ECLI:NL:GHSHE:2024:2043

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
20-001608-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak in Tilburg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het heeft gekeken naar de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een kassalade met een geldbedrag van ongeveer 30-40 euro, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien is en dat er voldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die momenteel in een verslavingskliniek verblijft. Het hof heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 115,00 gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001608-23
Uitspraak : 19 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 31 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-269018-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft bepleit dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen en de verdachte van het tenlastegelegde zal vrijspreken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2022 tot en met 19 oktober 2022 te Tilburg een kassalade met een geldbedrag (ongeveer 30-40 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen kassalade onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2022 te Tilburg een kassalade met een geldbedrag (ongeveer 30-40 euro), die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die de kassalade van [benadeelde] heeft weggenomen. De camerabeelden in het winkelcentrum laten zien dat de dader zwarte schoenen droeg, terwijl de verdachte bij zijn aanhouding op de galerij lichte schoenen aan had. Als de kleuren op de camerabeelden zouden zijn omgedraaid waardoor de lichte schoenen op camerabeelden donker lijken, zou de kleur van de overige kleding ook moeten zijn omgedraaid. Dat is niet het geval. De verdachte heeft het feit niet gepleegd, aldus de raadsman. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat het niet vaststaat dat de fiets die is aangetroffen in de buurt van de verdachte ook daadwerkelijk van de verdachte is. Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat de omstandigheden in dit geval niet zodanig zijn dat zij schreeuwen om een verklaring van de verdachte.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 19 oktober 2022 bevond verbalisant [verbalisant 1] zich in de omgeving [winkelcentrum] in Tilburg toen hij iemand ‘kut’ hoorde roepen, waarna hij zag dat een man achter een muurtje op de galerij verdween. Het staat niet ter discussie dat de man die vervolgens achter het muurtje op de galerij is aangetroffen en aangehouden, de verdachte is. De gestolen kassalade van [benadeelde] is door de politie op dezelfde galerij op een elektriciteitskastje verderop aangetroffen.
Op de galerij zijn door de Ring deurbel op het adres [adres 2] camerabeelden gemaakt van de betreffende nacht. Hierop is een man te zien en de verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat deze man de verdachte is. Het hof heeft waargenomen dat de verdachte op deze beelden een capuchon op had met daaronder een petje en dat hij een spijkerbroek droeg met wijdere pijpen.
[benadeelde] bevindt zich in het winkelcentrum [winkelcentrum] in Tilburg. Ook in het winkelcentrum zijn camerabeelden vastgelegd van 19 oktober 2022. Hierop is te zien dat een man naar het winkelpand loopt, een slaande beweging maakt tegen het pand, naar binnen loopt en later weer naar buiten komt. Het hof heeft op de beelden waargenomen dat deze man eveneens een pet onder een capuchon droeg en een spijkerbroek aan had met wijdere pijpen. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte de dader niet kan zijn omdat de verdachte lichte schoenen aan had terwijl de dader op de camerabeelden zwarte schoenen leek te dragen. Het hof hecht echter geen doorslaggevende waarde aan de kleuren op de camerabeelden, omdat camerabeelden, zeker als ze in het donker zijn gemaakt, kleuren kunnen omdraaien. Verder spelen de kwaliteit van de camera’s, de lichtinval en het soort stof waar de kleding van is gemaakt een rol in hoe kleuren op camerabeelden zichtbaar zijn. Het hof ziet genoeg overeenkomsten tussen de verdachte en de dader die op de beelden te zien is. Daar komt bij dat verbalisant [verbalisant 2] de verdachte op de camerabeelden van het winkelcentrum heeft herkend aan onder andere zijn loopje en zijn O-benen. [verbalisant 2] heeft de verdachte overgebracht naar het cellencomplex in Tilburg en dus recentelijk, voor het opmaken van het proces-verbaal, contact met hem gehad, waardoor het hof mede uitgaat van deze herkenning. Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de persoon betreft die op de camerabeelden is te zien die in het winkelcentrum zijn gemaakt.
Daar komt bij dat in het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , is opgenomen dat de dader op een damesfiets met dubbele voorstang met de kassalade is gevlucht. Ook is een grijze damesfiets met dubbele voorstang van het merk Locomotief aangetroffen, onder aan de trap van de galerij waar de verdachte werd aangetroffen. In het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , vraagt de verdachte of hij zijn fiets helemaal in de Reeshof op moet halen. Hij refereert naar de fiets als zijn fiets (“Moet ik mijn fiets helemaal ophalen in de Reeshof. Kun je hem niet gewoon hier laten staan.”), waardoor het hof aanneemt dat de ter plaatse aangetroffen grijze damesfiets met dubbele voorstang van de verdachte is. De fiets van de verdachte die onderaan de trap van de galerij is aangetroffen, betreft een damesfiets met dubbele voorstang.
De verdachte heeft zich tijdens zijn verhoor bij de politie en tijdens de terechtzitting bij het hof op zijn zwijgrecht beroepen omtrent de feiten en omstandigheden zoals hiervoor geschetst. De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken. (vgl. o.a. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323 en HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022).
De verdachte is midden in de nacht aangetroffen op een galerij, achter een muurtje, vlakbij de gestolen kassalade, in de buurt van zijn fiets die qua signalement voldoet aan de fiets waarop de dader met de kassalade is gevlucht en het uiterlijke signalement van de verdachte komt overeen met dat van de dader zoals te zien op de camerabeelden. De hiervoor genoemde belastende feiten en omstandigheden kunnen, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend worden geacht voor het bewijs van het plegen van een diefstal met braak. De verdachte heeft voor die feiten en omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven, waar dat naar het oordeel van het hof wel van hem mocht worden verwacht. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte door middel van braak bij [benadeelde] binnen is getreden en daar de kassalade met een geldbedrag van ongeveer 30-40 euro heeft gestolen.
Het hof verwerpt derhalve het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft het hof verzocht om, in het geval van een bewezenverklaring, aan te sluiten bij het reclasseringsadvies en een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, waarbij hij zich de toegang tot het winkelpand heeft verschaft door middel van braak. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander en heeft hij schade veroorzaakt voor en hinder bij de eigenaar. Bovendien draagt een feit als het onderhavige bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de straftoemeting gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2024, reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan het tenlastegelegde feit.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. In dat kader heeft de verdachte naar voren gebracht dat het goed met hem gaat, hij verblijft in verslavingskliniek De Wending in Ugchelen, hij daar therapie volgt en gemotiveerd is om de behandelingen te volgen.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij een inbraak in een bedrijfspand, waarbij tevens sprake is van recidive, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet het hof aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken. De verdachte is gemotiveerd om zijn behandelingen in de verslavingskliniek te volgen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze behandelingen kunnen doorkruizen. Het hof zal daarom een taakstraf opleggen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden als stok achter de deur. Dit is hoger dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag (groot € 115,00), zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 115,00.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.M.H. Hermans, griffier,
en op 19 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.