ECLI:NL:GHSHE:2024:2046

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
20-002525-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling en poging tot diefstal met valse sleutels

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor opzetheling en poging tot diefstal. De politierechter heeft de verdachte, geboren in 1983, een taakstraf van 180 uur opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar het subsidiair tenlastegelegde feit van opzetheling en de poging tot diefstal zijn bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met dezelfde bijzondere voorwaarden als eerder opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 63,64, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002525-23
Uitspraak : 19 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 augustus 2023, parketnummer 03-185608-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 03-183222-18, 03-142560-18, 03-702696-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
blijkens SKDB d.d. 8 april 2024 als huidig BRP-adres [adres 1]
en als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [adres 2]
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte, bij vonnis waarvan beroep, ter zake van ‘opzetheling’ (feit 1 subsidiair) en ‘poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels’ (feit 2 primair) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn als bijzondere voorwaarden opgenomen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan begeleiding van Zorggroep Tirade . Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 63,64, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde] is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de onder de parketnummers 03-142560-18 en 03-183222-18 eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraffen. De politierechter heeft de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03-702696-18 afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 63,64 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is door de politierechter toegewezen tot een bedrag van € 63,64. Voor het overige is de benadeelde partij door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Derhalve is de vordering tot schadevergoeding van rechtswege slechts aan het oordeel van het hof onderworpen, voor zover deze door de politierechter is toegewezen, te weten tot een bedrag van € 63,64.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden te stellen als de politierechter in eerste aanleg. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 63,64 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het hof de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummers 03-142560-18 en 03-183222-18 zal toewijzen en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03-702696-18 zal afwijzen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 24 juli 2022 in de gemeente Heerlen een (huis)sleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 24 juli 2022 in de gemeente Heerlen, een (huis)sleutel, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
zij op of omstreeks 24 juli 2022 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de woning gelegen aan [adres 3] , alwaar zij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond enig goed en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met voornoemd opzet met behulp van een (huis-)sleutel, tot welk gebruik zij, verdachte, niet gerechtigd was, zich de toegang tot de woning gelegen aan [adres 3] heeft verschaft en/of (vervolgens) die woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 24 juli 2022 in de gemeente Heerlen in de woning, gelegen aan [adres 3] bij een ander, te weten bij [benadeelde] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat het hof haar daarvan zal vrijspreken. Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier noch het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 24 juli 2022 de huissleutel heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij in de periode van 1 juli 2022 tot en met 24 juli 2022 in de gemeente Heerlen, een huissleutel voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
zij op 24 juli 2022 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de woning gelegen aan [adres 3] , alwaar zij, verdachte, zich tegen de wil van de rechthebbende bevond enig goed en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van een valse sleutel, met voornoemd opzet met behulp van een huissleutel, tot welk gebruik zij, verdachte, niet gerechtigd was, zich de toegang tot de woning gelegen aan [adres 3] heeft verschaft en (vervolgens) die woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Daartoe is het volgende aangevoerd. Uit het dossier kan slechts worden afgeleid dat de aangever zijn sleutel enige tijd kwijt is geweest en de verdachte deze sleutel op 24 juli 2022 heeft gebruikt om de deur van de woning te openen. Wat er in de tussenliggende periode met de sleutel is gebeurd, kan niet worden vastgesteld. Op welke wijze de sleutel is verdwenen, is dus niet duidelijk. Niet kan worden vastgesteld dat de sleutel überhaupt wederrechtelijk is weggenomen. Er is geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de sleutel van een misdrijf afkomstig is.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof het volgende vast. Uit de aangifte van [benadeelde] d.d. 24 juli 2022 volgt dat toen hij omstreeks 05:10 uur in zijn woning zat, hij de voordeur hoorde opengaan. Hij is vervolgens naar de voordeur gelopen en zag de verdachte in de gang van de woning staan. De verdachte schrok, draaide zich om en rende vervolgens weg. Tijdens de vlucht sprong ze over een hek en viel zij op de grond. De aangever greep haar bij de capuchon, maar de verdachte wist zich los te trekken. Even later wist [benadeelde] de verdachte tegen te houden. Hij heeft verklaard dat zij hem de sleutel van de woning aanreikte en tegen hem zei ‘laat mij gaan en ik zeg je wie mij de sleutel heeft gegeven’.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte, een oude bekende van [getuige] , heeft verteld dat zij de sleutel van iemand anders had gekregen. De verdachte zou volgens de getuige meermaals hebben gezegd: ‘bel alsjeblieft geen politie, dan zeg ik van wie!’.
Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen zoals aangeefster en getuige [getuige] kort na de gebeurtenis hebben afgelegd, zodat het hof deze verklaringen tot het bewijs zal bezigen. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de verdachte de sleutel niet heeft gevonden, zoals zij zelf heeft verklaard maar heeft gekregen van een onbekend gebleven derde die de verdachte moet hebben verteld dat deze huissleutel, die blijkens de verklaring van de aangever uit zijn voordeur is gestolen, toegang gaf tot de woning van de aangever. Derhalve is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de huissleutel van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte – mede gelet op haar uitlatingen – dat ook wist.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk had om zich iets wederrechtelijk toe te eigenen. Toen zij de huissleutel van de aangever op de stoep zag liggen, heeft zij in een vlaag van verstandverbijstering de gevonden sleutel op de voordeur van de woning gepast. Zij was helemaal niet voorbereid op een eventuele diefstal. Zo had ze geen handschoenen, tas, vervoersmiddel of donkere kleding bij zich. Ze droeg zelfs lichte kleding. Dit levert een contra-indicatie op voor de stelling dat zij van plan was in te breken en goederen wederrechtelijk weg te nemen. Zelfs indien de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig bestempeld zou worden, is er onvoldoende bewijs voorhanden om tot de conclusie te komen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
Ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde stelt het hof vast dat de verdachte de woning van de aangever met behulp van een huissleutel is binnengekomen en door de aangever is aangetroffen in de gang van de woning, terwijl het midden in de nacht was. Toen de verdachte de aangever zag, besloot zij te vluchten. Het aantreffen van de verdachte is onder deze omstandigheden aan te merken als een poging diefstal door middel van valse sleutels. Met het openen van de voordeur van de woning en het betreden hiervan, is een begin van uitvoering gemaakt van de voorgenomen woninginbraak. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvormen immers gericht op voltooiing van dit delict. De verklaring van de verdachte dat zij de woning nooit heeft betreden wordt weerlegd door de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan het dan ook niet anders dan dat verdachtes opzet gericht was op het wederrechtelijk wegnemen van enig goed en/of een hoeveelheid geld, waarbij de verdachte vluchtte toen zij door de aangever werd betrapt. Om die reden is het bij een poging gebleven.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde poging tot diefstal door middel van valse sleutels heeft begaan en verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:

opzetheling.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen nu dit de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte teniet zou doen. De verdachte heeft werk, draagt de zorg voor haar zoontje, werkt goed mee met de reclassering en gebruikt geen middelen. Tevens is zij de afgelopen tijd niet met politie en justitie in aanraking gekomen. De raadsman heeft verzocht te volstaan met een taakstraf, maar daarbij wel de door de politierechter opgelegde taakstraf te matigen. Mocht het hof van oordeel zijn dat hiermee niet kan worden volstaan, is verzocht tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar ook deze vergeleken met de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf te matigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Opzetheling is een vervelend feit. Het bevordert diefstal en zorgt voor het verplaatsen van gestolen goederen in een illegaal circuit en levert veel schade op. Bovendien blijkt uit verdachtes handelen een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging diefstal met een van misdrijf afkomstige huissleutel. De verdachte is midden in de nacht de woning van de heer [benadeelde] binnengedrongen. Het bewezenverklaarde feit zorgt niet alleen voor materiële schade, maar ook voor overlast en een gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer, die zich immers geconfronteerd ziet met een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. De eigen woning is immers bij uitstek een omgeving waarin iemand zich veilig moet kunnen voelen. Desondanks heeft de verdachte, uit eigen financieel gewin en zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van haar handelen voor de gedupeerde, zich aan het bewezenverklaarde strafbare feit schuldig gemaakt. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit volgt dat de verdachte eerder meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan de bewezenverklaarde feiten. Tevens blijkt uit voormeld uittreksel de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies van 15 augustus 2023. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan begeleiding van Zorggroep Triade .
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte al bijna een jaar een vaste baan als polijster heeft waar zij 3 dagen in de week werkzaam is. Tevens draagt de verdachte inmiddels de volledige zorg voor haar zoontje. Ze heeft verklaard zich altijd te hebben gehouden aan de afspraken met de reclassering en de begeleiding vanuit Triade .
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het hof zal aan het voorwaardelijk strafdeel de in het dictum te noemen bijzondere voorwaarden verbinden, zoals ook eerder door de politierechter opgelegd en zoals door de reclassering in het reclasseringsadvies van 15 augustus 2023 geadviseerd.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 863,64, bestaande uit € 63,64 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 63,64.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering is in hoger beroep dan ook uitsluitend aan de orde ten aanzien van de materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 63,64. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, veroordelen in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 63,64. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03-183222-18
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Limburg van 14 december 2018 onder parketnummer 03-183222-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03-142560-18
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Limburg van 3 oktober 2019 onder parketnummer 03-142560-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03-702696-18
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Limburg van 29 september 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Conform de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de verdediging zal deze vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen door Radix CFPZ of een soortgelijke instelling. De behandeling is al gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG reclassering Mondriaan, telefonisch bereikbaar op nummer [telefoonnummer] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de gemaakte afspraken.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan begeleiding van Zorggroep Triade . Verdachte houdt zich aan de gemaakte afspraken en stelt zich begeleidbaar op.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 63,64 (drieënzestig euro en vierenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 63,64 (drieënzestig euro en vierenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 juli 2022.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 14 december 2018, gewezen onder parketnummer 03-183222-18, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 3 oktober 2019, gewezen onder parketnummer 03-142560-18, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Limburg van 19 juni 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de rechtbank Limburg van 29 september 2020, gewezen onder parketnummer 03-702696-18, voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Beskers, griffier,
en op 19 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.