7.4Strafrechtelijke (juridische) kader(s)
Een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt geadviseerd vanwege de hierboven beschreven ernstige psychopathologie, het als hoog ingeschatte recidiverisico op het voortduren van de belaging van aangever en de afwijzende houding van betrokkene ten aanzien van behandeling. Geadviseerd wordt om tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen vanwege de vermoedelijke lange behandelduur door de complexheid van de problematiek. De belaging leidt tot psychische klachten bij aangever, en geeft overlast bij meerdere van zijn dierbaren. Het risico op fysiek geweld naar aangever en naar zijn dierbaren wordt als laag tot matig ingeschat. Een tbs-maatregel met voorwaarden is niet haalbaar omdat betrokkene (mede) vanuit een gebrek aan ziektebesef behandeling afwijst, en zij zich eerder niet aan voorwaarden hield waardoor in oktober 2023 het reclasseringstoezicht voortijdig negatief is beëindigd.”
Het hof volgt de conclusies en het advies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing zoals hierna vermeld.
Het recidiverisico
Zowel de psychiater als de psycholoog schatten het risico op recidive in als hoog omdat de verdachte vanuit haar waanstoornis ervan overtuigd is dat zij een goede relatie had met aangever die verstoord is geraakt doordat anderen haar hebben benadeeld en dat zij het (slechts) met hem wilde uitpraten om mogelijk de relatie te herstellen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het risico op recidive bepleit dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 11 juni 2024 heeft verklaard dat zij weet dat de relatie met aangever is beëindigd. Het hof is echter door deze uitspraak van de verdachte ter terechtzitting, mede in het licht van de bevindingen en conclusies in het multidisciplinair onderzoek Pro Justitia d.d. 31 mei 2024 en de overige bevindingen van het hof tijdens het onderzoek ter terechtzitting gedaan, er niet van overtuigd dat enkel op basis van die uitspraak kan worden geconcludeerd dat het recidiverisico zoals dat door de deskundigen is vastgesteld niet meer aanwezig is.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de onherroepelijke veroordeling op het strafblad van de verdachte voor poging doodslag in 2008. In die zaak heeft de verdachte haar ex-vriend met een mes in de rug gestoken toen hij de relatie wilde verbreken. De deskundigen zien een verband met het huidige feitencomplex, omdat de verdachte toen ook niet kon geloven/accepteren dat de relatie met haar ex-vriend beëindigd was. De psychiater schrijft hierover:
(pag. 40): “In het milieurapport staat te lezen dat betrokkene volgens ouders met vier mannen een relatie had, voordat zij aangever ontmoette. (…)
De eerste twee relaties werden door de desbetreffende man verbroken dat zij volgens vader moeilijk kon accepteren, maar wat door betrokkene bij de milieurapporteur wordt ontkend. Na de relatiebreuk met haar tweede vriend werd zij in 2008 veroordeeld voor poging doodslag. Volgens ouders kon betrokkene hem nadien niet loslaten en bleef zij contact zoeken. In het milieurapport staat dat deze ex-vriend in maart 2008 aan Slachtofferhulp vertelde dat betrokkene contact met hem en met zijn ouders bleef zoeken, dat hij beangstigend vond.”
(pag. 49): “De aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis kan niet worden vastgesteld maar ook niet worden uitgesloten, voornamelijk doordat haar gedrag voortkomend uit de waanstoornis zo bepalend is en de beschikbare informatie over haar levensloop beperkt is. Opmerkelijk is wel betrokkenes sterk vermijdende copingstijl, met loochening en narcistische afweer, welke de rapporterend psycholoog in 2008 reeds vermeldt.”
Ook de psycholoog rapporteert hierover (pag. 32): “Daarnaast is betrokkene ervan overtuigd dat aangever nog steeds verder met har (Hof begrijpt: ‘haar’) zou willen in een relatie. Deze opvattingen zijn rigide en vinden geen bevestiging, hebben geen grondslag in de realiteit. Opvallend is dat betrokkene blijkens de verkregen stukken over de strafzaak uit 2008, toen ook dergelijke opvattingen had, namelijk dat het slachtoffer destijds ook nog steeds met haar verder wilde in de relatie die ze hadden; de relatie die hij had beëindigd waarna betrokkene hem met een mes heeft gestoken.”
Dat de verdachte reeds in 2008 vergelijkbaar gedrag liet zien tegenover haar ex-vriend na het beëindigen van de relatie door hem (waarbij zij hem met een mes heeft gestoken) en nu weer ten aanzien van een ander slachtoffer, wijst naar het oordeel van het hof op herhaling van de problematiek van de verdachte. Dit verhoogt naar het oordeel van het hof het recidiverisico en de noodzaak van behandeling.
Gedragsdeskundigen over behandelkader
Zowel de psychiater als de psycholoog concluderen dat een langdurige klinische behandeling nodig is voor de behandeling van de waanstoornis van de verdachte. Toegelicht is in het Pro Justitia onderzoek dat het bij de behandeling van ernstige waanstoornissen om zeer langdurige, meerjarige behandeltrajecten gaat. Complicerend is dat bij een waanstoornis het effect van antipsychotica veelal beperkt is en dat het effect van psychotherapeutische behandeling wellicht ook beperkt zal zijn door het afwezige probleembesef bij verdachte. Om de kans op succes bij een behandeling en daarmee het recidiverisico te optimaliseren is het noodzakelijk dat een dergelijke behandeling klinisch op een gesloten afdeling zal starten.
Een tbs-maatregel met voorwaarden is niet haalbaar, omdat de verdachte (mede) vanuit een gebrek aan ziektebesef behandeling afwijst, en zij zich eerder niet aan voorwaarden heeft gehouden waardoor het reclasseringstoezicht in 2023 voortijdig negatief is beëindigd, aldus de deskundigen.
Tbs-maatregel
Het hof is op basis van de beschouwingen en conclusies van de deskundigen, zoals hierboven weergegeven, van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor – indien onbehandeld – een hoog recidiverisico blijft bestaan op volharding van de belaging. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een tbs-maatregel eist.
Daarbij weegt het hof ook de intensiteit en het effect mee dat de bewezenverklaarde belaging heeft gehad. Het slachtoffer raakte compleet geïsoleerd, terwijl de verdachte niet in zag wat haar gedrag teweeg bracht. De belaging ging verder dan het veelvuldig contact zoeken en het sturen van cadeaus en kaartjes. De verdachte heeft het slachtoffer ook fysiek belaagd. Zo is zij de woning van aangever binnen gerend en heeft zij zich naar binnen geduwd toen aangever zijn woning in wilde gaan. Aangever heeft haar toen weer naar buiten getrokken (politiedossier pagina 16). Voorts heeft zij aan de auto van het slachtoffer getrokken en op de spiegel aan de bestuurderskant geslagen. Vervolgens is zij aangever helemaal vanuit Tilburg naar Eindhoven gevolgd toen aangever naar het politiebureau vluchtte, tijdens welke rit verdachte aangever meerdere keren heeft klemgereden. Vervolgens heeft aangever zijn auto een stuk verder bij de kiss and ride geparkeerd en is hij het politiebureau binnengevlucht voor de verdachte, terwijl de verdachte achter hem aan gerend kwam. Aangever gaf aan dat hij toen erg bang was, ontzettend begon te trillen en ontzettend emotioneel werd (politiedossier pagina 17). De belaging zoals bewezenverklaard is aldus erg bedreigend voor het slachtoffer.
De bewezenverklaarde belaging is een misdrijf dat is genoemd in artikel 37a, lid 1, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Tevens beschikt het hof zoals hiervoor weergeven over de adviezen van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte recent hebben onderzocht.
Het hof ziet geen mogelijkheid om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Het hof wijst daarbij op de conclusies van de deskundigen dat de verdachte vanwege het afwezige ziektebesef en ziekte-inzicht vanuit de waanstoornis, behandeling afwijst en dat het noodzakelijk is dat een behandeling klinisch op een gesloten afdeling zal starten, waardoor zij ook fysiek beperkt zal worden om contact met aangever te zoeken. Het hof acht deze conclusies genoegzaam onderbouwd en neemt deze over.
Het hof zal de verdachte daarom ter beschikking stellen en bevelen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Duur van de tbs-maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht gaat de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaren niet te boven, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (een zogenoemd
geweldsmisdrijf). Daarvan is hier geen sprake. Hieruit volgt dat er in deze zaak sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Naast het opleggen van de tbs-maatregel met verpleging hebben de gedragsdeskundigen geadviseerd om aan de verdachte tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen vanwege de vermoedelijke lange behandelduur door de complexheid van de problematiek. De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in combinatie met een tbs-maatregel is bedoeld om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen in aansluiting op een in duur gemaximeerde tbs-maatregel.
Het hof ziet, gezien de adviezen van de deskundigen, in dat de behandeling en resocialisatie van de verdachte lang zal duren en een periode van maximaal vier jaren daarvoor mogelijk te kort is. Over de behandelperspectieven hebben de gedragsdeskundigen gerapporteerd dat het effect van antipsychotica bij een waanstoornis beperkt is en dat het effect van psychotherapeutische behandeling wellicht ook beperkt zal zijn door verdachtes afwezige probleembesef.
Gelet op de maximering van de op te leggen terbeschikkingstelling, afgezet tegen het grote recidivegevaar en de overweging van de deskundigen dat het bij de behandeling van ernstige waanstoornissen om zeer langdurige, meerjarige behandeltrajecten gaat, acht het hof het noodzakelijk om, zoals de gedragsdeskundigen ook adviseren en door de advocaat-generaal is gevorderd, naast de tbs met dwangverpleging ook de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan, nu de verdachte ter beschikking gesteld wordt én de veiligheid van anderen de oplegging van een dergelijke maatregel eist. Het hof zal daarom tot de oplegging van deze maatregel overgaan.
Maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht
Het hof zal aan de verdachte ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten voor de duur van vijf jaren een contactverbod met het [slachtoffer] , en zijn ouders opleggen en een gebiedsverbod voor het [gebied 1] en het [gebied 2] , althans het dan actuele adres van [slachtoffer] en/of zijn ouders, als vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Iedere keer dat de verdachte niet aan deze maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Daarbij zal het hof bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is nu er, gelet op de recidive en de psychische problematiek van de verdachte, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens voornoemd slachtoffer en/of zijn ouders.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38e, 38v, 38w, 38z, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.