Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/323465 / KG ZA 23-392)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven, tevens houdende een incident tot schorsing ex artikel 351 Rv;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep en memorie van antwoord in het incident, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties;
- de mondelinge behandeling op 27 mei 2024;
- de bij brief van 17 mei 2024 door de advocaat van de oudtante toegezonden producties (6 tot en met 9c), die de advocaat van de oudtante bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht en waarvan akte is verleend.
- het bericht met bijlagen van de advocaat van de vader van 27 mei 2024, zoals tijdens de mondelinge behandeling was afgesproken, waarvan akte is genomen op de rol van 4 juni 2024;
- de ambtshalve door het hof bij de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, opgevraagde beschikking ondertoezichtstelling van 22 mei 2024, ontvangen op 6 juni 2024.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de oudtante, bijgestaan door haar advocaat;
- [persoon A] , namens de raad.
3.De beoordeling
Sinds september 2023 is iedere vorm van contact tussen de kinderen en oudtante gestopt.
De oudtante heeft in incidenteel hoger beroep twee grieven aangevoerd. De oudtante heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van de grieven van de oudtante en tot:
- primair: het alsnog veroordelen van de vader om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest in kort geding, zijn medewerking te verlenen aan de omgangsregeling, waarbij de oudtante de kinderen elke schooldag (behalve op woensdag) uit school haalt en de kinderen bij de oudtante verblijven tot 17.45 uur, waarbij [minderjarige 2] op maandag en vrijdag de dansles bij de oudtante inclusief optredens en toernooien kan doen;
- subsidiair: het alsnog veroordelen van de vader om, binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest in kort geding, zijn medewerking te verlenen aan een door het hof in goede justitie te bepalen ruimere omgangsregeling dan een middag per veertien dagen van 12.00 uur tot 16.00 uur afwisselend op de zaterdag en de zondag;
- het alsnog te veroordelen van de vader tot nakoming van de door de oudtante gevorderde omgangsregeling op straffe van een dwangsom van € 250,- per omgangsmoment, voor iedere dag dat vader, na betekening van het in deze te wijzen arrest in kort geding, geen uitvoering hieraan geeft, althans een bedrag door het hof in goede justitie te bepalen.
- weigert zijn medewerking te verlenen aan het gesprek van de kinderen met de nog aan te wijzen professional zoals hiervoor bedoeld onder rov. 3.14.10;
- weigert zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het eerste contactmoment tussen de kinderen en de oudtante binnen twee weken na voornoemd gesprek;
- dan wel weigert zijn medewerking te verlenen aan ieder omgangsmoment dat daarop volgt,
4.De uitspraak
- zijn medewerking te verlenen aan het gesprek van de kinderen met de nog aan te wijzen professional zoals hiervoor bedoeld onder rov. 3.14.10;
- zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het eerste contactmoment tussen de kinderen en de oudtante binnen twee weken na voornoemd gesprek;
- zijn medewerking te verlenen aan ieder omgangsmoment dat daarop volgt;