ECLI:NL:GHSHE:2024:2045

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
20-002859-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1968 en thans verblijvende in P.I. Vught, was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, voor het bedreigen van twee personen in Maastricht op respectievelijk 26 juni en 12 augustus 2022. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 2 maanden en een contactverbod met de slachtoffers voor 3 jaar. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak of een voorwaardelijke taakstraf. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de bedreigingen. Het hof legde een taakstraf op van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een vrijheidsbeperkende maatregel op, waarbij de verdachte voor 3 jaar geen contact mag hebben met de slachtoffers. De maatregel is dadelijk uitvoerbaar, met vervangende hechtenis voor het geval de verdachte zich niet aan de maatregel houdt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002859-22
Uitspraak : 19 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-243764-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1968,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Vught, PPC te Vught.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte, bij vonnis waarvan beroep, ter zake van tweemaal ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 1 en 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 3 jaren, met het bevel dat 1 week vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2022 te Maastricht [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal met zijn hand een horizontale en/of snijdende beweging langs zijn nek en/of keel te maken;
2.
hij op of omstreeks 12 augustus 2022 te Maastricht [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik laat je een kogel door de kop schieten door de familie [naam] ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 26 juni 2022 te Maastricht [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meermalen met zijn hand een horizontale en/of snijdende beweging langs zijn nek en/of keel te maken;
2.
hij op 12 augustus 2022 te Maastricht [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik laat je een kogel door de kop schieten door de familie [naam] ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Limburg, district Zuid-west-Limburg, basisteam Maastricht, registratienummer PL2411-2022149766, gesloten d.d. 26 september 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie Eenheid Limburg (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 43). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2022 (p. 4-5), voor inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging jegens de mij bekende [verdachte] , woonachtig op
[adres 1] .
(…)
Vandaag 26 juni 2022, omstreeks 16.30 uur, kwamen mijn partner en ik aan bij mijn
ouders op [adres 2] . Ik stapte uit en ik keek richting de woning van meneer [verdachte] . Ik zag dat hij achter de ruit van zijn woonkamer, op [adres 1] , stond. Ik zag dat meneer [verdachte] een vuist maakte van zijn hand en deze in de lucht hield. Ik zag dat hij zijn vuist op en neer ging alsof hij een slaande beweging richting mij maakte. Vervolgens zag ik dat hij zijn middelvinger meermaals uitstak naar mij. Daarna zag ik dat meneer [verdachte] twee keer met zijn rechterhand een horizontale beweging maakte langs zijn nek. Ik schrok hiervan, omdat ik weet dat dit het gebaar is voor je keel doorsnijden of iemand dood willen maken.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juni 2022 (p. 6-7), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de getuige [getuige 1] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
(…)
V: Wat kun je vertellen over het incident wat vanmiddag (
het hof begrijpt: op 26 juni 2022) plaats heeft gevonden?
A: Ik ging samen met mijn vriendin, [benadeelde 1] , bij haar ouders eten. Haar ouders
wonen op [adres 2] .
(…)
Ik zag dat [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) voor het raam in zijn woning stond. Ik zag dat hij meerdere slaande bewegingen maakte met een gebalde vuist. Ik zag dat hij vervolgens een middelvinger opstak. Ik zag dat hij erna meerdere snijdende bewegingen met zijn hand langs zijn keel maakte. Tijdens deze handelingen bleef hij mij en [benadeelde 1] aankijken. Ik zag aan [benadeelde 1] dat ze hiervan schrok en erg onder de indruk was. (…) Ik hoorde dat [benadeelde 1] zei dat ze bang was voor [verdachte] en ook bang was dat hij haar echt
iets zou aandoen. Ze zei dat ze zich bedreigd voelde.
Ten aanzien van feit 2:
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 augustus 2022 (p. 8-11), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging. (…) Op 12 augustus 2022 was ik in mijn woning (
het hof begrijpt: aan [adres 3]).
(…)
Ik zag [verdachte] mijn erf op komen lopen via het erf van mijn buren.
(...)
Ik zag dat [verdachte] via het pad van mijn erf af liep. Ik hoorde dat hij tegen mij zei:
"Ik laat je een kogel door de kop schieten door de familie [naam] !”. Ik zag dat [verdachte] mijn erf verliet en langs het erf van mijn buren van [adres 4] wegliep.
(…)
Mijn echtgenote is getuige van de doodsbedreiging die [verdachte] tegen mij heeft
geuit.
(…)
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 augustus 2022 (p. 12-13), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de getuige [getuige 2] :
Op 12 augustus 2022, omstreeks 2.30 uur, lag ik in bed in mijn woning aan [adres 3]
.
(…)
Een half uur / drie kwartier daarna hoorde ik geklop op het raam. Ik hoorde dat hij (
het hof begrijpt: de verdachte) riep: "Ik maak je kapot! Ik laat je een kogel door de kop schieten!" of woorden van gelijke strekking. Ook hoorde ik hem zeggen dat een of andere familie deze kogel door [benadeelde 2] 's hoofd zou schieten.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een deels voorwaardelijke taakstraf. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat een taakstraf in deze zaak bij uitstek van toegevoegde waarde kan zijn. Enerzijds kunnen er verplichtingen aan de verdachte worden opgelegd, terwijl er anderzijds ook aan de problemen van de verdachte zal kunnen worden gewerkt. Zowel de verdachte als de maatschappij hebben er geen baat bij wanneer de verdachte een kortdurende gevangenisstraf zou moeten ondergaan. Het contactverbod met de slachtoffers dient als bijzondere voorwaarde bij de deels voorwaardelijke taakstraf opgenomen te worden. De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis en heeft in de afgelopen tijd geen contact gezocht met de slachtoffers. Het opnemen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde kan gelden als stok achter de deur voor de verdachte, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Dergelijk handelen heeft een gewelddadig karakter en kan in het algemeen tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers leiden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Tevens blijkt uit voormeld uittreksel de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat het niet goed gaat met de verdachte. Hij bevindt zich in een moeilijke en vervelende tijd nu zijn moeder recent is overleden. Tevens heeft de verdachte in detentie al een aantal keer van locatie moeten veranderen. Momenteel is hij bezig met een verzoek tot overplaatsing vanuit Vught naar Sittard.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof acht het voorts passend en geboden aan de verdachte ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v, eerste lid, Sr op te leggen. Het hof heeft daarbij de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in acht genomen.
Het hof zal als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een verbod opleggen om voor de duur van 3 jaren op eigen initiatief (in)direct contact te hebben met de in het dictum nader te noemen personen. Het hof zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich wederom belastend zal gedragen jegens een of meer van de in het dictum nader te noemen personen, zal het hof overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat het een langlopend conflict betreft tussen de verdachte en de families [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Niet is gebleken dat de aan de bewezenverklaarde ten grondslag liggende conflicten daadwerkelijk beëindigd zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 1995 te [geboorteplaats 2] )
  • [getuige 1] (geboren op [geboortedag 3] 1993)
  • [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 4] 1980 te [geboorteplaats 3] )
  • [getuige 2] (geboren op [geboortedag 5] 1985 te [geboorteplaats 4] )
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr.dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Beskers, griffier,
en op 19 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.