:2024:2059

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
200.317.140_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurvordering en afwikkeling samenwerkingsovereenkomst tussen Mest Verwerking Nederland B.V. en [xxx] Holding B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Mest Verwerking Nederland B.V. (MVN) tegen [xxx] Holding B.V. betreffende een huurvordering en de afwikkeling van een samenwerkingsovereenkomst. De zaak is ontstaan uit een geschil over de huurprijs en de voorwaarden van de samenwerking tussen de partijen, waarbij MVN de huurprijs voor de natte ruimte betwistte en een huurprijsvermindering eiste vanwege vermeende gebreken in de faciliteiten. Het hof heeft vastgesteld dat MVN huur verschuldigd is voor de natte ruimte, maar dat er geen huurprijs verschuldigd is voor de droge ruimte, omdat de overeengekomen voorwaarden voor het gebruik daarvan niet zijn vervuld. Het hof heeft de vorderingen van [xxx] Holding B.V. tot betaling van de huur voor de natte ruimte toegewezen, maar de vorderingen met betrekking tot de droge ruimte en bijkomende kosten afgewezen. De uitspraak van de kantonrechter is gedeeltelijk vernietigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en de gevolgen van het niet nakomen daarvan in commerciële huurovereenkomsten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.317.140/01
arrest van 25 juni 2024
in de zaak van
Mest Verwerking Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als MVN,
advocaat: mr. D.M. Lamers te Eindhoven,
tegen
[xxx] Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.T. de Putter te Ede (Gelderland),
op het bij exploot van dagvaarding van 15 september 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 juni 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en MVN als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8957236 21-48)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
  • de op 10 april 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de op 21 maart 2024 binnengekomen productie 15 bij conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie in kleur, die [geïntimeerde] bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht;
  • de via Zivver e-mail op 29 maart 2024 toegezonden producties 22 tot en met 25 die MVN bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht;
  • de via Zivver e-mail op 29 maart 2024 toegezonden producties 10 tot en met 14 die [geïntimeerde] bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Deze zaak gaat over de afwikkeling van een samenwerkingsovereenkomst met als onderdeel daarvan een huurovereenkomst. Over hetgeen is overeengekomen rond onder meer de huurbetaling verschillen partijen van mening. Het hof legt de afspraken tussen partijen zo uit dat MVN wel de door [geïntimeerde] gefactureerde huur is verschuldigd voor de zogenaamde natte ruimte, maar niet die voor de zogenaamde droge ruimte. Verder ziet het hof geen grond voor huurprijsvermindering dan wel schadevergoeding zoals gevorderd door MVN. Het hof zal dat hierna toelichten.
De feiten
3.2.
In overweging 2.3 tot en met 2.15 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn nader geconcretiseerd en aangevuld door partijen. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds voldoende gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.2.1.
[geïntimeerde] beschikte vanaf april 2015 over een locatie ( [adres] te [plaats] ), gebouw en vergunning om 135.000 ton mest per jaar te verwerken en had het plan om in haar bedrijfsruimte een mestverwerkingsinstallatie te bouwen en door haar dochtervennootschap [geïntimeerde] B.V. te laten exploiteren met een capaciteit van 100.000 ton mest per jaar.
3.2.2.
SFI, de rechtsvoorganger van MVN, is omstreeks medio 2018 in contact met [geïntimeerde] getreden over de mogelijkheid om in die bedrijfsruimte een eigen mestverwerkings-installatie te bouwen en te exploiteren met een capaciteit van 25.000 ton mest per jaar, onder gebruikmaking van de aan [geïntimeerde] verleende vergunning.
3.2.3.
Op 30 augustus 2018 heeft [persoon A] , adviseur van [geïntimeerde] (hierna: [persoon A] ), de vergunningen van [geïntimeerde] aan [persoon B] , vertegenwoordiger van MVN (hierna: [persoon B] ) gemaild.
3.2.4.
Op 31 augustus 2018 heeft [persoon A] aan [persoon B] “een eerste aanzet om gezamenlijke plannen en ambities te formuleren” gemaild:
“ (…)
SFI
[geïntimeerde]

Draait autonoom

Productie max 25.000 ton/jaar

Zelf verantwoordelijk voor kwaliteit/afzet producten

Volledig verantwoordelijk voor eigen installatie

Moet voldoen aan de voorwaarden van de vergunning van [geïntimeerde]

Plaatsing voor max 2 jaar, waarnainstallatie gedemobiliseerd wordt, tenzij anders overeen gekomen wordt

stelt plaats op productiedeel vd [geïntimeerde] hal beschikbaar (waar tweede droge lijn van [geïntimeerde] gepland staat)

stelt tot max 25.000 m3 drijfmestbinnen vergunningsruimte van [geïntimeerde] beschikbaar

levert elektra, water, internetverbinding, ..
(…) ”
3.2.5.
In augustus 2018 heeft [geïntimeerde] een concept overeenkomt tot samenwerking opgesteld waarin staat:

in aanmerking nemend dat:
- [geïntimeerde] locatie, gebouw en vergunning heeft om 135.000 ton mest per jaar te verwerken en zelf in samenwerking met een andere partij, een mestverwerkingsinstallatie van ca 100.000 ton mest per jaar gaat exploiteren
- Mest een locatie zoekt om haar nieuwste installatie met een capaciteit van 25.000 ton mest per jaar gedurende minimaal 2 jaar te exploiteren
- [geïntimeerde] onder af te speken voorwaarden bereid is Mest 2 jaar toe te staan, Mest’s exploitatie onder [geïntimeerde] ’s dak te voeren, mits Mest daarbij aan de voorwaarden van [geïntimeerde] ’s vergunning voldoet.
(…)
komen het volgende overeen:
Mest en [geïntimeerde] gaan deze overeenkomst aan voor de duur van 2 jaar met ingang van 1 oktober 2018.
De installatie van Mest wordt in gezamenlijk overleg gepositioneerd in het procesgedeelte van het gebouw naast de installaties van [geïntimeerde] .
[geïntimeerde] levert Mest tot 25.000 ton mest per jaar.(…)
[geïntimeerde] levert de 25.000 ton mest uit dezelfde voorraadbuffer, waar zij zelf mest uit onttrekt. Met andere woorden de grondstof voor beiden is gelijk. [geïntimeerde] zal die grondstof zo gelijk mogelijk op de verlangde specificaties houden: met name het droge stof gehalte van ca 6,5%
[geïntimeerde] hanteert een protocol om de kwaliteit van de aangevoerde mest te controleren, maar kan niet garanderen dat deze nooit ongewenste bestanddelen zal bevatten. [geïntimeerde] en Mest beseffen dat dit niet anders is voor andere locaties en geen van de ons nu bekende protocollen dit momenteel afdekt. [geïntimeerde] zal een protocol ontwikkelen dat dit risico beter en zo mogelijk afdoende afdekt.
Mest is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en afzet van haar eindproducten.
Waar mogelijk zal [geïntimeerde] Mest daarbij faciliteren.
Mest is [geïntimeerde] vergoeding verschuldigd voor geleverde diensten. Omdat [geïntimeerde] een nieuwe operatie is, zal de praktijk uitwijzen wat de kosten van haar verschillende processtappen zijn. De diensten die [geïntimeerde] een Mest levert zijn veelal dezelfde welke [geïntimeerde] voor eigen mestverwerking ontwikkelt.
a.
Om nu niet met elkaars ramingen te werken(…)
worden kosten via nacalculatie op een ‘cost plus fee’ basis in rekening gebracht(…)
b.
Om een werkzaam kader te hebben worden de kosten op voorcalculatiebasis gesteld op € 0,75/m3 geleverde mest en op € … /kWh voor energie. Bijlage 1 geeft de voorcalculatie van de diensten die [geïntimeerde] aan mest gaat leveren.
(…)
9.
Ongeacht de productie van Mest, betaalt Mest aan [geïntimeerde] een bedrag per maand als vergoeding voor het geboden onderdak en voor het kunnen opereren binnen de vergunning van [geïntimeerde] . Deze vergoeding is verschuldigd per maand achteraf en bedraagt: € …….
(…)
11. Duur en beëindiging
Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 oktober 2018 en is gesloten voor een bepaalde tijd van 2 jaar.
(…)
Bijlage 1: Voorcalculatie van de aard en de kosten van dienstverlening [geïntimeerde] aan Mest
(…)
1. [geïntimeerde] zorgt dat voldoende mest wordt aangeleverd voor beider installaties.
(…)
4. [geïntimeerde] maakt mogelijk dat Mest uit de mestontvangstkelder mest kan opnemen.
5. [geïntimeerde] levert elektriciteit aan Mest. (…).
6. Hygiënisatie van droge fractie is een dienst die [geïntimeerde] aan Mest zou kunnen leveren, maar waarvan nog moet worden vastgesteld onder welke omstandigheden (NVWA eisen?) dat op de eigen installatie van [geïntimeerde] kan. [geïntimeerde] heeft daar nog geen eigen ervaring mee.(…)
3.2.6.
Op 26 september 2018 heeft [persoon B] aan [persoon A] gemaild:

Beste [persoon A] , ik kan me vinden in de concept overeenkomst.
Laten we dit als basis nemen en vanhieruit verder werken en uitbreiden. Datum van ingaan van overeenkomst lijkt me handiger om deze dusdanig te kiezen dat er ook daadwerkelijk mest wordt verwerkt teneinde aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen.”
3.2.7.
Daarbij is afgesproken dat MVN alvast met de bouw van haar installatie kon beginnen, opdat die op 1 januari 2019 operationeel zou zijn. Eind 2018 heeft MVN haar mestverwerkingsinstallatie in gebruik genomen. De bediening en het onderhoud daarvan heeft MVN uitbesteed aan Strocon B.V. (hierna: Strocon).
3.2.8.
Op 18 oktober 2018 heeft [persoon B] aan [persoon A] gemaild:

Ik heb vandaag met RVO gesproken over onze installatie. Om een positief advies te geven willen zij graag weten of de vergunning die jij me hebt gestuurd up to date is. Heb je een vergunning die recent is afgegeven?(…)
3.2.9.
Op 18 oktober 2018 heeft [persoon A] aan [persoon B] gemaild:

Die vergunningen zijn alle up to date en zoals ik eerder verstuurd heb incl de kersverse vergunning in kader Natura 2000 (…) RVO kan altijd de openbare registers napluizen als ze dat willen verifieren
als ze met up to date bedoelen of jouw installatie daarin beschreven is of aangemeld, dan is dat niet het geval zou je kunnen vragen wat ze met hun vraag precies bedoelen?”
3.2.10.
Op 24 december 2018 heeft [persoon B] aan [persoon C] van [geïntimeerde] (hierna [persoon C] ) onder meer gemaild:

Naar aanleiding van diverse gesprekken over de huur wil ik graag een werkbaar voorstel doen voor de huur van het gedeelte welke door de installatie wordt ingenomen.
De onderbouwing van mijn voorstel komt voort uit een samenstelling van historische data van diverse makelaars in de regio Venray, Het huurcontact van MVS met
Poort 43 en eigen ervaringen op ander locaties.
(…)
De berekening wordt dan per jaar per installatie:
150m2 x € 35,- = € 5.250,-
Vergunning en grond = €11.000,-
Extra opslag = € 1.000,-
€ 17.250,- ex BTW
Hiernaast worden de kosten voor administratie, wegen en bemonsteren en eventuele andere
kosten door [geïntimeerde] in rekening gebracht.
Ook zal Mestverwerking Nederland BV een gaas-cilo van ca. 800m3 aanschaffen.
Voor de droger wordt separaat een voorstel gedaan. De bedoeling is dat Mest Verwerking
Nederland BV de kleine droog-installatie koopt. Hierdoor heeft [geïntimeerde] en de fam. [zzz] de
mogelijkheid om 'gratis' te kijken of de installatie voldoet aan de wensen. Het voorstel zal dan ook daarop worden aangepast.”
3.2.11.
Op 26 december 2018 heeft [persoon C] in reactie daarop aan [persoon B] gemaild:
"
Hierbij de berekening zoals die volgens ons hoort te zijn.
De hal kost tussen € 750.000,00 en € 800.000,00.
Opstalrecht is getaxeerd op € 300.000,00 door [---] Vastgoed.
Vergunningkosten in 14 jaar +/- € 250.000,00.
Alles in 10 jaar afschrijven op basis van 135.000 m3 mest verwerken, dan komt dit op een
bedrag van +/- €1,00 m3 mest.
Dit zou betekenen voor de Strocon installatie 25.000 m3 = € 25.000,00.
Wij kunnen leven met het 1e jaar een prijs van € 20.000,00 en voor de achterkant ruimte voor de droger en kachel opslag een zelfde bedrag.
Wij, als [geïntimeerde] , moeten als er gedroogd wordt, de luchtwasser uitbreiden met een biofiltratie Dit is een investering die wij naar voren moeten halen. In onze eigen installatie rekenen wij met een 100.000 m3 verwerking in de afschrijving op gebouw, vergunning en opstalrecht. Dit betekent [persoon B] :
€ 20.000, 00 voor de natte lijn
€ 20.000,00voor de droge lijn
€ 40.000,00 totaal
De aansluiting van de droger op de luchtwasser is voor Strocon.
Stroom/water volgens meters.
Manuren bediening, klein onderhoud met een urencalculatie.”
3.2.12.
Op 23 januari 2019 heeft [persoon B] aan [persoon C] gemaild:
“(…)
Wanneer de installatie van [geïntimeerde] gaat draaien is mijns inziens de put van 450m3 te klein om beide installaties te voorzien van een homogene mest. Een grote opslagbuffer is naar mijn idee cruciaal (…)
Verder wil ik nogmaals mijn zorgen uiten over het ontbreken van een tussenwand. Wanneer de installatie van [geïntimeerde] gaat draaien en de luchtwasser nog niet operationeel zou o.a. de ammoniakdampen onze installatie kunnen schaden Kunnen we overleggen hoe we dit het beste kunnen gaan voorkomen?(…)”
3.2.13.
Op 9 februari 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden. Op 12 februari 2019 heeft [persoon A] daarover onder meer het volgende gemaild, in reactie waarop [persoon B] aan [persoon A] onder meer het vetgedrukte onderdeel op 17 februari 2019 heeft toegevoegd en teruggemaild:
"
1. uitgebreid gesproken over status vd Strocon-installatie; deze draait naar inzichten na een maand [persoon B] en [naam] al heel aardig; enige verbetering wordt nog verwacht om een drogere droge fractie te krijgen; ook wordt de RO nog uitgebreid
(…)
6. Zodra [geïntimeerde] installatie gereed is, gaat ie draaien; NVWA heeft geen probleem met twee aparte droge eindproductstromen, mits die beide NVWA goedgekeurd zijn. Dan kan er een issue ontstaan als de Stroconinstallatie nog geen exportproduct-kwaliteit kan produceren (dat wordt voor Strocon pas mogelijk nadat de drooginstallatie in werking is). [geïntimeerde] gaat draaien vanaf ca medio februari.
7. er zijn eerdere bedragen gewisseld, maar over de vergoeding voor de plaats in de hal en gebruik vd vergunning is nog geen conclusie bereikt. [geïntimeerde] zal eea nader opmeten en een voorstel doen.Er is al een voorstel gedaan en geaccepteerd.
(…)
10. [geïntimeerde] zal inmiddels gemaakt kosten in rekening brengen bij [persoon B] .(…)
3.2.14.
Eind februari/begin maart 2019 heeft [geïntimeerde] haar eigen mestverwerkingsinstallatie in gebruik genomen. De mest die door partijen in hun installaties wordt verwerkt, wordt uit dezelfde voorraadbuffer gehaald.
3.2.15.
Op 5 maart 2019 heeft [persoon A] aan [persoon B] gemaild:
“(…)
hierbij namens [xxx] Holding/ de familie [zzz]
1. mbt gebruik van de natte (proces) ruimte door(…)
MNbv
a. de betrokken ruimte is meer dan eerder aangenomen; netto 200m2 procesruimte (van totaal 750) /bruto ca 300m2; waarbij 25/135, zeg 1/5 vh productie volume wordt benut
b. in acht nemende voorzet MNbv dd 24 dec 2018 en voorstel [persoon C] d.d. 18 jan 2019, wordt de huurprijs aangepast naar 25.000 € op jaarbasis
c. het ruimtegebruik voor de opvang van eindproduct in het andere deel van de hal, is hierbij vooralsnog inbegrepen
d. de huur gaat in op 1 januari 2019 en is inclusief voor gebruik vergunning en ruimte eventuele extra opslag silo buiten van ca 800m3
e. voor de periode okt - nov - dec 2018 en rekening houdende met de opbouwtermijn vd installatie, wordt 1 maand huur berekend ofwel € 25.000/12
f. de huur is per 3 maanden vooruit betaalbaar
2. mbt gebruik vd droge ruimte voor een droger van MNbv
a. zodra voetprint vastgesteld, wordt analoog als hiervoor de huurprijs berekend; dat zal dan ook omvatten de ruimte die nu wordt gebruikt voor opvang van de droge fractie uit de MNbv installatie (…)
(…)
laat maar horen of dit nog moet worden verbeterd.
Indien dit gezamenlijk vastgesteld is, kan de concept concept samenwerkingsovereenkomst definitief worden gemaakt.”
3.2.16.
Op 17 maart 2019 heeft [persoon B] aan [persoon A] gemaild:

We hebben elkaar gesproken daags na de ontvangt van jouw mail waarin je een aantal punten hebt genoemd hoe de huur van de ruimte volgens jullie er uit zou moeten zien. Zoals ik je in het telefoongesprek aan heb gegeven is dit voorstel weer anders dan we eerder hadden besproken en kan hier geen akkoord op geven.
Het lijkt mij verstandig om nogmaals om de tafel te gaan en te kijken waar we elkaar wél zouden kunnen vinden om een rendabele exploitatie mogelijk te kunnen maken.”
3.2.17.
Op 27 maart 2019 heeft [persoon A] aan [persoon B] gemaild:
“hierbij de actiepunten nav gesprek van gisteren:
• rekening aansluiting Strocon Installatie aan stroomvoorziening is bij [persoon B] onbekend: nog een keer opsturen > fam [zzz]
• [geïntimeerde] maakt voorstel huurpijs voor lokatie drooginstallatie
• [naam] en [persoon C] maken afspraak met NVWA ( [persoon D] ) over tijdelijk (5-6 weken) naast elkaar (in dezelfde onafgescheiden) ruimte mogen opslaan van gehygieniseerde mest ( [geïntimeerde] ) en niet gehygienisieerde mest Strocon instalitie
• [geïntimeerde] maakt tussen wand dicht en brengt haar eigen afzuigkanalen aan voordat droogtunnel gereed is voor productie (5-6 weken)
• Strocon installatie takt daar zelf op aan met haar luchtafvoerkanaal
• Strocon geeft prijs op aan [geïntimeerde] voor luchtafvoerkanaallplaten
(…)
• tot nu toe zijn nog geen rekeningen betaald voor facilitering en huur door MvN/ [persoon B] ; deels doordat deze pas recent voor de eerste zijn verstuurd (kosten zijn niet direct duidelijk en rekeningen lopen vaak achter) en deels doordat de gesprekken over huur ed zijn blijven slepen; dat moet zsm worden opgelost en met betalingen opgevolgd
• kosten elektriciteit (in 2020 loopt afname contract Rundveebedrijf af)
• kosten luchtwasser nog niet helder
(…)”
3.2.18.
Op 27 maart 2019 heeft [persoon B] aan [persoon A] gemaild dat factuur 1001 voor de aanleg van stroomvoorziening voor de installatie van MVN per abuis ten name van [xxx] Holding op de bankrekening van [geïntimeerde] BV is betaald, waarop [persoon C] dezelfde dag heeft gemaild dat dit intern wordt verrekend.
3.2.19.
Op 29 maart 2019 heeft [persoon B] aan [persoon C] gemaild:
“Afgelopen bijeenkomst zijn er veel (oude) zaken besproken. Allen hebben de intentie om de samenwerking te verbeteren en duidelijke afspraken te maken.
Om onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen ligt het eigendom van de stroomkabels en verdeel installatie bij MVN door betaling van factuur 1001.
Tijdens ons gesprek hebben we het gehad over de naar ons idee vrij hoge huurprijs. Wij zijn van mening dat de faciliteiten dan echter optimaal moeten zijn. We begrijpen echter dat dit niet van de ene op andere dag gerealiseerd kan worden.
• De intentie van [geïntimeerde] is om op middellange termijn ((richting eind 2019) een grote silo van 2000m3 te plaatsen. Dit zal voor beide installaties een zeer grote plus zijn.
• MVN huurt de gehele ruimte vanaf de installatie tot en met de in/uitgangen. Deze ruimte zal worden ingericht naar goeddunken van MVN en in samenspraak met [geïntimeerde] .
(…)
Voorstel huur droge-ruimte t.b.v. droger
Strocon heeft met [geïntimeerde] na overleg met [geïntimeerde] welke ruimte benodigd is voor het plaatsen van een droogunit inclusief ruimte voor een walkingfloor en houtsnippers etc.
Tevens heeft Strocon besproken welke afzuiging en aansluitingen benodigd zijn.
Afgesproken is dat [geïntimeerde] de centrale afzuiging en luchtwasser voor haar rekening neemt.
Strocon zal de aansluiting maken op de centrale afzuiging en het rookkanaal voor de kachel.
[geïntimeerde] draagt zorg voor de vergunning. MVN zorgt er voor dat er binnen de vergunning gewerkt wordt, ook hierin is goed overleg tussen Strocon en [geïntimeerde] noodzakelijk.
Aansluiting stroom zal in overleg met Strocon en MVN worden aangelegd en betaald door MVN.
(…)
MVN doet een voorstel voor de huur van de ruimte zoals in de door Strocon gemaakte tekening (na overleg met [geïntimeerde] ) van € 15.000 ex BTW. De huur van de "natte" ruimte zoals boven beschreven van € 25.000 ex BTW is akkoord wanneer beide installatie (MVI[hof: mestverwerkingsinstallatie]
en droger) kunnen worden geplaatst. In totaal zal de huur € 40.000/jaar ex BTW bedragen voor de duur van maximaal twee jaar tenzij ander overeengekomen. Streefdatum droger vanaf 1 April. Wanneer prijzen aangepast moeten worden vanwege hogere of lagere kostprijs zullen dit bespreken en eventueel ophogen respectievelijk verlagen.
Graag zouden wij zo spoedig mogelijk tot een overeenkomst [persoon A] teneinde veel onzekerheden weg te nemen en gezamenlijk te kunnen bouwen aan een rendabele mestverwerking.”
3.2.20.
Op 1 april 2019 heeft [persoon B] aan [persoon C] onder meer gemaild:

Op dit moment staan we op een T-splitsing waarbij we een keuze zal moeten maken of we verder kunnen bouwen op deze locatie.
Belangrijk is om vast te stellen dat de faciliteiten nog niet op het gewenste niveau zijn om zo'n goede huur te rechtvaardigen. Hiervoor zullen een oplossingen bedacht moeten worden om het op korte termijn te realiseren. MVN kan een droger alleen plaatsen wanneer wij er van uit kunnen gaan dat er voldoende mest aangevoerd wordt. Ook in het weekend. Zoals gezegd is een grote Silo van het uiterste belang. Ook de centrale afzuiging en luchtzuiveringsinstallatie zal op het moment van afbouw van droger gereed moeten zijn. Graag horen wij van [geïntimeerde] of dit gaat lukken. Gezien het feit dat de droger al enkele maanden geleden besteld is en deze donderdag of vrijdag a.s. uitgeleverd wordt, willen wij
uiterlijk maandag 1 april om 16:00 uitsluitsel hebben of [geïntimeerde] akkoord gaat met de voorwaarden zoals onder is geschetst. Wanneer dit niet mogelijk is zijn wij genoodzaakt om de droger op onze andere locatie op te bouwen.
De huurprijs zoals aangegeven gaat in vanaf het moment dat de basisfaciliteiten gemaakt zijn. Tot dat moment is MVN bereid een lagere huurprijs te betalen.”
3.2.21.
[persoon C] heeft hierop mondeling akkoord gegeven en [persoon A] heeft op 8 april 2019 bevestigd een en ander in de samenwerkingsovereenkomst te zullen verwerken.
3.2.22.
Op 23 april 2019 heeft [geïntimeerde] de in 3.2.5. weergegeven tekst van de samenwerkingsovereenkomst op onderdelen aangepast op onder meer de volgende punten:
  • Mest is gewijzigd in MNbv;
  • de ingangsdatum in artikel 1 is aangepast van 1 oktober 2018 naar 1 januari 2019;
  • naast de in artikel 2 genoemde installatie van MVN is een drooginstallatie toegevoegd die in het andere deel van de loods wordt geplaatst;
  • in de bijlage is artikel 6 verwijderd (dat hygiënisatie van droge fractie een dienst is die [geïntimeerde] zou kunnen leveren);
  • in bijlage 1 is in artikel 8 onder meer opgenomen: “
  • De door MVN te betalen vergoeding is als volgt nader ingevuld:
8.(…)
a. Om nu niet met elkaars ramingen te werken, die mogelijk teveel afwijken van de
werkelijkheid straks, worden kosten via nacalculatie op een 'cost plus fee' basis in rekening
gebracht en wel als volgt:
i. de opgetelde kosten per maand tellen als 100%
ii. De fee over de kosten bedraagt 15%
iii. Kosten vermeerderd met de fee worden per maand achteraf in rekening gebracht.
iv. Rekeningen zijn betaalbaar binnen 14 dagen na factuur datum.
b. Om een werkzaam kader te hebben, worden de kosten op voórcalculatiebasis gesteld op
€ 0,75/m3 geleverde mest en op €.../kWh vóor energie. Bijlage 1 geeft enige voorcalculatie
van diensten ten die [geïntimeerde] aan MNbv gaat leveren:
c. [geïntimeerde] berekent straks de werkelijke kosten die betrekking hebben op de diensten aan
MNbv en geeft MNbv het recht van inzage daarin, zodra deze data beschikbaar zijn.
d. Eventuele meer- en minderkosten worden dan verrekend.
9. Ongeacht de productie van MNbv, betaalt MNbv aan [geïntimeerde] een bedrag per maand als vergoeding voor het geboden onderdak en voor het kunnen opereren binnen de vergunning van [geïntimeerde] . Deze vergoeding is verschuldigd per 3 maanden vooruit betaalbaar en bedraagt:
a. Ingaande per 1 januari 2019 € 25.000,00 per jaar voor de mestverwerkingsinstallatie in het procesgedeelte(…)
b. Voor de periode okt-nov-dec 2018 is een maand huur verschuldigd ofwel € 25.000/12
c. Ingaande 1 april 2019 € 15.000,00 per jaar voor de drooginstallatie(…).
3.2.23.
MVN heeft op haar beurt aanpassingen doorgevoerd op de in rov 3.2.22. vermelde tekst. Zo heeft MVN de fee over de kosten gewijzigd van 15% in 10%, en als prijs voor het gebruik van de ruimte en de vergunning opgenomen:

g. Ingaande 1 januari 2019 huurt MVN de ruimte voor de mestverwerkingsinstallatie
in het procesgedeelte, kantine, inclusief ruimtegebruik voor de opvang van
product in het andere deel van de hal plus ruimte voor een extra opslagsilo van ca
800m3 buiten de hal.
h. De huurprijs bedraagt € 1,00 per m3 verwerkte mest met een minimum van
€ 12.500 per jaar en een maximum van € 25.000
(…)
k. Voor de periode okt-nov-dec 2018 is een maand huur verschuldigd ofwel
€ 12.500/12
Ingaande 1 juni 2019 € 15.000 per jaar voor de drooginstallatie in het andere deel
van de hal.”
3.2.24.
Op 24 mei 2019 heeft [persoon B] aan [persoon C] gemaild:

Vandaag bij de installaties komen kijken. We hebben een aantal zaken besproken. Ik heb je de samenwerkingsovereenkomst overhandigd ter ondertekening. Verder hebben we geconstateerd dat de ruimte voor droger nog niet gereed is. Het luchtkanaal zit er nog niet in en ook de tussenwand ontbreekt. Je gaf aan dat ITB al een drie weken geleden de kanalen al klaar hadden moeten hebben.
Dit is een voorwaarde om te kunnen drogen. Verder heb ik je aangegeven dat de hal op dit moment nog niet voldoet aan de vergunningen. Dit zou problemen kunnen opleveren wanneer er controle komt.
MVN is met Strocon in gesprek over het functioneren van onze installatie. Zoals je wel bekend is, zijn grote fluctuaties in aanvoer van mest en het feit dat er bij de installatie van [geïntimeerde] vrij veel terug gaat in de mestput (met daarbij polymeer, ijzersulfaat en
zwavelzuur) van grote invloed op de werking van de installatie van Strocon. Ik ben voornemens om op korte termijn een mestsilo te plaatsen en rechtstreeks daaruit te halen.
Verder heb ik je aangegeven eind mei de balans op te willen maken. Tot op heden heb ik nog geen betaling van mestverwerking ontvangen en dus kan ik de facturen van o.a. [geïntimeerde] , verzekering etc. niet betalen.”
3.2.25.
Op 1 juni 2019 heeft [geïntimeerde] MVN een herinnering gestuurd om de factuur 1003 (verminderde huur vierde kwartaal) en 1001 (kosten aanleg stroomvoorziening) per omgaande te betalen. Dezelfde dag heeft MVN aan [geïntimeerde] gemaild:

De door u genoemde facturen zijn niet correct. Een aantal malen heb ik met [persoon C] gesproken over het huurcontract welke nog niet getekend is omdat er geen overeenstemming was
Wij zijn overeengekomen dat een deel van de huur onafhankelijk is van de verwerkte mest met een minimum van € 12.500. In de gesprekken heb ik aangegeven dat [xxx] Holding BV echter (nog) niet voldoet aan de vergunningen om mest te verwerken. Tevens zijn er nog diverse zaken niet af zoals het luchtkanaal, luchtwasser, tussenwand ect. Hierdoor kunnen we nog niet gaan drogen en pelleteren.
Op vrijdag 24 Mei heb ik wederom met [persoon C] gesproken en hem gevraagd de aangepaste overeenkomst te tekenen. Tot op heden heb ik hier nog niets van vernomen. Wij zouden om deze redenen eerst overeenstemming willen bereiken alvorens er tot betaling van huur kan werden overgegaan. Zou u zo vriendelijk willen zijn twee creditnota's voor de genoemde facturen 1003, 1004 te maken? Wanneer er overeenkomst is kunt u de nieuwe aangepaste facturen naar ons sturen.”
3.2.26.
Op 3 juni 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [persoon B] , [persoon C] , [persoon A] , en [persoon E] van [geïntimeerde] . Daarbij is onder meer door MVN de kwaliteit van de aangeleverde mest aan de orde gesteld.
3.2.27.
Op 6 juni 2019 heeft [persoon E] aan [persoon B] een e-mail gestuurd met het onderwerp “bespreking [geïntimeerde] 3 juni 2019” met daarin onder meer:

De door jou aangepaste wijzigingen passen niet bij de uitgangspunten die wij meerdere keren aangegeven hebben.
Naast onvoldoende commerciële waardering ervaren wij een gebrek aan waardering voor de
wijze waarop wij vanaf september 2018 MVN en haar leveranciers op tal van aspecten hebben gefaciliteerd en soms geadviseerd. Dat alles vinden wij onvoldoende basis voor verdere samenwerking.
Wij willen zo snel mogelijk afspraken maken wanneer de MVN installatie wordt stilgezet en
afgevoerd, waarbij alle lopende zaken tijdig afgerekend worden.”
3.2.28.
Op 6 juni 2019 heeft [persoon B] aan [persoon C] gemaild:
“ (…)
[persoon C][hof: [persoon C] ]
heeft ons verzekerd dat deze week de luchtkanalen door ITB geleverd worden en tussen drie en 7 dagen samen met de wand kan worden geplaatst. Hierna kan Strocon pas verder met aansluiten van de droger. Zoals eerder aangegeven per mail is de drooginstallatie al geruime tijd klaar. Gevraagd is naar de tekening om alvast de aansluiting te kunnen maken. Tot op heden geen reactie gehad.
Verder heeft [geïntimeerde] duidelijk gemaakt dat de verandering van huurprijs niet meer
bespreekbaar is. We vallen dan weer terug op eerdere afspraken dat de (verhoogde) huur pas betaald wordt wanneer [geïntimeerde] de faciliteiten af heeft.
Je gaf mij aan dit te specificeren.
De vooruitbetaling van een half jaar kan ik niet mee instemmen simpelweg omdat MVN
afhankelijk is van de inkomsten en wij het risico op stilleggen door overheidsinstanties te
groot vinden.
Eén van de belangrijkste zaken is een goede afzuiging en reiniging van de lucht. Elke
medewerker van [geïntimeerde] , MVN of Strocon dient zo veel mogelijk te worden beschermd tegen
schadelijke gassen. De monteurs van Strocon gaan, doordat ze hele dagen werken aan de
installatie ,met hoofdpijn naar huis. Ik begrijp dat dit een lopend proces is, maar de basis
moet voldoende zijn om er veilig te kunnen werken.
Ik heb aangegeven op korte termijn de balans op te willen maken en de facturen tot nu toe
over en weer te verrekenen.(…)
De installatie van Strocon is gevoelig voor grote schommelingen in de mest. Vooral de dikte
maar ook het feit dat door de installatie van [geïntimeerde] terugvoer is vanuit de DAF met daarin ijzer, polymeer ect. Om dit probleem te kunnen verminderen wil MVN een silo neerzetten.
(…)”
3.2.29.
Op 14 juni 2019 heeft [persoon C] aan [persoon B] gemaild:

Tot op heden hebben wij geen reactie gekregen op onze mail van 3[het hof begrijpt 6]
juni jl.
Wij willen je tot a.s. maandag 17 juni 2019 de gelegenheid bieden om de machine op een
goede manier af te zetten. Als wij niets van je vernemen, gaan wij a.s. maandag zelf contact
opnemen met Strocon om te overleggen hoe dit op een goede manier moet gebeuren.
Dinsdag 18 juni 2019 stoppen wij met het aanleveren van mest.
Wij willen graag met je in gesprek hoe we de zaken verder afhandelen.”
3.2.30.
Op 17 juni 2019 heeft [persoon B] aan [persoon C] gemaild:

Na terugkomst van vakantie las ik de e-mail van 3 juni 2019 alsmede van 14 juni 2019.
Helaas kan ik jullie e-mail niet plaatsten. Wij hebben een overeenkomst gesloten voor de duur van twee jaar.
De installatie is sinds medio december 2018 in gebruik genomen en Mest Verwerking
Nederland heeft hiervoor een totale investering gedaan van 1,8 miljoen euro.
Om nu, nadat ik opmerkingen had geplaatst over jullie handelen, met een enkel kennisgeving
kenbaar te maken dat de Mest verwerkingsinstallatie weg moet en jullie per 18 juni 2019
stoppen met het leveren van mest is, in strijd met de overeenkomst, onredelijk en
onrechtmatig.
Ik kan en wil dit niet accepteren en zal, indien jullie morgen geen mest meer leveren of de
werking van de mest verwerkingsinstallatie belemmeren, onmiddellijk rechtsmaatregelen
laten treffen.”
3.2.31.
[geïntimeerde] heeft op 18 juni 2019 de mestverwerkingsinstallatie van MVN uitgeschakeld en een koppelstuk van de installatie verwijderd. Na protest van Strocon is dit koppelstuk later die dag door [geïntimeerde] weer teruggeplaatst. MVN heeft haar installatie niet meer in gebruik genomen.
3.2.32.
Op 17 juli 2019 heeft MVN € 15.125,- betaald aan [geïntimeerde] onder vermelding van “
factuur 1004 huur ged. mestverwerkingslokatie a/d [adres] te [plaats] 1e halfjaar 2019”.
Eveneens op 17 juli heeft MVN (€ 2.520,83) betaald aan [geïntimeerde] onder vermelding van “
factuur 1003 Huur 4e kwartaal 2018”.
3.2.33.
Tussen partijen heeft daarna opnieuw overleg over de bestaande knelpunten plaatsgevonden. In een bespreking op 9 augustus 2019 zijn nadere afspraken gemaakt die [persoon A] als volgt heeft vastgelegd:

Belangrijkste bevindingen en besluiten
1. Aansluiting droger MVN/Strocon op luchtwasser
a. [geïntimeerde] stuurt mail met opties naar Strocon, waarna Strocon aansluiting kan
realiseren
b. Met schetsje waar 2x2 meter kanaal wordt aangebracht.
i. Actie [persoon A]
c. Over datum gereed luchtkanaal overlegt [geïntimeerde] met ITB
i. Actie [persoon C]
2. Wand tussen productie en opslaggedeelte (waar ook de MVN/Strocon droger staat
opgesteld)
a. [geïntimeerde] trekt die op zodra de 2x2 meter luchtkanaal is aangebracht; elementen
luchtkanaal zijn daarvoor aangevoerd;
b. Tussen wand moet gereed zijn voordat droger in operatie wordt genomen
i. Actie [persoon C]
3. Wand tussen beide productie-installaties in
a. Geen onderdeel van plan [geïntimeerde]
b. Nadat wand (zie punt 2 hierboven) aangebracht is, wordt daarin afzuiging
aangebracht en kan proefondervindelijk worden vastgesteld hoe deze
functioneert deze is om het luchtvolume vd productieruimte 3x uur te verversen
i. Actie [geïntimeerde]
c. MVN kan dan haar wens om deze wand te plaatsen opnieuw overwegen
i. Actie MVN
4. Meten luchtkwaliteit in productie en opslag hal
a. MVN voert aan dat Strocon te hoge waarden meet en haar personeel daarin niet
kan laten werken
i. Actie MVN om Strocon te vragen dit aan [geïntimeerde] uit te leggen danwel te
demonstreren hoe en waar zij dat constateren
ii. Advies [geïntimeerde] is dat Strocon haar medewerkers persoonlijke
beschermingsmiddelen kan geven als de luchtkwaliteit haars inziens dat
nodig maakt
b. [geïntimeerde] meldt dat maatgevende bezoekende instanties persoonlijke
meetinstrumenten dragen en geen enkele keer te hoge waarden hebben
gemeten
c. [geïntimeerde] mag daar niet alleen op af gaan en moet zelf ook metingen doen en
daarvan een logboek bijhouden
(…)
5. Toevoegen effluent DAF aan 1e put waar aangevoerde mest wordt ontvangen
a. [geïntimeerde] voert dat effluent naar de 1e put, omdat dit een verbetering van haar
proces is en overigens, dat haars inziens dit ook voor de Strocon installatie zou
moeten kunnen gelden
b. MVN zegt dat haar installatie last heeft van dit effluent in de mestmix en vraagt
[geïntimeerde] dat effluent op de zeefbandpers te voeren, zoals het processchema in de
vergunning dat aangeeft
i. Actie MVN/Strocon om [geïntimeerde] aan te tonen of en hoe dit effluent haar
installatie belemmert
c. [geïntimeerde] stelt, dat dit niet als zodanig in de vergunning staat, maar dat er geen
belemmering is om deze procesverbetering door te mogen voeren. Vergelijkbare
installaties hebben dezelfde verbetering ook doorgevoerd, met medeweten van
relevante autoriteiten.
d. [geïntimeerde] vermoedt dat aan die ‘last’ andere oorzaken ten grondslag liggen dan dit
effluent en stelt volgende voor
i. MVN voert mest aan naar de 90m3 container en om aan te tonen dat haar
installatie dan wel goed draait, bijvoorbeeld met mest afkomstig van de
locatie waar MVN een vergelijkbare installatie moeiteloos exploiteert
ii. lndien de Strocon installatie dan wel goed draait, zou dat aantonen dat
het effluent daarvan de oorzaak is
iii. Indien het effluent de oorzaak is, kan [geïntimeerde] ervoor kiezen het DAF
effluent alsnog op de zeefbandpers te voeren, dan wel dit op de 1e put te
blijven toevoegen (…)
iv. als [geïntimeerde] ervoor zou kiezen het DAF effluent aan de 1e put te blijven
toevoegen i.p.v. naar de zeefbandpers, kan MVN een eerder plan
uitvoeren (…) om een aparte aanvoertank voor MVN te plaatsen; waar [geïntimeerde] al eerder
toestemming voor heeft gegeven
v. MVN raamt de kosten (…) op € 20-25k en wil die kosten niet alleen
dragen.
1. Actie [geïntimeerde] om uiterlijk over een week aan MVN aan te geven in
hoeverre en hoe zij dan aan die kosten mee wil dragen
(…)
7. Facturen doornemen en administratie inzien
a. Vorige afspraak (gemaakt in eerder overleg in Helmond) ging niet door
b. Er is geen tijd meer om dit deze bijeenkomst alsnog te doen ( [geïntimeerde] had
relevante admin stukken daarvoor meegenomen)
c. Dit moet zsm opgevolgd worden, aangezien rekeningen uitstaan en [geïntimeerde] geen
financier van MVN is
i. Actie [geïntimeerde] om afspraak daarvoor in Overloon donderdagmiddag 15
augustus te bevestigen
3.2.34.
Op 6 september 2019 heeft Koomen aan [persoon B] gemaild:

Gisteren, donderdag 5 september, heb je op jouw verzoek verdere inzage in de administratie van [geïntimeerde] gekregen. E.e.a. om jouw vragen te beantwoorden over de grondslag van sommige van onze facturen, waar je de geldigheid van betwist. Je zegde toe binnen een week hierover uitsluitsel te geven.
Verder constateren we, dat wij niets merken van enige andere opvolging door MVN van de uitstaande punten nav ons overleg d.d. 9 augustus 2019 te Helmond
3.2.35.
Op 21 november 2019 heeft MVN een kort geding procedure tegen [geïntimeerde] aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 11 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter onder meer de vorderingen van MVN toegewezen tot het plaatsen van een tussenwand, om ervoor te zorgen dat het luchtkanaal in de bedrijfsruimte geschikt is om door MVN (althans Strocon) te worden aangesloten op de luchtwasser(s) van MVN en om het laten terugvloeien van procesvloeistof in de mestkelder te staken.
[geïntimeerde] heeft daarop het laten terugvloeien van de procesvloeistof gestaakt en de tussenwand ruimte waar de mestverwerkingsinstallatie van MVN stond (hierna: de natte ruimte) en de ruimte waar de droger van MVN stond (hierna: de droge ruimte) afgerond.
3.2.36.
Bij dagvaarding van 4 maart 2020 is [geïntimeerde] van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen. Bij arrest van 17 november 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw rechtdoende de vorderingen van MVN alsnog afgewezen.
De procedure bij de kantonrechter
3.3.1.
In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] in conventie om MVN, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
- tot betaling van € 89.956,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldag van elke afzonderlijke factuur;
- tot betaling van € 1.774,56 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2020;
- in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[geïntimeerde] legde daaraan samengevat ten grondslag dat MVN is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende betalingsverplichting door de huurtermijnen vanaf het tweede kwartaal 2019 (de bij productie 5 van [geïntimeerde] overgelegde facturen met nummer 1008 tot en met 1011 – factuur 1006 is gecrediteerd met factuur 1007 – 1014 en 1020) van in totaal € 77.137,50) en dat MVN is tekortgeschoten in de voldoening van de gemaakte kosten in verband met de aanleg van de aansluiting van de door MVN geïnstalleerde droger en houtkachel (de facturen met nummer 1005 en 1013 van in totaal € 10.249,83 voor de kosten van het elektrisch aansluiten van de houtkachel en droogtunnel en de onder nummer 1021 gefactureerde fee van € 2.568,66). [geïntimeerde] stelt conform de gemaakte afspraken te hebben gefactureerd voor een totaalbedrag van € 123.038,64, waarvan MVN slechts € 33.081,80 heeft voldaan, zodat nog € 89.956,84 onbetaald is gelaten.
3.3.2.
MVN heeft zich in conventie bij wijze van verweer beroepen op opschorting. Omdat [geïntimeerde] vanaf het tweede kwartaal 2019 geen huurgenot heeft verschaft is sprake van wanprestatie en/of schuldeisersverzuim.
3.3.3.
In reconventie heeft MVN gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [geïntimeerde] te veroordelen om de reeds betaalde huurpenningen aan haar terug te betalen;
II. te verklaren voor recht met een veroordeling dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst niet is nagekomen, waardoor MVN schade heeft geleden, welke schade MVN bij een separate schadestaatprocedure zal laten vaststellen;
III. [geïntimeerde] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover.
MVN legde daaraan samengevat ten grondslag in haar huurgenot te zijn geschaad. De bedrijfsruimte bezat niet de eigenschappen die nodig waren om een mestverwerkingsinstallatie onder de voorwaarden van de overeenkomst en de vergunning te exploiteren vanwege strijd met de vergunning, gevaarzetting voor het aanwezige personeel door de slechte luchtkwaliteit en het in de loop van 2019 zonder overleg en in strijd met overeenkomst laten terugvloeien van procesvloeistof in de put voor onbehandelde mest. Vanwege de samenstelling daarvan zijn de filters van haar mestverwerkingsinstallatie verstopt geraakt en kapot gegaan waardoor MVN schade heeft geleden die bestaat uit de kosten voor de vervanging van de keramische filters en winstderving.
3.3.4.
In het tussenvonnis van 1 april 2021 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.3.5.
In het eindvonnis heeft de kantonrechter in conventie de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 89.956,84 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de bedragen van de betreffende facturen vanaf de vervaldag van iedere factuur tot de dag der voldoening. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten heeft de kantonrechter toegewezen voor een bedrag van € 1.674,56, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2020 tot de dag van voldoening. MVN is in de proceskosten in conventie veroordeeld.
Daartoe oordeelde de kantonrechter samengevat dat in de samenwerkingsovereenkomst van 23 april 2019 een huurovereenkomst ligt besloten op grond waarvan :
- [geïntimeerde] vanaf het vierde kwartaal van 2018 in het procesgedeelte van haar loods ruimte aan MVN ter beschikking stelt voor het opbouwen en exploiteren van een mestverwerkingsinstallatie;
- voor de drooginstallatie van MVN een ander deel van de loods door [geïntimeerde] aan MVN in gebruik is gegeven;
- MVN zal opereren binnen de aan [geïntimeerde] verleende vergunning;
en MVN zich als tegenprestatie heeft verbonden om de in artikel 9 van de overeenkomst overeengekomen vergoeding te betalen. [geïntimeerde] heeft de overeengekomen ruimtes aan MVN in gebruik gegeven en MVN heeft het gehuurde conform bestemming in gebruik genomen, zodat MVN de afgesproken huurtermijnen moet betalen. Niet gebleken is dat MVN daadwerkelijk in haar huurgenot is gehinderd, omdat [geïntimeerde] niet aan vergunningsvoorschriften voldeed en een gebrek wegens onvoldoende luchtafvoer is niet vast komen te staan. Het laten terugvloeien van de procesvloeistof en de hierdoor volgens MVN ontstane schade aan de filters heeft geen betrekking op het gehuurde, maar op
de gemaakte afspraken over de levering van diensten zodat dit verweer MVN niet ontslaat van haar verplichting om de overeengekomen huurtermijnen te betalen, aldus nog steeds de kantonrechter.
3.3.6.
In het eindvonnis heeft de kantonrechter in reconventie voor recht verklaard dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, in die zin dat zij, in strijd met de overeenkomst, in de periode van 19 juni 2019 tot en met februari 2020 procesvloeistof heeft laten terugvloeien in de voorraadbuffer en [geïntimeerde] veroordeeld om de schade die MVN als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden, op te maken bij staat. De proceskosten in reconventie heeft de kantonrechter gecompenseerd.
Daartoe oordeelde de kantonrechter samengevat het volgende. [geïntimeerde] erkent dat zij tot de veroordeling in kort geding op 11 februari 2020 tweemaal ijzersulfaat en polymeer aan de mest heeft toegevoegd en dat de procesvloeistof nog een kleine hoeveelheid ijzersulfaat en polymeer kan bevatten die afkomstig is van haar mestverwerkingsproces. Formeel is dat in strijd met de vergunningsvoorschriften en door toedoen van [geïntimeerde] kreeg de mest in de voorraadbuffer op zijn minst een enigszins andere samenstelling. Het laten terugvloeien van de procesvloeistof in de voorraadbuffer door [geïntimeerde] is daarom in strijd met artikel 4 van de overeenkomst en MVN heeft als gevolg daarvan mogelijk schade geleden. Als er substantiële schade aan de filters van de installatie van MVN is ontstaan als gevolg van het laten terugvloeien van procesvloeistof in de voorraadbuffer, kan worden geoordeeld dat MVN er
terecht vanaf heeft gezien om haar mestverwerkingsinstallatie na 19 juni 2019 weer in
gebruik te nemen zodat winstderving in de schadestaatprocedure aan de orde kan komen .
De procedure in hoger beroep
3.4.1.
MVN heeft in de appeldagvaarding geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en opnieuw rechtdoende tot het alsnog integraal afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] en integraal toewijzen van de vorderingen van MVN met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
Bij memorie van grieven heeft MVN geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis in conventie, tot het alsnog afwijzen de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie, tot gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis in reconventie en tot het ontvankelijk verklaren van MVN in haar vordering in eerste aanleg, aangevuld met hetgeen zij in de memorie van grieven heeft gesteld, met dien verstande dat er een verklaring van recht komt dat [xxx] Holding B.V. tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst:
- primair niet enkel ten aanzien van het laten terugvloeien van procesvloeistof, maar ook vanaf begin af aan door het ontbreken van de vergunning voor zowel de MVI als de droger en zodoende schadeplichtig is ten aanzien van de tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst bestaande uit winstderving welke nader bij staat dient te worden bepaald;
- subsidiair door de overeenkomst zonder geldige reden per 17 juni 2019 eenzijdig te beëindigen en de installatie van MVN uit te zetten en zodoende schadeplichtig jegens MVN, waardoor MVN schade heeft geleden welke schade nog nader bij staat dient te worden bepaald;
- meer subsidiair met betrekking tot respectievelijk de MVI en respectievelijk de droger en zodoende schadeplichtig is jegens MVN, welke schade nog nader bij staat dient te worden bepaald:
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in conventie en in reconventie en in hoger beroep met nakosten en te vermeerderen met rente.
3.4.2.
[geïntimeerde] heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis in conventie en in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis in reconventie en opnieuw rechtdoende alle vorderingen van MVN in reconventie af te wijzen met veroordeling van MVN in de proceskosten van het hoger beroep in (naar het hof begrijpt) principaal en incidenteel hoger beroep met nakosten en te vermeerderen met rente.
3.4.3.
Bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft MVN haar eis in principaal hoger beroep gewijzigd in die zin dat waar huurovereenkomst is vermeld in de gevraagde verklaring voor recht ook overeenkomst dient te worden gelezen.
3.4.4.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen deze laatste eiswijziging. Verder heeft [geïntimeerde] betoogd dat de eis van MVN in de memorie van grieven enkel ziet op de daar gevraagde verklaring voor recht en niet meer op de in eerste aanleg in reconventie onder I gevorderde terugbetaling van reeds betaalde huurpenningen.
3.4.5
Het hof verwerpt beide bezwaren van [geïntimeerde] . Uit de appeldagvaarding waarin MVN heeft verzocht om alsnog haar vorderingen uit de eerste aanleg integraal toe te wijzen in combinatie met de formulering van haar eis in de memorie van grieven die ziet op “
haar vordering in eerste aanleg, aangevuld met hetgeen zij in deze memorie van grieven heeft gesteld met dien verstande dat er een verklaring van recht komt dat(…)” blijkt voldoende duidelijk en had ook voor [geïntimeerde] duidelijk moeten zijn dat MVN naast de gewijzigde verklaring voor recht ook de niet gewijzigde vorderingen uit de eerste aanleg in hoger beroep alsnog toegewezen wil hebben.
3.4.6.
De grieven 1 tot en met 16 van MVN richten zich tegen de toegewezen vordering van [geïntimeerde] tot betaling van de huur plus handelsrente. Grief 17 richt zich tegen het oordeel in reconventie dat de door MVN wel betaalde huur niet hoeft te worden terugbetaald door [geïntimeerde] . De grieven 18 tot en met 20 van MVN betreffen de overige vorderingen van MVN in reconventie met betrekking tot de schade van MVN.
3.4.7.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de vorderingen van MVN met veroordeling van MVN in de kosten. Daartoe heeft [geïntimeerde] vijf grieven aangevoerd tegen het oordeel in reconventie met betrekking tot de schade van MVN.
3.4.8.
Het hof zal eerst de grieven 1 tot en met 17 van MVN in principaal hoger beroep behandelen. Daarna zal het hof de grieven 18 tot en met 20 van MVN in principaal hoger beroep en de grieven 1 tot en met 5 van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep gezamenlijk behandelen.
Verplichting MVN tot huurbetaling natte ruimte
3.5.1.
Volgens MVN hebben partijen nimmer een akkoord bereikt over de hoogte van de huur, althans was de verplichting tot betaling van de huur niet opeisbaar, althans dient de huurprijs wegens gebreken te worden verminderd tot nihil. MVN heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
De huurovereenkomst betrof niet alleen de opstal, maar ook de kwaliteit van de geleverde mest en het werken onder de vergunning. Op beide onderdelen heeft [geïntimeerde] niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst voldaan. [geïntimeerde] wist al bij het aangaan van de overeenkomst dat zij nimmer het huurgenot kon verschaffen aan MVN omdat de vergunning die zij had slechts zag op één installatie en niet op twee. Ook voor de droger ontbrak een vergunning. De scheidingswand en de luchtkanalen waren niet gereed waardoor niet werd voldaan aan de regelgeving voor het veilig verwerken van mest en door het laten terugvloeien van procesvloeistof in de mestput was de samenstelling van de door [geïntimeerde] aangeleverde mest anders dan overeengekomen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] de overeenkomst eenzijdig beëindigd op 17 juni 2019 door een essentieel onderdeel van de installatie weg te nemen. Het ontbreken van een vergunning, van voor de veiligheid essentiële luchtkanalen en scheidingswanden en het eenzijdig beëindigen van de overeenkomst vormen (elk) een gebrek aan het gehuurde als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW, waarover MVN heeft geklaagd. MVN heeft de facturen voldaan tot het moment dat [geïntimeerde] de overeenkomst per 17 juni 2019 heeft beëindigd.
Verder betwist MVN de facturen 1005 en 1013 (kosten voor een elektriciteitsaansluiting) omdat MVN daartoe geen opdracht heeft gegeven. Ook factuur 2021 (de fee) betwist MVN omdat onvoldoende is onderbouwd waarop deze fee betrekking heeft.
3.5.2.
Volgens [geïntimeerde] bestond wel overeenstemming over de hoogte van de huur, was die verschuldigd en heeft MVN dat erkend in onderdeel 13 van haar cva. [geïntimeerde] wijst erop dat in de samenwerkingsovereenkomst staat dat de huurtermijnen per drie maanden vooruit moeten worden voldaan en dat de verzonden facturen een betaaltermijn hebben van 14 dagen. Omdat de betalingstermijnen zijn verstreken zonder dat aan de betalingsverplichting is voldaan, is MVN op grond van artikel 6:83 sub a BW zonder ingebrekestelling in verzuim komen te verkeren (3.6 inleidende dagvaarding [geïntimeerde] ).
[geïntimeerde] heeft de door MVN gestelde tekortkomingen gemotiveerd betwist.
3.5.3.
Anders dan [geïntimeerde] betoogt, leest het hof in onderdeel 13 van de cva geen erkenning door MVN van de door [geïntimeerde] gestelde hoogte van de huur of van verschuldigdheid daarvan. MVN erkent weliswaar dat huurbetaling is overeengekomen, maar stelt ook dat die pas verschuldigd is wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan en legt de gemaakte afspraken dus anders uit dan [geïntimeerde] .
De vraag wat is overeengekomen over de hoogte en het moment van opeisbaarheid van de huurbetaling, dient te worden beantwoord aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In augustus 2018 heeft [geïntimeerde] een conceptovereenkomst tot samenwerking opgesteld (zie onder rov. 3.2.5) waarin MVN zich kon vinden met de opmerking de ingangsdatum zo te kiezen dat er mest wordt verwerkt en dat partijen de overeenkomst verder zullen uitwerken en uitbreiden (zie onder rov. 3.2.6.). Daarmee bestond dus behoudens de ingangsdatum van de overeenkomst overeenstemming over de inhoud van de afspraken.
In deze overeenkomst staat dat MVN ongeacht de productie, aan [geïntimeerde] een bedrag per maand betaalt als vergoeding voor het geboden onderdak en voor het kunnen opereren binnen de vergunning van [geïntimeerde] en dat deze vergoeding verschuldigd is per maand achteraf.
Eind 2018 heeft MVN haar mestverwerkingsinstallatie in gebruik genomen en partijen hebben allebei in hun latere aanpassingen op de overeenkomst 1 januari 2019 als ingangsdatum opgenomen.
Het hof is van oordeel dat partijen hiermee 1 januari 2019 als ingangsdatum zijn overeengekomen en dat MVN op basis van de gemaakte afspraken vanaf januari 2019 huur is verschuldigd, te betalen per maand achteraf. Deze huur betreft enkel de in gebruik genomen ruimte voor de mestverwerkingsinstallatie van MVN (hierna: de natte ruimte). De afspraak om een ruimte voor de droger van MVN ter beschikking te stellen (hierna: de droge ruime) was immers in deze conceptovereenkomst nog niet aan de orde (in artikel 6 van de bijlage blijkt dat partijen zouden bezien of [geïntimeerde] hygiënisatie van droge fractie als dienst zou kunnen leveren)
.
Ter zake de huur over de maanden dat MVN de ruimte in 2018 in gebruik had, hebben partijen een aparte afspraak gemaakt. Beide partijen gaan in hun aanpassingen op de overeenkomst (zie onder rov. 3.2.22 en 3.2.23) er van uit dat MVN voor dit gebruik 1/12e van de jaarhuur dient te betalen.
3.5.4.
Op 13 april 2019 heeft [geïntimeerde] facturen verzonden voor onder meer de huur over het laatste kwartaal van 2018 en het eerste en tweede kwartaal van 2019. Dat op dat moment in de visie van MVN nog geen overeenstemming bestond over de exacte hoogte van de huur, in die zin dat MVN een huurprijs voorstelde van € 17.500,- per jaar voor 150m2 en [geïntimeerde] van € 20.000,- per jaar (zie rov. 3.2.10 en 3.2.11), doet hieraan niet af omdat MVN ook het bedrag waarmee zij wel akkoord was niet heeft voldaan.
Gezien de op de factuur vermelde betalingstermijn van 14 dagen, was MVN op 27 april 2019 in verzuim met de huurbetaling over het laatste kwartaal van 2018 en het eerste kwartaal van 2019.
Het hof verwerpt het verweer van MVN dat partijen zijn overeengekomen dat pas huur verschuldigd werd op het moment dat aan de gemaakte afspraken voor het plaatsen van de mestverwerkingsruimte en de drogerruimte zou zijn voldaan. Een dergelijke voorwaarde blijkt niet uit de afspraken die partijen hadden gemaakt rond de huur van de natte ruimte. In de e-mail van 24 december 2018 (rov. 3.2.10) waarin MVN een huurprijs van € 17.500,- per jaar voorstelde, staat juist dat voor de droge ruimte een separaat voorstel wordt gedaan.
Partijen zijn vervolgens gaan onderhandelen over de huur van de droge ruimte en in het kader van het gebruik van de droge ruimte heeft MVN gecommuniceerd aan welke vereisten, waaronder met name die voor luchtafvoer, de ruimte zou moeten voldoen (zie hierna vanaf rov. 3.6.1). MVN heeft op enig moment ook het betalen van de huurprijs voor de natte ruimte gekoppeld aan deze vereisten. MVN heeft echter onvoldoende toegelicht dat en wanneer [geïntimeerde] met dergelijke opschortende voorwaarden ten aanzien van de huurbetalingsverplichting voor de natte ruimte zou hebben ingestemd en daarmee afstand zou hebben gedaan van het eerder overeengekomen recht op huurbetaling voor de natte ruimte. Gezien het nadelige gevolg van een dergelijke afspraak voor [geïntimeerde] , heeft MVN er niet lichtvaardig op mogen vertrouwen dat dit was overeengekomen.
3.5.5.
Op 5 maart 2019 heeft [geïntimeerde] aan MVN gemaild dat MVN netto 200 m2 en daarmee 50m2 meer aan de natte ruimte in gebruik had, dan waarvan partijen in hun eerdere voorstellen uit 2018 uitgingen en dat daarom de huurprijs voor de natte ruimte aangepast diende te worden naar € 25.000,- op jaarbasis (zie hiervoor onder 3.2.15).
MVN heeft op de zitting in hoger beroep weliswaar betwist 200m2 in gebruik te hebben gehad aan natte ruimte, maar dat onvoldoende toegelicht. Naar aanleiding van een aan het hof op de zitting getoonde tekening hebben partijen toegelicht dat MVN in elk geval de helft van een ruimte van ongeveer 12 meter bij 30 meter plus nog een stukje van een aangrenzende ruimte en daarmee meer dan 180 m2 in gebruik had. Daarbij blijkt uit de overgelegde correspondentie tussen partijen niet dat MVN het destijds niet eens was met de mededeling van [geïntimeerde] dat MVN 200m2 netto in gebruik had aan natte ruimte.
[geïntimeerde] heeft vervolgens voor de natte ruimte gefactureerd op basis van een jaarhuur van € 25.000,- en MVN heeft de facturen voor het laatste kwartaal van 2018 en het eerste kwartaal van 2019, die zijn gebaseerd op 1/12e respectievelijk ¼e van een jaarhuur van € 25.000,- ook voldaan op 17 juli 2019.
Hieruit heeft [geïntimeerde] mogen afleiden (3:35 BW) dat overeenstemming bestond over een huurprijs van € 25.000,- per jaar voor de natte ruimte.
3.5.6.
Op 5 augustus 2019 heeft [geïntimeerde] een factuur verzonden voor de huur over het derde kwartaal van 2019. In elk geval de huur over de maand juli 2019 was op dat moment opeisbaar volgens de gemaakte afspraken, zodat MVN op 19 augustus 2019 (14 dagen na de op de factuur vermelde betalingstermijn) weer in verzuim verkeerde met betrekking tot betaling van de huur (over de maand juli).
3.5.7.
Op grond van het voorgaande had [geïntimeerde] recht op huurbetaling voor de natte ruimte zoals gefactureerd.
Het beroep van MVN op huurprijsvermindering faalt. MVN verkeerde zelf in verzuim met betrekking tot haar verplichting de huur te betalen zodat [geïntimeerde] een eventuele verplichting tot het verhelpen van gebreken mocht opschorten (6:262 BW), behoudens voor zover het de periode van 17 juli 2019 tot 19 augustus 2019 betreft (zie rov. 3.5.4. en 3.5.6).
Daarbij heeft MVN niet voldoende onderbouwd op welk moment zij met betrekking tot de natte ruimte een gebrek heeft gemeld bij [geïntimeerde] of dat het gebrek in de weg stond aan gebruik van de natte ruimte.
Het één dag stilleggen van de installatie van MVN op 18 juni 2019 vond in elk geval plaats in de periode dat MVN zelf in verzuim verkeerde en rechtvaardigt bovendien geen huurvermindering naar nihil.
Dat de installatie van MVN niet in de vergunning van [geïntimeerde] stond vermeld, had [geïntimeerde] al op 18 oktober 2018 aan MVN medegedeeld (zie rov. 3.2.9). Volgens [geïntimeerde] was de vergunning haar verantwoordelijkheid en kon, indien twee installaties niet geoorloofd zouden zijn, de [geïntimeerde] installatie worden stilgelegd indien nodig. In dit licht heeft MVN onvoldoende toegelicht waarom het ontbreken van een vergunning huurprijsvermindering rechtvaardigt. MVN heeft haar mestverwerkingsinstallatie in de natte ruimte ook gewoon in gebruik gehad vanaf eind 2018 tot 18 juni 2019, op welk moment de installatie is stilgezet, althans niet opnieuw is opgestart vanwege redenen die niets met de vergunning te maken hebben. In dat kader is van belang dat MVN naar eigen zeggen pas medio 2020 op de hoogte was van het ontbreken van een vergunning zodat het niet in gebruik nemen van de installatie in de periode daarvoor (vanaf 18 juni 2019) daar los van staat.
Hetzelfde geldt voor de gestelde gebreken met betrekking tot de luchtzuivering. MVN heeft de vereisten rond luchtzuivering gesteld in het kader van het gebruik van de droge ruimte (zie hierna in rov. 3.6.1) en onvoldoende toegelicht dat die in de weg stonden aan het gebruik van de natte ruimte. Het ontbreken van een tussenwand en luchtwasser was bij MVN in elk geval al op 23 januari 2019 bekend (rov. 3.2.12.) en desalniettemin heeft MVN haar installatie in de natte ruimte tot 18 juni 2019 in gebruik gehad. Partijen hebben op 9 augustus 2019, midden in de korte periode dat MVN niet in verzuim was, afspraken gemaakt in verband met de door MVN gemeten luchtkwaliteit (rov. 3.2.33). Dat die afspraken onjuist zouden zijn weergegeven heeft MVN niet gesteld. Onder a i staat de actie opgenomen dat MVN de door haar gemeten onvoldoende luchtkwaliteit aan [geïntimeerde] uitlegt of demonstreert hoe zij dat heeft geconstateerd en dat persoonlijke beschermingsmiddelen volgens [geïntimeerde] een oplossing kunnen zijn. Op dat moment heeft [geïntimeerde] gezien deze afspraak, niet hoeven begrijpen dat MVN de gemeten luchtkwaliteit had gemeld als gebrek in de zin van artikel 7:206 BW. Dat MVN dat in de tien dagen erna wel heeft gedaan is niet gesteld of gebleken en vanaf 19 augustus 2019 was MVN zelf weer in verzuim.
Ten aanzien van het laten terugvloeien van de procesvloeistof heeft MVN op 24 mei 2019 (rov. 3.2.24.) en op 6 juni 2019 (rov. 3.2.28.) aan [geïntimeerde] bericht als oplossing voor dit probleem op korte termijn een mestsilo te plaatsen om daaruit de mest te kunnen halen. Op 9 augustus 2019 hebben partijen samen afspraken gemaakt (rov. 3.2.33.). Uit de weergave daarvan blijkt dat MVN aan [geïntimeerde] zou aantonen of en hoe het ‘effluent’ haar installatie beïnvloedt (actie b i) en dat MVN mest zal aanvoeren om aan te tonen dat haar installatie dan wel goed draait (actie d i en ii). Van verzuim aan de kant van [geïntimeerde] wegens het niet staken van het laten terugvloeien van procesvloeistof was naar het oordeel van het hof in het licht van deze afspraken op dat moment geen sprake. Dat en hoe aan de gemaakte afspraken opvolging is gegeven, heeft MVN niet voldoende toegelicht. Dat en wanneer MVN in afwijking van deze afspraken bij [geïntimeerde] het laten terugvloeien van procesvloeistof heeft gemeld als gebrek in de zin van artikel 7:206 BW dat in de weg staat aan het gebruik van de natte ruimte, heeft MVN evenmin voldoende toegelicht.
3.5.8.
MVN is de voor de natte ruimte gefactureerde huur verschuldigd. Aangezien MVN en [geïntimeerde] ondernemingen zijn, is de gevorderde handelsrente terecht toegewezen over de gefactureerde en niet betaalde huur voor de natte ruimte (HvJ-EU 9 juli 2020 ECLI:EU:C:2020:548).
Verplichting MVN tot huurbetaling droge ruimte
3.6.1.
Zoals hiervoor overwogen maakte het huren van een ruimte voor de droger van MVN in eerste instantie geen onderdeel uit van de gemaakte afspraken en zijn partijen over de huur van de droge ruimte pas later in overleg getreden.
In een e-mail van 27 maart 2019 (zie 3.2.17) heeft [geïntimeerde] aan MVN gemeld een voorstel te zullen doen voor de huurprijs van de locatie voor de drooginstallatie. Ook heeft [geïntimeerde] in deze e-mail toegezegd de tussenwand dicht te maken en haar eigen afzuigkanalen aan te brengen voordat de droogtunnel gereed is voor productie (5 tot 6 weken).
Op 29 maart 2019 (rov. 3.2.19) heeft MVN aan [geïntimeerde] bericht dat partijen een huurprijs hebben besproken, dat MVN die vrij hoog vindt en dat de faciliteiten in dat geval optimaal moeten zijn. In die e-mail staat onder het kopje “voorstel huur droge-ruimte tbv droger” dat is besproken welke ruimte, luchtafzuiging en aansluitingen nodig zijn voor het plaatsen van een droogunit en dat [geïntimeerde] de centrale afzuiging en luchtwasser voor haar rekening neemt.
Op 1 april 2019 (rov. 3.2.20) heeft MVN onder meer aan [geïntimeerde] bericht dat de centrale afzuiging en luchtzuiveringsinstallatie op het moment van afbouw van droger gereed moeten zijn omdat de droger anders elders wordt geplaatst en dat de huurprijs ingaat vanaf het moment dat de basisfaciliteiten gemaakt zijn. MVN heeft [geïntimeerde] gevraagd om akkoord te gaan met de voorwaarden, waarop [persoon C] namens [geïntimeerde] hierop mondeling akkoord heeft gegeven.
3.6.2.
Gelet op deze verklaringen van de zijde van [geïntimeerde] en MVN, moeten partijen hebben begrepen of behoren te begrijpen dat de huurbetalingsverplichting voor de droge ruimte pas zou ingaan op het moment dat de droge ruimte - ook volgens MVN, die zelf verantwoordelijk is voor de exploitatie van de droger - aan de vereisten voor luchtafzuiging zou voldoen.
Vervolgens is tussen partijen discussie ontstaan over deze vereisten. Partijen hebben over en weer voorstellen gedaan voor de wijze van uitvoering van de luchtbewassing, maar bleken daarbij een verschillend beeld en conflicterende belangen en wensen te hebben. Zo ging MVN op basis van de vergunde tekening er vanuit dat de afzuiging dichter bij haar installatie zou komen dan [geïntimeerde] op grond van gewijzigde regelgeving voor ogen had en uitvoerbaar achtte. Zij bereikten over de wijze van uitvoering geen overeenstemming.
Omdat de ruimte vanwege onvoldoende luchtzuivering volgens MVN niet voldeed, heeft MVN de droger niet in gebruik genomen (onderdeel 76 mvg).
Het hof is gegeven deze omstandigheid van oordeel dat de overeengekomen opschortende voorwaarde niet is vervuld, waarmee geen huurbetalingsverplichting voor de droge ruimte is ontstaan.
De grief van MVN dat geen huur is verschuldigd voor de droge ruimte slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis dan ook vernietigen voor zover daarin de vordering tot betaling van de facturen met betrekking tot de huur van de droge ruimte (met rente) zijn toegewezen en deze vordering alsnog afwijzen. Dit betekent dat [geïntimeerde] , die voor de huur van de droge ruimte per jaar € 18.150,- (15.000 plus 21% btw) heeft gefactureerd, in totaal een bedrag van € 31.762,50 (1,75 jaar) ten onrechte in rekening heeft gebracht.
Betaling van de overige facturen
3.7.1
[geïntimeerde] heeft betaling gevorderd van de facturen 1105 (€ 6.050,-) en 1013 (€ 4.199,83). Dit betreffen kosten voor het aansluiten van de houtkachel en de droogtunnel. MVN heeft onvoldoende betwist daartoe opdracht te hebben gegeven. Op 29 maart 2019 (rov. 3.2.19.) heeft MVN immers zelf over de droge ruimte aan [geïntimeerde] bericht dat de stroomaansluiting zal worden aangelegd in overleg met Strocon en MVN en zal worden betaald door MVN. Ook een eerdere factuur voor de aanleg van een stroomvoorziening voor de installatie van MVN heeft MVN voldaan (zie rov. 3.2.18).
Voor zover MVN de hoogte van de facturen betwist, heeft MVN dat onvoldoende onderbouwd. Desgevraagd heeft MVN op de zitting in hoger beroep bevestigd voor deze kosten een specificatie te hebben gevraagd en gekregen via installatiebedrijf Gemert. MVN is daarop niet nader ingegaan. Het enkele feit dat MVN de installatie naar eigen zeggen niet heeft kunnen meenemen (na het einde van de overeenkomst) maakt het voorgaande niet anders.
3.7.2.
Tot slot heeft [geïntimeerde] een fee van € 2.568,66 gefactureerd (factuur 1021).
MVN heeft de onderbouwing van deze fee betwist. [geïntimeerde] heeft op de zitting in hoger beroep desgevraagd toegelicht dat tien procent fee is gefactureerd over de kosten voor het aanleggen van de stroomaansluiting. Dat het aanleggen van de stroomaansluiting een dienst is van [geïntimeerde] als bedoeld in artikel 8 en de bijlage bij de (concept) overeenkomst, heeft [geïntimeerde] onvoldoende toegelicht. Het hof ziet een dergelijke dienst in elk geval niet staan in de bijlage en dat [geïntimeerde] deze dienst ook voor haar eigen mestverwerking ontwikkelt is niet (voldoende) gesteld. MVN heeft uit de (concept) overeenkomst daarom niet hoeven opmaken over dit soort kosten een fee verschuldigd te zijn. Dat mondeling andere afspraken zijn gemaakt is niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat deze factuur ten onrechte in rekening is gebracht en de grief van MVN voor dit onderdeel slaagt.
Overeenkomst niet beëindigd door stilleggen installatie MVN op 18 juni 2019
3.8.
Anders dan MVN betoogt, maakt het feit dat [geïntimeerde] de installatie van MVN op 18 juni 2019 heeft stilgelegd, niet dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft opgezegd of anderszins beëindigd. Het verwijderde koppelstuk is later die dag door [geïntimeerde] teruggeplaatst (rov. 3.2.31) en MVN heeft onvoldoende toegelicht dat en waarom zij de installatie in de natte ruimte vanwege het eerdere stilleggen door [geïntimeerde] niet meer heeft kunnen opstarten. MVN heeft de beschikking gehouden over deze ruimte en partijen hebben nadien ook weer het overleg over de wijze van samenwerking voortgezet.
Door MVN gevraagde verklaringen voor recht en vordering tot schadevergoeding
3.9.1.
Volgens MVN heeft [geïntimeerde] niet alleen ijzersulfaat laten terugvloeien, maar ook polymeer en zwavelzuur. Daarbij zijn de toegewezen vorderingen volgens MVN ten onrechte beperkt tot 11 februari 2020 omdat [geïntimeerde] de overeenkomst per 17 juni 2019 heeft beëindigd en ook de gebreken ten aanzien van het verschaffen van het huurgenot van MVN niet waren verholpen.
3.9.2.
Volgens [geïntimeerde] is de gevorderde verklaring voor recht ten onrechte toegewezen omdat MVN daaraan ten grondslag legde dat de huurovereenkomst niet is nagekomen en geen beroep deed op niet nakoming van de overeenkomst tot het leveren van diensten. [geïntimeerde] betwist te hebben erkend dat ijzersulfaat en polymeer is teruggevloeid in de voorraadbuffer. Het laten terugvloeien van procesvloeistof is volgens [geïntimeerde] niet in strijd met artikel 4 van de overeenkomst omdat dit geen wijziging aanbrengt in de mest en van een tekortkoming is geen sprake.
[geïntimeerde] wijst erop dat eventuele schade uit winstderving volgens MVN voortkomt uit het stilzetten en het niet meer kunnen opstarten van de installatie door toedoen van [geïntimeerde] . Die schade is in dat geval dus niet veroorzaakt doordat de filters mogelijk verstopt konden raken door de procesvloeistof met ijzersulfaat, polymeer en zwavelzuur zoals MVN eveneens heeft gesteld.
[geïntimeerde] betwist dat de installatie van MVN vanaf 17 juni 2019 stilstond omdat [geïntimeerde] haar installatie niet wilde stilleggen. MVN had dit toen nog nooit verzocht aan [geïntimeerde] en MVN was naar eigen zeggen (onderdeel 38 mvg) op dat moment er niet van op de hoogte dat er maar één installatie was vergund, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
3.9.3.
Het hof oordeelt als volgt. Ten aanzien van de natte ruimte was MVN zelf in verzuim met het betalen van de huur, behoudens voor zover het de periode van 17 juli 2019 tot 19 augustus 2019 betreft. [geïntimeerde] mocht gedurende het verzuim van MVN haar verplichtingen opschorten en is niet in verzuim geraakt, althans MVN heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake was van verzuim aan de zijde van [geïntimeerde] . Dat de door MVN gestelde gebreken in de periode van 17 juli 2019 tot 19 augustus 2019 in de weg hebben gestaan aan de exploitatie en tot schade hebben kunnen lijden, heeft MVN in het licht van het verweer van [geïntimeerde] bovendien onvoldoende toegelicht. Het hof verwijst naar hetgeen hierover in het kader van het beroep op huurprijsvermindering is overwogen onder rov. 3.5.7.
Ten aanzien van de droge ruimte hebben partijen nooit overeenstemming bereikt over de wijze waarop uitvoering kon worden gegeven aan de gemaakte afspraken rond luchtbehandeling (zie onder rov. 3.6.2.). MVN stelt als gevolg van onvoldoende luchtzuivering de droger niet in gebruik te hebben kunnen nemen. Dat daarbij sprake is van een tekortkoming door [geïntimeerde] is onvoldoende toegelicht en daarnaast heeft MVN onvoldoende onderbouwd dat andere gebreken in de weg hebben gestaan aan exploitatie van de droger en daarmee hebben geleid tot schade.
Dat betekent dat de incidentele grieven van [geïntimeerde] in zoverre slagen en de grieven 18 tot en met 20 van MVN in principaal hoger beroep falen. Het hof zal bestreden vonnis vernietigen voor zover voor recht is verklaard dat [geïntimeerde] ter zake het laten terugvloeien van procesvloeistof is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en is veroordeeld om de schade van MVN als gevolg daarvan te vergoeden en zal deze vordering alsnog afwijzen.
Slotsom
3.10.1.
De slotsom is dat het hof het bestreden vonnis in conventie zal vernietigen voor zover daarin betaling van alle nog openstaande facturen is toegewezen (een bedrag van € 89.955,99) vermeerderd met de handelsrente en opnieuw rechtdoende de vordering tot huurbetaling zal toewijzen voor een bedrag van (€ 89.955,99 minus € 31.762,50, de huur voor de huur droge ruimte, minus € 2.568,66, de fee, is) € 55.624,83, vermeerderd met de handelsrente zoals gevorderd.
Op grond van dit bedrag heeft [geïntimeerde] niet recht op € 1.674,56 ter zake van buitengerechtelijke kosten, maar op € 1.431,25. Grief 16 in principaal hoger beroep slaagt in zoverre.
De proceskostenveroordeling in conventie laat het hof in stand omdat MVN ook met de uitkomst in hoger beroep de overwegend in het ongelijk gestelde partij blijft. Voor de leesbaarheid zal het hof echter het hele dictum in conventie vernietigen en opnieuw weergeven.
Het dictum van het bestreden vonnis in reconventie zal het hof vernietigen en opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van MVN alsnog afwijzen met veroordeling van MVN in de proceskosten.
3.10.2
Het principaal hoger beroep slaagt deels (met betrekking tot de huur van de droge ruimte en de fee). Het hof ziet daarin aanleiding de proceskosten in principaal hoger beroep te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] slaagt. Het hof zal MVN als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep en begroot deze kosten op € 1.214 aan salaris advocaat (2 punten maal de helft van tarief II).

4.De uitspraak

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het besteden vonnis in conventie en in reconventie;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt MVN tot betaling aan [geïntimeerde] van € 55.624,83, vermeerderd met
de wettelijke handelsrente over de bedragen van de betreffende facturen vanaf de vervaldag
van iedere factuur tot de dag der voldoening:
veroordeelt MVN tot betaling aan [geïntimeerde] van € 1.431,25 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2020 tot de dag van voldoening;
veroordeelt MVN in de kosten van de procedure in conventie, aan de zijde van [geïntimeerde] tot
heden begroot op € 83,38 wegens explootkosten, € 1.013,- wegens griffierecht en € 1.496,-
aan salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), vermeerderd met de wettelijke rente
over deze bedragen vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening;
veroordeelt MVN in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.496,- aan salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening;
compenseert de proceskosten in principaal hoger beroep;
veroordeelt MNV in de proceskosten van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep, tot op heden begroot op € 1.214,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening;
veroordeelt MVN in de na deze procedure ontstane kosten van € 178,-, waarbij MVN
€ 92,- extra moet betalen vermeerderd met de kosten van betekening als MVN niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend;
en veroordeelt MVN in de wettelijke rente over deze kosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
verklaart bovenstaande veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.L. Bervoets, P.P.M. Rousseau en C.B.M. Scholten van Aschat en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 juni 2024.
griffier rolraadsheer